publicatie

Spanning, januari 2009 :: Het rijke rode leven

Spanning, januari 2009

Het Rijke Rooie Leven

Deel 41: Sjaak van der Velden over Ferdinand Domela Nieuwenhuis en Peter Kropotkin

Domela Nieuwenhuis en Kropotkin

In 1912 schreef Ferdinand Domela Nieuwenhuis het boek Darwin-Kropotkine. De twee groote wetten der natuur. In dit boek stelde hij de gangbare opvattingen van Darwin tegenover die van Peter Kropotkin. Bij Darwin denken we allemaal aan de strijd om het bestaan als motor van de ontwikkeling van de biologie. Helaas is deze gedachte in de maatschappijwetenschappen en de politiek veelvuldig misbruikt om het kapitalisme te promoten als de beste maatschappijvorm.

Ferdinand Domela Nieuwenhuis (Amsterdam 1846 – Hilversum 1919), tijdenlang Us Ferlosser genoemd en de apostel van de arbeiders, was in de geschiedschrijving van de arbeidersbeweging jarenlang omstreden. Vooral de sociaal-democraten zagen hem als een zwalkend leider en een figuur ‘in verval’. Zijn belang voor het begin van het socialisme in ons land is echter onbetwist.

Na de vorming van de Sociaal-Democratische Bond werd hij een van de leidende figuren. In 1888 kwam Domela als eerste sociaal-democraat in de Tweede Kamer. Hij was een toegewijd Kamerlid. Als eenling had hij echter geen benijdenswaardige positie en dat verklaart mede zijn latere afkeer van parlementair werk.

Domela Nieuwenhuis kwam steeds meer onder invloed van het anarchisme te staan, hoewel hij zich daar aanvankelijk tegen afzette. Hij wilde dat parlementairen én revolutionairen samenwerkten. Na de oprichting van de SDAP, de voorloper van de PvdA, was de scheuring echter een feit. Domela bleek vanaf 1898 definitief anarchist. Als het socialisme zich via het parlement verbond met de staat, dan zou het volgens hem verworden. Als consequente anarchist wees hij elke vorm van organisatie af. Buiten de anarchistische beweging liet Domela weinig meer van zich horen. Zijn onverminderde populariteit bleek echter bij zijn begrafenis in 1919 toen tienduizenden hem in Amsterdam de laatste eer bewezen.

Inspiratie haalde Domela Nieuwenhuis onder andere bij buitenlandse anarchisten, zoals de Rus Pjotr Aleksejevitsj Kropotkin (Moskou 1842 – Dmitro 1921). Deze Russische vorst ontwikkelde zich tot een revolutionair en anarchist. Ook was hij geograaf en geoloog.

Kropotkin was van 1872 tot 1874 lid van een revolutionaire organisatie in Sint-Petersburg. Hij voerde revolutionaire propaganda onder de arbeiders van die stad, maar kwam in de gevangenis waaruit hij ook weer ontsnapte. Van 1876 tot 1917 verbleef hij noodgedwongen in het buitenland waar hij lid was van anarchistische organisaties. Midden in de Russische revolutie keerde hij terug naar zijn vaderland, waar hij enthousiast was over de revolutie. Hij bekritiseerde echter ook de hardvochtige maatregelen van de sovjetregering tegen andersdenkenden. Hoewel de communisten de anarchisten heftig bestreden, gaven zij toch toestemming voor een waardige begrafenis van Kropotkin in 1921.

Kropotkin publiceerde op het gebied van de ethiek, de sociologie en de geschiedenis van de Franse revolutie. Hij constateerde onder andere dat bij dieren van dezelfde soort geen sprake was van strijd om het bestaan. Wederzijdse hulp en onderlinge solidariteit blijken essentieel voor het behoud en de evolutie van iedere diersoort. Ook de mens is er volgens Kropotkin toe geneigd een genereuze houding aan te nemen, opofferingsgezind te zijn en onbaatzuchtig. Dat zou vooral blijken in kleinschalige en solidaire gemeenschappen. Zo schreef hij over de Commune van Parijs van 1871, dat deze het vertrekpunt kon worden voor toekomstige revoluties. De moderne staat was volgens Kropotkin de grootste hindernis voor het bereiken van een maatschappij gebaseerd op onbaatzuchtigheid, vrijheid en gelijkheid. De afbraak van de staat zou daarom de enige weg zijn naar solidair gedrag van de mens en de bevrijding van het individu en de vooruitgang van de maatschappij.

Fragmenten uit De twee groote wetten der natuur

‘Het is dus de kennis van de wetten, die de natuur beheerschen, aan wier nasporing wij onze beste krachten moeten wijden.

Twee wetten vooral zijn het, schijnbaar elkaar tegensprekende, in waarheid elkaar aanvullend, die alles beheerschen. Wij zouden ze dus de grondwetten van de natuurlijke samenleving kunnen noemen.

Ze zijn:

1.De wet van den strijd om het bestaan.

2.De wet van wederkeerig dienstbetoon.

Aan de eene wet blijft steeds en ten nauwste verbonden de naam van Charles Darwin, aan de andere die van Peter Kropotkine. Want al zijn zij niet in den strikten zin des woords de uitvinders, daar hun denkbeelden hier en daar overal verstrooid voorkomen, zij hebben de onschatbare verdienste gehad de feiten zoodanig bijeengegaard en verbonden te hebben, dat sinds hen de denkende wereld van het bestaan ervan overtuigd is geworden.’

‘Wanneer wij op een schoonen zomeravond hooren, hoe de vogels rondom ons zorgeloos hun gezang laten weerklinken en de geheele natuur rust en kalmte schijnt te ademen, dan denken wij er niet aan, hoe dit alleen mogelijk is door een voortdurende en grote vernietiging van vele levende wezens, daar de vogels zich voeden met insekten of planten; wij denken er verder niet aan, hoe de zangers, die wij hooren, alleen de weinigen zijn die van zoovele broeders zijn overgebleven, want de meesten zijn als slachtoffers gevallen van roofvogels of dieren, of wel van weer, gebrek aan voedsel, koude, enz. De trek van zelfbehoud noopt de organische wezens voortdurend tot een dikwijls wreede vernietiging van vreemde levens.’

‘Naast den onderlingen strijd, dien men in de natuur kan waarnemen, vindt men een anderen faktor van overwegend belang, namelijk het weederkeerig dienstbetoon en het is zeer de vraag, welke van beiden den grootsten invloed uitoefent. Wederkeerig vertrouwen en persoonlijk intitiatief worden in de dierenwereld veel opgemerkt en daarom kan men zelfs zegen: geen mededinging want deze is altijd schadelijk voor de soort en er bestaan overigens middelen in overvloed om haar te vermijden. Die strekking toont de geheele natuur en daarom klinkt uit ons heestergewas, Bosch, rivier en oceaan den roep tegemoet: Vereenigt U! Past wederkeerig dienstbetoon toe! Dit is het beste middel om aan elk en aan allen de grootste veiligheid te schenken, de beste waarborg van vooruitgang en van lichamelijk, verstandelijk en zedelijk voortbestaan. Het is de les die de Natuur ons geeft en dit is al wat de dieren doen die den hoogsten rang bekleeden in hun wederzijdsche soorten.’

‘De gezelligheid en het wederkeerig dienstbetoon vindt men veelal bij de zoogdieren. De wolven jagen in troepen en zij vallen de paarden nooit anders dan in troepen aan. Maar ook de paarden wachten een aanval gezamenlijk af. Rukken de wolven niet dadelijk op, dan loopen zij gevaar door de paarden omringd en met hoefslagen gedood te worden.’

‘Naarmate wij de ladder der evolutie opklimmen, zien wij de gezelligheid meer en meer bewust worden. Bij de hoogere werveldieren is zij periodiek, of wel de dieren worden gezellig om aan gegeven behoeften te voldoen – voortplanting der soort, trekken, jagen of onderlinge verdediging.’

‘Het maatschappelijk leven is het krachtigste wapen in den strijd om het bestaan. Het stelt de zwakste insekten, vogels en zoogdieren in staat zich te verdedigen tegen de gevaarlijkste roofdieren en roofvogels, het stelt de dieren in staat met een minimum van krachtsinspanning hun kroost groot te brengen en hun aantal te behouden ondanks een zeer laag geboortecijfer.’

‘Het gezellige leven gaat hand in hand met een overeenkomstige ontwikkeling van sociale gevoelens en vooral van een soort kollektief begrip van rechtvaardigheid, dat tot gewoonte is geworden.’

‘Wij vonden, dat de niet gezellige soorten zijn veroordeeld tot verval, terwijl de gezellige, waartoe de mensch behoort, tot hoogere ontwikkeling komen. De menschen leefden eerst in clans en stammen, daaruit groeide de barbaarsche dorpsgemeenschap en een nieuwe, nog wijdere kring van maatschappelijke gewoonten, gebruiken en instellingen, waarvan het gemeenschappelijk bezit en de gemeenschappelijke verdediging van een gegeven grondgebied, onder de rechtsmacht der volksvergaderingen en in het bondgenootschap van dorpen die behoorden of ondersteld werden te behooren tot één stam.’ ‘De opkomst van den staat naar het model van het keizerlijke Rome, maakte met geweld een einde aan alle middeleeuwsche instellingen van wederkerig dienstbetoon.’

‘Naast deze faktor heeft altijd bestaan en bestaat nog een andere, n.l. het zelfstandig optreden van het individu en ook daarin ligt een faktor van vooruitgang. Deze beide stroomingen moeten in de evolutie voor oogen worden gehouden. De worsteling tusschen deze krachten zijn feitelijk de grondslag van de geschiedenis.’

De centrale gedachte is dat de natuur niet slechts wordt beheerst door de strijd van allen tegen allen

Het boekje van Domela Nieuwenhuis is eigenlijk een samenvatting van het dikke boek van Kropotkin Wederkeerig dienstbetoon, een factor der evolutie. De centrale gedachte is dat de natuur niet slechts wordt beheerst door de strijd van allen tegen allen, de strijd om het bestaan of het recht van de sterkste maar juist ook door de samenwerking, door symbiose en hulp aan elkaar.

Toen ik begin jaren zeventig bij boekhandel Pegasus op de Hoogstraat in Rotterdam een boek van Roel van Duyn pakte, De boodschap van een wijze kabouter, raadde de communistische verkoper mij af om dat soort bocht te lezen. Dan maar Lenin, dat was betere lectuur volgens de beste man. Normaal trok ik me niet veel aan van de woorden en adviezen van oudere mannen, maar voor oude communisten had ik groot ontzag. Zij bleken namelijk vaak heel veel te weten en goed geschoold te zijn. Ik zette het boek daarom terug in de schappen en kocht iets anders.

Wat zonde. Vele jaren later kwam ik het boekje van Van Duyn weer tegen en toen heb ik het wel gekocht (en ik keek niet eens over mijn schouder of iemand het zag). Nu drong ook de ondertitel van het werkje tot mij door: Een beschouwing over het filosofische en politieke werk van Peter Kropotkien in verband met onze huidige keuze tussen katastrofe of kabouterstad. Het ging dus helemaal niet zozeer over Van Duyn zelf, maar over Kropotkin. Wat gaf Van Duyn de ideeën van Kropotkin goed weer.

Natuurlijk was de bekende Rus een anarchist en anarchisten liggen al sinds rond 1900 niet erg goed in socialistische kringen. Ze werden door oude kameraden van mij wel eens binnenstebuiten gekeerde liberalen genoemd, en erger kan haast niet. Zeker de vroege anarchistische beweging in ons land was echter een zeer actieve stroming, waarvan de aanhangers zeer actief waren in de vakbeweging en de anti-oorlogsbeweging. Toen sommigen van hen overgingen naar het individuele anarchisme, gingen veel andere anarchisten over naar de socialistische en communistische beweging. Zij beseften goed dat strijd voor een betere maatschappij alleen collectief kan gebeuren en de individueel-anarchisten namen afscheid van de strijd voor een socialistische samenleving. Ze dachten er alleen nog maar over na.

Heel interessant vond ik de verwijzingen van Van Duyn naar de ideeën van Kropotkin over wederkerig dienstbetoon. Met die oude gedachten, zo mooi verwoord door Domela Nieuwenhuis, ging de Russische prins al lang geleden in tegen het liberale project van ieder voor zich en God voor ons allen. Ideeën in de wetenschap volgen vaak het maatschappelijke debat. Het recht van de sterkste was in die tijd een geloofsartikel voor liberalen die zich sterk maakten voor de vrije ontplooiing van het kapitalisme en zich verzetten tegen socialisten en staatsingrijpen. Zij waren ervan overtuigd dat de mensheid sterker en beter werd van onderlinge strijd. Die gedachte die meestal aan Darwin wordt toegeschreven dateert van ouder datum en inspireerde Darwin juist. De econoom Adam Smith beweerde eind achttiende eeuw al dat een maatschappij beter wordt van het door ieder individu najagen van zijn eigen succes en belangen.

Nadat de linkse beweging rond 1970 een flinke opbloei had meegemaakt, sloegen rechtse economen en politici hard terug en zij verdedigden hun aanpak weer met een verwijzing naar Darwin en Adam Smith. Er was sprake van een terugkeer naar de gedachte dat de samenleving het beste af is bij een strijd van allen tegen allen. Egoïsme alom.

Toen echter bleek dat dit neoliberalisme voor de mensheid een doodlopende weg is, bloeide het idee weer op dat de evolutie niet alleen maar het resultaat is van de strijd om het bestaan. Ook veel biologen, zoals Lynn Margulis, erkennen openlijk dat niet alle evolutie het resultaat is van een nietsontziende strijd. Ook symbiose, of samenwerking speelt een belangrijke rol. Wat in het boekje van Domela Nieuwenhuis voor mij inspirerend is, is dat hij in navolging van Kropotkin laat zien dat samenwerking en dienstbetoon, wij zouden zeggen solidariteit, van groot belang is en ook in de natuur geen vreemd verschijnsel. Socialisten zijn dus als ze oproepen tot solidariteit in goed gezelschap.