publicatie

Tribune 10/2006 :: Reportage - Het leven in een vluchtelingenkamp is toch best rottig

Tribune, oktober 2006

Reportage

‘Het leven in een vluchtelingenkamp is toch best rottig’

Stichting Vluchteling bestaat dit jaar vijftig jaar. Om dat te vieren, én om aandacht te vragen voor de situatie in Darfur, zijn Suske en Wiske te hulp geschoten. De vergeten vluchtelingen heet hun nieuwe album, dat speciaal voor Stichting Vluchteling is gemaakt. Samen met de striphelden en een bus vol schoolkinderen ging de Tribune op ‘safari’ in de Beekse Bergen. “Zóó, een giraffe!”

Tekst Ronald Kennedy Foto’s Rob Voss

De kantine van safaripark Beekse Bergen. Groep 7 en 8 van openbare basisschool De Driehoek uit Hilvarenbeek zitten in een halve cirkel om een ronkende diaprojector. De mama’s kijken vanaf de tafeltjes aan de zijkant toe. De derde ring wordt gevormd door de toegestroomde pers. Omroep Brabant, EénVandaag en de Wereldomroep zijn erbij. En de Tribune natuurlijk.

Op het projectiescherm staat de cover van de nieuwste Suske en Wiske, De vergeten vluchtelingen. Want voor de leerlingen van De Driehoek staat niet zomaar een schoolexcursie op het programma. Dat blijkt ook uit het feit dat Tineke Ceelen, directeur van Stichting Vluchteling, voor de ‘klas’ staat. Op initiatief van haar organisatie zijn Suske, Wiske, Lambik en Jerom “op reis gestuurd naar Afrika”. Jammer genoeg zonder tante Sidonia en professor Barabas, want zij zijn opvallend afwezig in dit speciale, slechts twaalf pagina’s tellende album.

Darfur wordt niet met name genoemd, maar wel bedoeld

Tijdens een safari ergens in Afrika wordt Schanulleke, het popje van Wiske, ontvreemd door spelende apen. In hun zoektocht naar de lappenpop stuiten de stripfiguren op uitgehongerde en dorstige vluchtelingen, die ook nog eens worden belaagd door gewapende krijgers op kamelen. Gelukkig ramt de potige Jerom de horde Janjaweed moeiteloos in elkaar en slaat als klap op de vuurpijl ook nog even een waterput voor de vluchtelingen. Eind goed, al goed. In het nawoord van Stichting Vluchteling staat desondanks dat het leven in een vluchtelingenkamp “toch best rottig is”. Darfur wordt niet met name genoemd, maar wel bedoeld.

Meester Jasper van Gerwen deelt ondertussen gevulde koeken, Fristi, chocomel en appelsap uit. “Ik weet niet wanneer hier de leeuwen worden gevoerd, maar nu is het voedertijd voor de aapjes.” Gegiechel. Meester Jasper geniet zichtbaar van zijn standup comedy-momentje. Ceelen verontschuldigt zich voor de wallen onder haar ogen. “Nee, ik ben niet wezen stappen”, verzekert ze. “Maar die wallen komen doordat ik net terug ben van een lange reis door Libanon. Weten jullie wat daar is gebeurd?” “Oorlog”, klinkt het in koor. “Heel goed. Er zijn duizenden bommen gevallen”, legt ze uit. De kinderen luisteren aandachtig terwijl ze hun gevulde koeken en Fristi’s wegwerken. Een iets moeilijkere vraag: weten ze wat er in Nepal gebeurt? Of in Noord-Thailand? Het slimste jongetje van de klas waagt het erop: “Oorlog!” Bijna goed. Ceelen vertelt over de vluchtelingenstroom in die landen. “Daar lees je eigenlijk weinig over en je ziet er niet veel van op tv. Toch is Thailand méér dan een vakantieparadijs.”

“Als er nog plaats over is, neem ik mijn mobiel ook mee. Dan kun je om hulp bellen”

Even later staan de kids buiten. In de verte verschijnt de in zebramotief overgeschilderde stadsbus die ons door het safaripark gaat rijden. Uit het open dak steken de rubberen hoofden van Suske en Wiske. De kinderen van De Driehoek zwaaien uitbundig terug. Er wordt gekibbeld over wie achterin mag zitten. “Nee, wij waren eerst.”

Moeders moeten achterblijven, omdat het journaille te veel ruimte in beslag neemt. Ze stoppen hun kroost nog snel wat Sultana’s en blikjes fris toe. In het voetspoor van de leerlingen betreden cameramensen, schrijvende pers en fotografen de safaribus. De 11-jarige Jannes – sproeten, olijk gezicht – ziet het allemaal met open mond aan. “Jeetje, wat een pers zeg.” Zoë-Lynn wint uiteindelijk het plekje helemaal achterin de bus. Zodra ze een opschrijfboekje ziet begint ze gelijk haar naam te spellen. “Met puntjes op de ‘e’ en dubbel ‘n’ dus, hè.” Naast haar hangt Jory wat ongeïnteresseerd onderuitgezakt. “Ik ben al zo vaak in het safaripark geweest.” Zoë-Lynn is, met haar zwartgelakte nagels, de stoerste meid van de klas. Ze vindt de nieuwste Suske en Wiske “wel leuk”.

Heeft Zoë-Lynn er ook iets van opgestoken? “Ja. Je leert hoe mensen in zo’n kamp leven en zo, dat heb ik nog nooit gelezen of zo. Dan denk je wel zo van dat wij het best wel goed hebben en zo.”

Inmiddels heeft Tineke Ceelen van Stichting Vluchteling plaatsgenomen voorin de bus. Terwijl deze zich in beweging zet, vraagt ze door de microfoon of de kinderen weten wat een vluchteling eigenlijk is. Pepijn heeft het antwoord. “Iemand die uit zijn eigen huis of dorp is gegooid.” Ceelen knikt. “Heel goed gezegd.” Er zijn momenteel 37 miljoen vluchtelingen in de wereld, gaat Ceelen verder. “Twee keer zoveel als de populatie van Nederland. De helft is jonger dan 16 jaar.” De kinderen achterin de bus reageren met een welgemeend “Zó, da’s echt erg”. En niet veel later: “Kijk, een struisvogel!”

Meester Jasper komt erbij zitten om de achterbank bij de les te houden. Het geroezemoes neemt even af, maar halverwege de bus probeert een meisje het rubberen hoofd van Suske eraf te sjorren. Een jongetje heeft Schanulleke van Wiske ontvreemd. Déze Wiske gaat er niet achteraan – te druk met poseren voor fotografen. Wat vindt Suske eigenlijk van zijn avontuur in Afrika? Duimpje omhoog. “Hé, kan jij niet praten?” wil Zoë-Lynn weten.

Door het druilerige weer en de beslagen ruiten is het nog best zoeken naar de ‘wilde’ dieren. Valentijn (11) maakt desondanks driftig foto’s met zijn blitse -mobieltje. “Ik ben best wel Suske en Wiske-fan”, zegt hij. “Dus ik vind het wel goed dat ze op deze manier aandacht vragen voor vluchtelingen. Dan onthoud je het toch beter, denk ik. Je kunt het nog eens nalezen.” Valentijn is onder de indruk van wat in de strip wordt verteld. “Laatst kon ik mijn bord niet leegeten. Maar ik wilde mijn eten niet weggooien, omdat ik weet dat heel veel mensen -honger hebben. Uiteindelijk heb ik dat toch gedaan, maar ik baalde er enorm van.”

Ondertussen heeft zich een heel groepje achterin de bus gevormd. Ze luisteren naar de verhalen over tentenkampen in Afrika. “Mensen leven er hutjemutje op elkaar, in hutten van wilgentakken en zeildoeken”, vertelt Ceelen terwijl ze foto’s laat rondgaan. Ook Myrthe (12) is door De vergeten vluchtelingen gaan nadenken over de vraag hoe het is om vluchteling te zijn. “Nou, ik zou het niet leuk vinden.” Maar eerlijk gezegd heeft ze niet zoveel met strips. “Ik hou meer van boeken, zoals de Hoe overleef ik...-reeks.” Hoe zou zij overleven in een tentenkamp? Ze kijkt geschrokken. “Ik zou het niet weten.” Bram en Joeri (allebei 12) hebben er wel een idee over. “Heel veel eten en drinken meenemen voordat je weggaat. Verder nog een slaapzak, een tent en natuurlijk bescherming tegen de wilde dieren.” Joeri, een gezet jongetje in een grijze trui, voegt er nog aan toe: “Als er nog plaats over is, neem ik mijn mobiel ook mee. Dan kun je om hulp bellen.”

“Hebben ze net een huisje gebouwd, komt er zo’n eikel op een kameel langs om alles plat te branden”

Suske en Wiske hebben de leerlingen aan het denken gezet. “Het is heel triest voor die mensen”, stelt krullenbol Bram. Joeri ziet wel een oplossing: “Geld sturen en kleren. Bij ons op school is elk jaar een inzameling. Dat gaat dan naar Afrika, geloof ik.” Jory, de jongen op de achterbank, reageert met een diepe zucht. “Geld! Daar hebben ze toch niks aan, man. Je kunt beter huizen en waterputten geven.”

In De vergeten vluchtelingen spelen de Janjaweed een cruciale rol. Ceelen vertelt dat deze duivelse hordes te paard echt bestaan en in de regio Darfur dood en verderf zaaien. Joeri is zichtbaar onthutst door deze mededeling. “Zo, dat is echt erg”, vindt hij. “Die mensen hebben al niks, misschien hebben ze net eindelijk een huisje gebouwd, komt er zo’n eikel op een kameel langs om alles plat te branden.” Hij bootst met zijn handen een machinegeweer na. “Rakatakata. Alles weg.”

De 11-jarige Stan, ietwat klein voor zijn leeftijd, kijkt stilletjes voor zich uit. Hij lijkt enorm onder de indruk. “Ik ben nog nooit in de Beekse Bergen geweest”, vertelt hij glunderend van oor tot oor, “al die wilde dieren hier!” En wat vond híj van Suske en Wiske? “Wel leuk. Zóó, een giraffe!” Na zo’n anderhalf uur komt de rondleiding door het park tot een einde. Jory zit nóg verder onderuitgezakt op de achterbank. “Ik heb het nu wel gezien, ik ben moe.”

“Vanwege zo’n strip blijft het toch beter hangen”

Meester Jasper van Gerwen erkent dat het voor de kinderen in de eerste plaats een schooluitje is. “Het uitgangspunt is samen met Suske en Wiske wilde dieren kijken. Dat snap ik ook wel”, aldus de meester. “Toch merk ik dat de kinderen rondlopen met vragen, dat het indruk op ze heeft gemaakt. Maar het blijven kinderen. Ze kunnen zo weer die knop omzetten en binnen de kortste keren weer gewoon vrolijk aan het spelen zijn.” Binnenkort gaat de klas naar een schoolkamp met een prehistorisch thema. De kinderen moeten daar zelf tenten maken en eten bij elkaar sprokkelen. Van Gerwen denkt dat het thema ‘vluchtelingen’ daar vast nog wel weer aan de orde zal komen. “Vanwege zo’n strip blijft het toch beter hangen.”

Inhoud