publicatie

Spanning augustus 2011 :: Reisdagboek Kenia

Spanning, augustus 2011

Reisdagboek Kenia

Tekst: Eric Smaling, SP-Eerste Kamerlid Foto: archief SP

Van 8 tot en met 15 mei 2011 brachten SP-leider Emile Roemer, Tweede Kamerlid Ewout Irrgang, Eerste-Kamerlid Eric Smaling en fractiemedewerker Riekje Camara een bezoek aan Kenia. Gedurende deze week bezochten zij diverse ontwikkelingsprojecten in het land. Spanning publiceert fragmenten uit het reisdagboek van Smaling.

MAANDAG

We komen op zondagavond aan in Kenia. Nairobi, de hoofdstad, is zo op het oog een ruim opgezette, groene stad met overal fel oranje en paarse bloemen. Het werkbezoek gaat van start op de Nederlandse ambassade. Die zal ons enorm tot steun blijken te zijn. We zullen veel plekken bezoeken en mensen spreken dankzij de bemiddeling van de ambassade. De plaatsvervangend ambassadeur Hans Docter praat ons bij over het land Kenia, maar ook over de regio. Met name buurland Somalië heeft de aandacht. Al twintig jaar (na de val van Siad Barre) is daar geen stabiel nationaal bestuur en dit heeft een ontwrichtende invloed op buurlanden als Kenia. Dit uit zich in de aanwezigheid van grote hoeveelheden vluchtelingen, in handel in wapens en in de ‘piratenbusiness’, om het zo maar uit te drukken. Vluchtelingen en piraten krijgen we nog te zien deze week.

Kenia is wat minder arm dan de meeste Afrikaanse landen, maar toch moet bijna de helft van de mensen rondkomen van minder dan 2 dollar per dag. Het politieke systeem is op Britse leest geschoeid. Je kandideert je voor een partij in jouw kiesdistrict. Als je daar als winnaar uit de bus komt, word je Member of Parliament (MP). Vreemd genoeg lukte het niet om een MP te spreken te krijgen. Dat kan een aantal oorzaken hebben. Nederland spreekt zich zeer nadrukkelijk uit tegen de enorme corruptie waar Kenia maar niet van los komt. Het steunt daartoe vooral de private sector en niet-gouvernementele organisaties, want daar is wel resultaat mee te boeken. Verder zaten tijdens onze reis een aantal kopstukken uit de Keniase politiek (waaronder de zoon van vader des vaderlands Jomo Kenyatta) in Den Haag om het oordeel van het Internationaal Strafhof aan te horen over hun rol tijdens de massale onlusten en moordpartijen na de verkiezingen van eind 2007. Ik was daar destijds bij aanwezig 1.

De eerste de beste middag staan we al in Kibera, de grootste sloppenwijk van Kenia (of zelfs van Afrika). Kibera is een gigantische wijk in de groene heuvels met huizen van modder en golfplaat. Zonder riolering, alles stroomt gewoon door de soms nog geen halve meter brede steegjes. Het stinkt, het is moeilijk lopen, maar de meeste mensen lachen vriendelijk naar ons. We bezoeken een aantal kinderen die naar het schooltje gaan dat geld krijgt van de Nederlandse hulporganisatie Edukans. Een van hen is Pacific. Pacific is een prachtige Afrikaanse meid van een jaar of twaalf. Haar vader overleed toen ze acht was. Met haar kleine zusje, moeder en twee broers leven ze in een hut van een bij drie meter. Een bed, een emmer als douche, en geen riolering. De kinderen slapen op de grond. Alleen Pacific gaat naar school, de broers verzamelen plastic. Zo bezoeken we nog drie kinderen met een vergelijkbaar verhaal. In het schooltje treffen we piepkleine klasjes aan. Boven in de school zijn slaapzaaltjes voor de wezen die daar permanent wonen. Aan het eind van het bezoek worden we meegenomen naar een zaaltje waar de kinderen een zang- en dansdemonstratie ten beste geven.

We dineren met Kees Broere, onder andere correspondent voor De Volkskrant en de NOS in Kenia.

DINSDAG

Op dinsdag bezoeken we diverse projecten van het Global Fund, het wereldwijde fonds tegen aids, malaria en tuberculose. Nederland is één van de grootste donateurs van dit Global Fund, met een bijdrage van zo’n € 54 miljoen per jaar. We beginnen bij een zogenaamd Sex Workers Outreach Program (SWOP), een hulpverleningsprogramma voor prostituees. De hulpverlening is breed opgezet en is gericht op zowel gedragsverandering, medische ondersteuning als structurele verbetering. We komen te praten met een aantal vrouwelijke en mannelijke prostituees. In het centrum leren zij onder meer hoe zij condooms moeten gebruiken en hoe zij zich weerbaarder kunnen maken door in groepen te werken.

Daarna komen we aan bij drugs-gebruikers. Met name heroïne is een probleem in Nairobi, met naar schatting zo’n 15.000 gebruikers. De medewerkers benadrukken dat zij graag zouden zien dat de verslaafden worden gezien als zieke mensen in plaats van als criminelen. Het gebruikerscentrum geeft mensen een plek om op adem te komen, te eten, te douchen en hun kleren te wassen. De medewerkers bezoeken ook de plaatsen in de stad waar veel gebruikers samenkomen om te gebruiken en delen daar onder meer schoon water uit en schone naalden in verband met hiv-preventie.

Onze trage tocht door het permanente verkeersinfarct Nairobi brengt ons vervolgens naar het Mbagathi District Hospital aan de andere kant van de stad waar kinderen en volwassenen worden behandeld vanwege hiv/aids. Het ziekenhuis behandelt ruim vijfduizend volwassenen en vijfhonderd kinderen. Daarna gaan we naar het grootste ziekenhuis van het land, het Kenyatta National Hospital, waar we worden meegenomen naar een tent achter het ziekenhuis. Het blijkt het TB-behandelingscentrum te zijn. Omdat de ziekte zo besmettelijk is en er nog geen andere ruimte beschikbaar is in het ziekenhuis zelf, maakt men nu gebruik van deze tent, geschonken door het Global Fund. Het ziet er van buiten uit als een grote partytent en doet een beetje absurd aan.

WOENSDAG

Het regent pijpenstelen in Nairobi als we om zes uur in de ochtend naar het vliegveld rijden. Met een vliegtuig van de WFP, de VN-voedselorganisatie, vliegen we naar Dadaab, het grote vluchtelingenkamp vlakbij de Somalische grens. Dadaab was bedoeld voor maximaal een kleine honderdduizend vluchtelingen, maar volgens de laatste tellingen zijn het er nu bijna 400.000. De reden daarvoor is de uitzichtloze burgeroorlog in buurland Somalië. Daarbij komt nog de droogte in de regio, waardoor op het moment van schrijven van dit stuk (eind juli) het kamp Dadaab en de hele regio volop in de schijnwerpers staan. Vreemd genoeg was er de week voor ons bezoek juist een grote overstroming geweest en zag het er, zeker voor die regio, erg groen uit.

Na aankomst in Dadaab bezoeken we eerst het registratiecentrum voor nieuwe vluchtelingen. Vluchtelingen krijgen na registratie een kaart waarmee ze recht op een voedselrantsoen hebben. Het is rustig als we arriveren. De bewakers hebben de nieuwe vluchtelingen namelijk weggestuurd omdat de meeste computers niet werken vanwege het zand en het stof. Dadaab bestaat uit meerdere aparte kampen waarvan we er twee bezoeken. In het Ifo-kamp bezoeken we een lagere school.

Onze lunch is op de ‘compound’; een ommuurd terrein waar al het personeel van de VN-vluchtelingenorganisatie (UNHCR) en de andere hulporganisaties woont in simpele behuizingen. Daarna naar het andere kamp, waar de vluchtelingen hun problemen met ons delen. Er is onvoldoende voedsel, onvoldoende onderwijs voor de kinderen en vooral onvoldoende behuizing. Alhoewel ‘behuizing’ een woord is dat hier eigenlijk niet past. Het is bijna niet te beschrijven in wat voor piepkleine hutjes van takken, bedekt met wat plastic afval, mensen moeten wonen. Het leven is ook vrij uitzichtloos. Weinig vluchtelingen worden opgenomen door andere landen. De instroom is vele malen groter dan de uitstroom.`

DONDERDAG

De donderdag staat in het teken van de piraterij. Vroeg in de ochtend nemen we een lokale vlucht naar Mombasa. Allereerst brengen we een bezoek aan Shimo La Tewa, een van de grootste gevangenissen in het land. In deze gevangenis is een speciaal deel vrijgemaakt voor de plaatsing van Somalische piraten. Direct bij binnenkomst zien we de piraten gehurkt in de gang zitten, twee aan twee vastgeketend. Op deze manier worden ze naar het ziekenhuis overgebracht voor behandeling. We worden geïnteresseerd door ze gadegeslagen. We arriveren op een grote binnenplaats met allemaal planten en vrolijk gekleurde muren met tekeningen van wilde dieren. De gevangenen hebben het zelf geschilderd. Het geheel doet eerder aan als een zomerkamp dan een gevangenis. De gevangenen dragen een wit-zwart gestreept pak als ze veroordeeld zijn en gewone kleding als ze verdachten zijn. Allemaal lopen ze vrij rond, ze werken in de tuin of zijn met andere klussen bezig. We bezoeken de gaarkeuken en de voorraadkamer. Daarna bezoeken we een slaapzaal, een naaiatelier en een meubelmakerij. Het ziet er allemaal goed, schoon en indrukwekkend uit. De slaapzalen zijn weliswaar klein en volgestouwd met bedden, maar omdat er zoveel activiteiten worden aangeboden lijkt dat niet zo te deren. Het is niet zo dat ze de hele dag in hun cel moeten vertoeven. De hoofdbewaker legt ons uit dat alles er op gericht is om de gevangenen zo goed mogelijk te resocialiseren, zodat de teruggang naar de maatschappij zo soepel mogelijk verloopt. Ze kunnen cursussen volgen en naar school, alles om de kans op terugval te minimaliseren als ze eenmaal vrij komen.

We besluiten ons bezoek bij de piraten. Zij worden apart gehouden van de andere gevangenen om diverse redenen: ze spreken geen Engels of Swahili, hebben een heel andere cultuur en krijgen ook ander voedsel. Sommige van de Keniaanse gevangenen vinden dat er sprake is van een voorkeursbehandeling – ook door de vele aandacht die er voor de piraten is vanuit de internationale gemeenschap – dus om jaloezie te vermijden eten en slapen zij apart.

In de middag bezoeken we het gerechtsgebouw, om inzicht te krijgen in het Keniaanse rechtssysteem. We worden ontvangen op het kantoor van het hoofd van de magistratuur, Rosemelle Mutoka. Deze inspirerende vrouw vertelt ons behalve over haar bijzondere persoonlijke geschiedenis ook over de problemen die momenteel plaatsvinden met de berechting van piraten. Sinds vorig jaar zijn er namelijk geen Somalische piraten meer berecht door de Keniaanse autoriteiten. Dit komt enerzijds doordat de rechtbank waar Rosemelle het hoofd van is, de magistratuur, wat min of meer te vergelijken is met een kantonrechter of een arrondissementsrechtbank, in feite helemaal geen mandaat heeft om zich bezig te houden met zaken die zich buiten het territorium van Kenia bevinden. Deze zaken zouden moeten worden overgedragen aan de zogenaamde High Court. De reden dat Kenia toch akkoord is gegaan met het opnemen en berechten van piraten is dat het ministerie van Buitenlandse Zaken daartoe een overeenkomst heeft getekend met de internationale gemeenschap. Maar noch de openbare aanklager, noch de rechtbanken zijn hierover ooit geraadpleegd. De openbare aanklager gooit nu roet in het eten, waarmee het stopzetten van de opname en berechting van piraten in feite een politiek probleem is geworden.

VRIJDAG

Op vrijdag gaan we per auto naar het westen, door de Rift-vallei, naar het Naivasha-meer. Het gebied staat bekend om de bloemenkwekerijen, met name rozen en anjers worden hier gekweekt. Vrijwel alle bloemen worden geëxporteerd naar de Europese markt. Eenmaal aangekomen bezoeken we Oserian. Dit bedrijf is in 1969 opgericht door een Nederlander en is ondertussen een van de grootste bloemenkwekerijen van Kenia. Naast een bloemenkwekerij beheren ze ook een groot natuurreservaat. Oserian heeft als Fair Trade gecertificeerd bedrijf verschillende onderscheidingen ontvangen voor de maatschappelijk bewuste manier waarop ze bloemen kweekt.

Na een bezoek aan het laboratorium waar ziektevrij plantmateriaal wordt gekweekt brengen we een bezoek aan twee geothermale centrales. Navaisha ligt in een vlukanisch actief gebied en door de geothermale bronnen verwarmt Oserian de eigen kassen en produceert het bedrijf zijn eigen energie. We besluiten ons bezoek in het pakhuis. We worden in een pak gehesen en langs alle onderdelen van het productieproces geloodst. Honderden werknemers staan hier rozen te verwerken. De rozen worden van een automatische band gehaald, op lengte gesorteerd, deels ontdaan van de bladeren en ingepakt. Dan worden ze naar Nairobi gebracht om met het vliegtuig naar Europa te worden gebracht (via Nederland), waar ze na enkele dagen in de supermarkt of de veiling liggen. Voordat we vertrekken vragen we nog naar de verhalen over seksuele intimidatie en corruptie. Naast de onafhankelijke controle van de verschillende certificeringen van Oserian is het goed om te horen dat de aanstelling van nieuw personeel door een comité wordt geregeld. Als dat slechts door een opzichter gebeurt is de kans groter dat er om seksuele gunsten en een geldbedrag gevraagd wordt.

ZATERDAG

De nacht van vrijdag op zaterdag is de enige die we buiten Nairobi doorbrengen, in het Tea hotel in Kericho. Om 8 uur ’s ochtends zitten wij in een zaaltje bij Unilever: het begin van een dag over de theesector, een zeer belangrijk exportproduct voor Kenia. Hoewel India en China een veel hogere theeproductie hebben, is Kenia het echte exportland. Egypte, Pakistan, de EU: overal gaat het naartoe. Thee wordt geproduceerd in plantages, zoals bij Unilever, en door kleine boeren. Tot de onafhankelijkheid in 1963 werden kleine boeren niet geacht thee te verbouwen. Nu produceren ze bijna 1,5 keer zoveel als de plantages. De velden zien er prachtig uit, één golvend groen tapijt is het. Overal zijn groepjes plukkers bezig. Ze plukken de bovenste twee of drie blaadjes. Als je de thee niet zou plukken en snoeien, worden het bomen.

Unilever is een van de grote spelers in de Keniaanse thee, o.a. via bekende merknamen als Lipton. We zijn extra benieuwd vanwege een rapport van de stichting SOMO (Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen) waarin allerlei misstanden naar voren komen. Zo zou langs etnische lijnen worden geworven en worden er van ondergeschikten geld en seksuele diensten verwacht in ruil voor een contract of andere privileges. Unilever realiseert zich dat deze problemen zich voor kunnen doen, heeft ze ook in kaart gebracht en oplossingen aangedragen en doet van alles om de sociale omstandigheden voor de medewerkers op goed niveau te brengen. Vanwege de geringe duur van het bezoek onthouden wij ons van een conclusie. Net als bij het theebedrijf: we zijn passanten, we hebben geen gelegenheid om met groepen plukkers te praten, we spreken mensen van het topkader en die willen natuurlijk vertellen hoe succesvol de zaken verlopen.

We rijden over glibberige weggetjes van rode aarde en komen aan bij John Tanui, een theeboer. Zijn bedrijfje is een lust voor het oog. Want naast een veldje met thee, staan er bananen, maïs, suikerriet, kool en cassave. Hij heeft ook een koe. Het is een kruising tussen een lokale zeboe en een Fries. De melk verkoopt hij. Uiteindelijk komen we bij de theefabriek aan. Hier brengen de boeren hun groene blaadjes naartoe. De thee wordt gewogen en ze krijgen een bon mee. In de fabriek, gerund door de Kenya Tea Development Agency (KTDA), wordt de groene thee gedroogd, vermalen en verpakt, waarna de reis naar Mombasa kan beginnen: op naar de exportmarkt. KTDA is een echte boerenorganisatie, vroeger van de staat, nu van boeren voor boeren.

CONCLUSIE

Het was een zeer goed gevulde week met een uiterst gevarieerd programma. Aanvankelijk was ik wat beducht: Emile Roemer op zijn eerste dag in Afrika al in een van de grootste sloppenwijken van het continent, gaat dat niet een beetje snel? Maar aan het eind stelden we vast dat het als werkbezoek buitengewoon effectief was geweest door de variatie aan politiek relevante onderwerpen. Het levert een hele dosis bagage, die benut kan worden in het debat over nut en noodzaak van ontwikkelingshulp. En tussendoor (met name tijdens de autotocht naar en van Naivasha en Kericho) krijg je ook een beeld van het land, van de schoonheid van het landschap, de afwisseling in de landbouw, van de bezigheden van mensen in dorpen en steden, van markten, kleine restaurantjes, slechte wegen, goede wegen, en als toegift, giraffen, zebra’s en impala’s.

  1. Zie ook www.sp.nl/service/dossiers/globalisering/dagboekkenia2007/

Kenia

Hoofdstad: Nairobi

Inwoners: 39 miljoen (2009)

Landstaal: Engels, Swahili

Godsdienst: Protestant 45%, Katholiek

33%, Moslim 10% en overige 12%

Nationaal inkomen per hoofd: 1.600 dollar

Levensverwachting: 59,5 jaar

Human Development Index: 0,597 (hier geldt, hoe hoger hoe beter. Nederland staat op

0,890)