publicatie

Spanning, juli/augustus 2008 :: Het rijke rooie leven - De gemeente

Spanning, juli/augustus 2008

Het Rijke Rooie Leven

Deel 37: Theo Cornelissen over ‘Onze nieuwe raadsleden’

De Plicht van een socialistisch raadslid

Socialisten proberen al langer dan 150 jaar om de wereld een ander aanzien te geven. Ze strijden al die tijd al tegen het kapitalisme als systeem, maar op de eerste plaats tegen de gevolgen en uitwassen van dat systeem. Al die jaren hebben socialisten ook opgeschreven hoe ze dachten de wereld te kunnen veranderen.

In een geschiedenis van anderhalve eeuw veranderen veel zaken, maar blijft ook veel hetzelfde. Het is daarom voor hedendaagse socialisten heel leerzaam om kennis te nemen van de opvattingen van hun voorgangers. Waarom zouden we telkens opnieuw het wiel uitvinden? In de serie Het Rijke Rooie Leven zullen we (delen van) teksten uit het verleden publiceren met commentaar van een tegenwoordige socialist.

Tekst: Theo Cornelissen

De Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP) richtte in 1901 een bestuurdersvereniging op: de Vereeniging van Sociaal-Democratische Gemeenteraadsleden (VSDG). Op 15 januari 1907, verscheen het eerste nummer van De Gemeente. Maandblad van de Vereeniging van Sociaaldemocratische Gemeenteraadsleden. Aan de wieg van dit maandblad stonden twee vooraanstaande sociaal-democraten: Pieter Lodewijk Tak en Floor Wibaut.

Tak (1848-1907) werd in 1899 lid van de SDAP en stond bekend als een ervaren journalist en scherpzinnig politicus. In 1903 werd hij hoofdredacteur van Het Volk, een jaar later werd hij gekozen als raadslid in Amsterdam. Hij kwam als eerste SDAP’er in de Provinciale Staten van Noord-Holland. Tak was bevriend met Floor Wibaut (1859-1936), die in 1907 eveneens in de Amsterdamse raad en de Provinciale Staten kwam. Hij maakte naam als grondlegger van de socialistische gemeentepolitiek. Voor De Gemeente schreef Wibaut talloze beschouwingen over zeer uiteenlopende onderwerpen.

Al na acht nummers moest De Gemeente afscheid nemen van Tak, die plotseling overleed. De redactie bestond in 1917 uit twee man. Wibaut, die het werk na de dood van Tak alleen voortzette, had in 1909 versterking gekregen van Nap Ankersmit, die journalist was en raadslid in de toen nog onafhankelijke gemeente Watergraafsmeer. In 1919 kwam ook Willem Vliegen in de redactie, maar die verliet in 1924 vanwege zijn drukke werkzaamheden de redactie weer. Ook Wibaut stapte toen wegens tijdgebrek op, zodat alleen Ankersmit nog overbleef.

De reden dat Ankersmit het artikel op de volgende pagina schreef, was de groei van zijn partij. De SDAP werd steeds sterker in de gemeenteraden in Nederland. In de jaren tachtig en negentig van de negentiende eeuw waren er al socialistische raadsleden. In 1891 kende ons land zelfs al een socialistische wethouder, Willem Vrijburg. Begin 1907 zaten er nog maar 43 sociaal-democraten in de gemeenteraden en waren er maar enkele rode Statenleden. In 1907 nam het aantal raadszetels toe tot precies 100, alleen Limburg was nog een witte vlek. In de vier grote steden zaten nu sociaal-democraten in de gemeenteraad. Amsterdam ging op kop met zes rode raadsleden. In Goor en Leeuwarderadeel kreeg de SDAP, voor het eerst, zelfs de absolute meerderheid. De SDAP was op dat moment de enige socialistische partij en had nu vertegenwoordigers in 53 (van de toen meer dan 1200) gemeenten.

Het aantal socialistische wethouders en gedeputeerden was op de vingers van één hand te tellen, rode burgemeesters waren er helemaal niet. Hoe anders is het beeld nu: de PvdA heeft bijna 2.400 raadsleden, 133 Statenleden, bijna 500 wethouders, en 121 burgemeesters. De NCPN heeft 6 raadszetels. Groen Links heeft 417 raadsleden, 32 Statenleden, 93 wethouders, en 6 burgemeesters. Over de raadsleden, Statenleden en wethouders van de SP leest u elders in deze Spanning.

Het geeft aan hoe alle vormen van socialisme in de afgelopen eeuw een sterke positie hebben verworven in het lokale en provinciale bestuur. Een ontwikkeling die overigens vele ups en downs kende.

Op 15 augustus 1917 publiceerde De Gemeente het artikel ‘Onze nieuwe raadsleden’. Dit artikel was geschreven door de hoofdredacteur Nap Ankersmit.

We nemen uit het artikel de volgende fragmenten over.

“In een lange reeks van gemeenten dringt de sociaaldemokratie voor het eerst den gemeenteraad binnen en zal voortaan de stem der arbeidersklasse van het raadhuis weerklinken; in een nog grooter aantal gemeenten werd de socialistische vertegenwoordiging versterkt en zal met nog meer kracht dan te voren het pleit voor de arbeidersbelangen en voor de socialistische omvorming der gemeentepolitiek gevoerd kunnen worden. (..)

De verkiezing tot socialistisch raadslid legt bijzondere verplichtingen op. Er zijn vele vertegenwoordigers van burgerlijke partijen, die, als de stembus hun gunstig is geweest en zij ‘met het vertrouwen der kiezers vereerd’ als raadslid hun intrede doen, meenen er mee te kunnen volstaan door op hun stoel te gaan zitten, ootmoedig te luisteren naar wat de burgemeester zegt, misschien eens een enkele maal een stuk op de leeskamer in te kijken als de burgemeester zoo goed is vóór de raadsvergadering er iets van dien aard neer te leggen, en verder het presentiegeld op te strijken als dat er is, veiligheidshalve maar te stemmen zooals de burgemeester het aangeeft, en overigens violen te laten zorgen1, in de verwachting dat de geachte kiezers zoo’n braaf raadslid na zijn zittijd weer zullen inhuren.

Ieder van ons kent zulke raadsleden wel in zijn omgeving, maar het behoeft geen betoog, dat een socialistisch raadslid een andere opvatting van zijn taak moet hebben. Hij moet al reeds hierom een andere opvatting hebben, omdat hij met geheel andere verwachtingen gekozen wordt dan de burgerlijke raadsleden. Een socialistisch raadslid wordt gekozen met de verwachting, dat hij een krachtig, ijverig vertegenwoordiger van zijn klasse zal zijn.

Dat hij er een eigen opvatting van gemeentepolitiek op zal nahouden en die opvatting onbeschroomd zal verdedigen tegenover de gestelde machten en desnoods tegenover sterke tegenwerking in; dat hij eigen studie zal maken van de gemeentelijke vraagstukken en zelfstandig zaken aan de orde zal stellen, wanneer dit niet van den kant van het dagelijksch bestuur der gemeente geschiedt; dat hij in nauwe voeling met de burgerij, in het bijzonder met de arbeiders in zijne gemeente zal blijven, voor hun wenschen en grieven steeds een open oor zal hebben, de billijkheid dier wenschen en grieven zelfstandig zal beoordeelen en, zoo dat hem blijkt noodig te zijn, onverzwakt voor tegemoetkoming er aan zal pleiten; dat hij geen gedwee volgeling van den burgemeester zal zijn, geen zwijger in den Raad, ook geen praatvaâr natuurlijk, maar iemand die in heel zijn optreden toont zich de vertegenwoordiger te weten van een klasse die maar al te veel achteruit gezet wordt en een eigen, krachtige en zelfbewuste vertegenwoordiging bitter noodig heeft.

Ziedaar wat van een socialistisch raadslid verwacht wordt; wij beklagen ons er niet over. Integendeel, wij verheugen ons erover; het is een eer voor de sociaaldemokratie, dat aan hare vertegenwoordigers zoo hooge eischen gesteld worden. De eer der sociaaldemokratie vergt dan echter ook omgekeerd, dat aan die eischen zooveel mogelijk voldaan wordt. Anders zou het raadslidmaatschap van den sociaaldemokraat, in plaats van de propaganda voor de sociaaldemokratie, die wij naast de bereiking van verlerlei hervorming en de verbetering van velerlei inzicht ermee bedoelen, op het tegendeel kunnen uitloopen.

Hoofdzaak echter bij alles is, dat onze raadsleden zelf van aanpakken moeten weten. Het beste voorlichtingszaad baat niet als het in een dorren bodem valt. Maar ook de vruchtbaarste bodem brengt niet anders dan onkruid voort als er niet in gezaaid en gewied wordt. Aan onze raadsleden de taak om hun klasse eer aan te doen door vruchtbaar werk te leveren.”

1 Zich nergens zorgen om maken, zijn heil zoeken bij de wijn. Een fiool is een fles, maar dat werd in dit gezegde verbasterd tot viool.

SP-RAADSLEDEN ANNO 2008

Als je ‘Onze nieuwe raadsleden’ vertaalt in modern Nederlands dan lees ik een hartstochtelijke oproep aan onze raadsleden om anders te zijn dan de raadsleden van burgerlijke partijen.

Wij gaan niet klakkeloos de burgemeester naar de mond praten. Integendeel. Wij zijn gekozen om de belangen van de mensen in de stad te vertegenwoordigen en die belangen lopen vaak niet parallel aan de belangen van de burgemeester.

Natuurlijk spreken we tegenwoordig niet meer over ‘de burgemeester’ maar over de coalitie die het college van B&W vormt. In Rotterdam is dat een zeer breed college van VVD-CDA-PvdA en GroenLinks met VVD-burgemeester Opstelten

aan de leiding.

In veel gemeentes heeft een brede coalitie het voor het zeggen. In de meeste gemeentes zit de SP niet in het college en wordt van ons een actieve en leidende rol in de

oppositie verwacht.

‘Wij tegen de rest’

Vanzelfsprekend kunnen

SP-raadsleden niet volstaan met “op hun stoel te gaan zitten, braaf te luisteren, af en toe eens een raadsstuk te lezen en veiligheidshalve maar te stemmen zoals de burgemeester het aangeeft”. En ‘het presentiegeld opstrijken’ is er al helemaal niet bij voor onze SP’ers.

Nee, ook nu in 2008, meer dan 90 jaar na de intrede van vele SDAP’ers, worden onze raadsleden met geheel andere verwachtingen gekozen dan die van andere partijen. Daarom voelt het vaak zo alsof je bezig bent met een worstelwedstrijd. ‘Wij tegen de rest.’

Er zijn nauwelijks medestanders in onze strijd voor goede en betaalbare woningen, tegen uitsluiting en armoede, voor een goede en sociale uitvoering van de Thuiszorg bij ouderen en gehandicapten, voor een werkelijk openbaar vervoer, voor gelijkwaardige kansen in het onderwijs, voor respect voor ieders menselijke waardigheid bij onze zoektocht naar werk en inkomen. Bij het organiseren van de broodnodige solidariteit geven de anderen in de raad meestal helemaal niet thuis.

Buurten

Natuurlijk is lang niet alles wat in de raadszaal besproken wordt partij-politiek gekleurd.

Ook anderen hebben belang bij een goedwerkende riolering, bij veilig verkeer, bij schone straten, bij mooie parken, bij hardwerkende ambtenaren die zuinig omspringen met ons gemeenschapsgeld. Dan stemt de SP met de andere partijen gewoon VOOR elk serieus voorstel.

Maar tijdens elke commissie- of raadsvergadering staat er wel iets op de agenda waar de belangen wél botsen, waar het belang van ‘onze klasse’ botst met dat van de heersende elite.

Daarom moeten SP’ers in 2008 net als de SDAP’ers van 1917 “eigen studie maken van de gemeentelijke vraagstukken en zelfstandig zaken aan de orde stellen”. Daarom moeten SP’ers “in nauwe voeling met de burgerij, in het bijzonder met de arbeiders in zijne gemeente blijven”.

In Rotterdam doen we dat al jaren door met de hele fractie te gaan “buurten in de wijken”, tegenwoordig ook door te “buurten in bedrijven”. Juist in de wijken en bedrijven waar op dat moment niet iets speciaals aan de hand is. We willen weten hoe het is om daar te wonen en te werken, wat al die papieren plannen en verslagen op het stadhuis nu werkelijk in de praktijk betekenen voor de gewone Rotterdammers.

Na ons onderzoek zijn we bepaald geen “zwijger in den Raad”, dan laten we met kracht de stem van de Rotterdammers klinken in de raadszaal. We beklagen ons daar niet over. Integendeel, we zijn er trots op. Het is een hele eer om namens duizenden SP-stemmers in de stad en in gemeenteraad actief te

mogen zijn.

Theo Cornelissen (Tilburg, 1950)

Zit sinds 1998 in Rotterdam voor de SP in de gemeenteraad. Hij voert daar sinds 2006 een fractie aan van drie leden. Theo is lid van de SP sinds de partij werd opgericht, bekleedde diverse functies in de partij waaronder die van penningmeester, en woont in de Agniesebuurt. Naast zijn lidmaatschap van de gemeenteraad is hij onder andere preventiemedewerker op het partijbureau en assistent van de algemeen secretaris.