publicatie

Tribune 11/2009 :: Oom agent is boos

Tribune, december 2009

Reportage

Oom agent is boos

Minister Ter Horst wil jaarlijks 190 miljoen op de politie gaan bezuinigen. Maar agenten zeggen dat ze nú al nauwelijks meer toekomen aan het werk op straat. Ze geven haar een dikke onvoldoende, blijkt uit een grootschalig onderzoek van de SP. “De minister leeft in een papieren werkelijkheid.”

Tekst:Willem Bos Foto's: Rob Voss

Politieagent is niet zomaar een baan. Anthony van Baal, uit Tienray in Noord Limburg, is wijkagent. “Het is prachtig werk”, zegt hij enthousiast. Al twaalf jaar is hij bij de politie en hij zegt “dat uniform nooit meer uit te willen doen.”

Van Baal: “Het is mooi om een boef op heterdaad te pakken, om de dader voor de rechter te krijgen als mensen onrecht is aangedaan. Het is mooi om voor veiligheid in de buurt te kunnen zorgen.” Maar het moet wel kunnen.

Van Baal is boos over de manier waarop er met de politie wordt omgesprongen. Als wijkagent kan hij maar een klein deel van zijn tijd werkelijk op straat zijn. “Kijk,” zegt hij, “als wijkagent moet je in de wijk zijn, op straat. Je moet contact met de mensen onderhouden. Zo kan je dingen aan zien komen en problemen voorkomen. Daar is veel te weinig tijd voor.” “En”, gaat hij verder, “dat is ook aan de burgers niet uit te leggen. De goedwillende burger komt alleen in aanraking met de politie als hij een acceptgiro op de mat krijgt, als hij midden in de nacht op een stille rechte weg 83 reed waar maar 80 was toegestaan.”

Van Baal staat niet alleen in zijn kritiek. In Nederland werken tweeënvijftigduizend mensen bij de politie. Ruim een op de vijf nam de moeite tijd om de enquête van de SP in te vullen. Het resultaat is opvallend. Hun hoogste baas, minister van Binnenlandse Zaken Guusje ter Horst, krijgt van de agenten gemiddeld een 3,9 als rapportcijfer. Meer dan tachtig procent van de agenten vindt de werkdruk te hoog, en meer dan negentig procent noemt de arbeidsvoorwaarden slecht. Bijna negentig procent van de wijkagenten zegt niet voldoende in de buurt aanwezig te kunnen zijn en bijna veertig procent van de agenten denkt er serieus over om op te stappen.

SP-Tweede Kamerlid Ronald van Raak, woordvoerder politie, vindt de uitslag schokkend: “Je moet je realiseren dat politieagenten niet snel klagen. Het zijn over het algemeen gezagsgetrouwe mensen. Als de onvrede zo groot blijkt te zijn, dan is er echt iets aan de hand. Deze minister doet aldoor alsof er niets aan de hand is bij de politie. Zij leeft in een papieren werkelijkheid. In de echte werkelijkheid is er grote onvrede onder de politie, dat toont dit onderzoek aan.”

‘De politie doet haar ding, maar de volgende dag begint het weer van voor af aan’

De politie heeft niet alleen te maken met bezuinigingen op het politieapparaat. De afgelopen jaren zijn allerlei maatschappelijke voorzieningen verminderd of verdwenen. Ook voorzieningen voor mensen die op de een of andere manier in de problemen zijn gekomen: drugsverslaafden, psychiatrisch patiënten en anderen die specifieke hulp en opvang nodig hebben. Als die opvang ontbreekt en de zaken lopen uit de hand, als mensen een gevaar voor zichzelf of voor anderen gaan vormen, komt de politie in beeld. Maar juist voor dit soort problemen ontbreekt het de politie aan middelen en mogelijkheden om structureel iets op te lossen.

‘Met verslaafden en “gestoorden” zitten we soms in een vicieuze cirkel van bonnen geven, oppakken, opsluiten en het begint weer opnieuw’, meldt een van de agenten in het onderzoek: ‘Daar gaat veel te veel geld en mankracht aan verloren.’ Een andere agent omschrijft het zo: ‘Psychiatrische patiënten die overlast veroorzaken in een buurt, als roep om aandacht. De politie wordt gebeld en doet haar ding. Persoon meenemen, instanties inschakelen. De rechterlijke machtiging wordt vervolgens niet snel genoeg gegeven, terwijl deze mensen juist gebaat zijn bij een goede hulpverlening. Persoon wordt weer naar huis gestuurd en de volgende dag begint het van voor af aan. Het zijn dit soort incidenten die heel veel politietijd vergen.’

‘Te veel generaals en te weinig soldaten’

De agenten hebben ook veel last van de bureaucratie. ‘Het vechten tegen de eigen organisatie’, zoals een van de agenten het omschrijft. ‘Een waardeloos computersysteem, nodeloze regelgeving en papierbergen’, worden genoemd. ‘Leidinggevenden die bezig zijn met het opkrikken van de cijfers ten behoeve van verschillende soorten rapportages. Dat schijnt belangrijker te zijn dan gewoon die burger te geven waar hij of zij om vraagt.’

Een andere politiefunctionaris omschrijft het zo: ‘Mijn idee is dat de gehele Nederlandse politie is gebaseerd op wantrouwen tegen haar personeel. Een voorbeeld is het op het uur nauwkeurig verantwoorden van wat je gedaan hebt. De declaraties mogen niet van handgeschreven bonnen voorzien zijn, stel je voor dat je fraudeert. Een diensttelefoon met camera, daarvoor moet je een verklaring tekenen dat je geen privéfoto’s maakt. Internet op de telefoon is al helemaal afgesloten, zodat je iets basaals als het nieuws niet kunt opzoeken, terwijl dat vaak de basis is voor ons werk. E-mailen mag uitsluitend werkgerelateerd zijn. Op straffe van ontslag moet je akkoord gaan met een verklaring dat je nooit ofte nimmer privé zult mailen.’

Terwijl er alom geklaagd wordt over te weinig agenten op straat groeit het aantal leidinggevenden gestaag. ‘Toen ik begon was er één man ondersteuning op zes agenten. Nu is dat bijna een op een’, merkt een van de agenten op: ‘Te veel ondersteunende afdelingen en te weinig uitvoerende agenten, veel generaals en te weinig soldaten.’ ‘Die (leidinggevende) functies zijn duurbetaald, in tegenstelling tot degenen die het daadwerkelijke politiewerk doen’, voegt hij er cynisch aan toe. ‘Er is zoveel bureaucratie dat de organisatie het politiewerk kan afschaffen, en toch aan het werk kan blijven.’

Agent Van Baal onderschrijft dit beeld. “In mijn regio Limburg Noord werken twaalfhonderd man. Daarvan lopen er vier- of vijfhonderd op straat – de rest zijn administratieve en ondersteunende functies.”

‘Ik voel me een verlengstuk van de Belastingdienst’

Een andere bron van ergernis van de agenten is het verplicht bonnen schrijven. ‘Ik voel me vaak een verlengstuk van de belastingdienst’, zegt een van de agenten. ‘Helaas moet ik, om de target van tweehonderd bonnen te halen, kiezen voor de “makkelijke” bon. Zoals bijvoorbeeld fietsverlichting, omdat ik hiervan veel in een korte tijd kan realiseren. Honderdtachtig bonnen is verplicht, anders kan dat je jaarlijkse periodiek kosten.’

Een paar jaar geleden stond het schrijven van een bepaald aantal bonnen in de ‘prestatiecontracten’ van de politiekorpsen. Na kritiek van de Tweede Kamer zijn die bonnenquota afgeschaft. Bonnen zijn immers een middel om de veiligheid te vergroten, en geen doel op zich. Uit het onderzoek blijkt dat bonnenquota in de praktijk gewoon nog bestaan.

Van Raak: “Toen ik dat in het debat met de minister aankaartte, kreeg ik doodleuk als antwoord dat het inderdaad uit de contracten is verdwenen en dat het nu een zaak van de korpsen zelf was. Maar de minister zei ook dat er wel voor 831 miljoen aan bonnen moet worden opgehaald. En dat het schrijven van bonnen juist het gezag van de agenten versterkte.” “Nou,” gaat hij verontwaardigd verder, “de agenten ervaren dat dus heel anders. Dat is een typisch voorbeeld van de papieren werkelijkheid waar deze minister in leeft.”

Wat de agenten nog het meest dwars zit is dat die verplichte bonnen de relatie met het publiek verslechteren. ‘Als mijn werkgever wil dat ik een bijstandsmoedertje drie bekeuringen uitschrijf, omdat ik die mogelijkheid heb, dan denk ik dat we de plank volledig misslaan’, schrijft een agent. Een ander: ‘Zolang je die politieagent alleen bonnen laat schrijven, maar die inbreker wordt niet gepakt...? Vind je het dan gek dat mensen dit op een gegeven moment niet meer pikken?’

‘De vaste wijkagent moet terug op straat, lopend’

Ook de grotere fysieke afstand tussen de politie en het publiek speelt naar de mening van de agenten een rol in de verslechtering van de relatie met het publiek. ‘Toen ik bij de politie begon, zat ik gemiddeld zeven uur per dag in de wijk. Je dronk koffie in de wijk, had veel contact met je wijk. Je kende je mensen in de wijk, je was aanspreekbaar. Je kon anticiperen op situaties. Er werd veel gewaarschuwd et cetera.’ En: ‘Toen ik in 1975 begon, werkten er aanzienlijk meer mensen op straat. Wij woonden ook in de gemeenschappen en maakten er deel van uit. Daardoor kenden we alle ins en outs van de gemeenschap. De lijnen waren veel korter en we waren meer betrokken bij de maatschappij dan tegenwoordig.’

Maar liefst 88 procent van de wijkagenten zegt onvoldoende tijd te hebben om aanwezig te zijn in de buurt. Agenten denken dat kleinschalige politiezorg effectiever is. Driekwart van de wijkagenten zegt dat kleine politieposten de veiligheid in de buurt kunnen vergroten. ‘De vaste wijkagent moet terug op straat. Niet in de auto of op de motor, nee, lopend. Desnoods op de fiets. Gewoon weer een praatje maken met de burgers. Nu is het zo: als je de politie ziet, dan is er wat aan de hand. Als de politie met je wil praten, heb je iets verkeerds gedaan.’

Er zijn plannen genoeg om de agent weer terug in de buurt te brengen, maar in de praktijk komt daar weinig van terecht. Agent Van Baal weet dat uit eigen ervaring: “In Limburg-Noord is afgesproken dat een wijkagent zestig procent van zijn tijd in de wijk kan zijn. In werkelijkheid is dat twintig tot veertig procent.”

Van Raak wijst erop dat de Tweede Kamer bij de Algemene Beschouwingen een motie van Agnes Kant heeft aangenomen, met brede steun, waarin staat dat bezuinigingen bij de politie niet mogen leiden tot minder blauw op straat. Van Raak: “Wij hebben een meldlijn geopend voor politieagenten en daarop zijn al honderden meldingen binnengekomen van agenten die zeggen dat er nu al wijkposten worden gesloten en dat de agenten minder op straat komen.”

Hij laat het er niet bij zitten: “De situatie is nu al slecht en mag niet verder verslechteren door bezuinigingen. Het gaat om de veiligheid van de mensen in dit land. Als de minister het niet doet, zal de Tweede Kamer zelf stappen moeten ondernemen. En als dat niet gebeurt zullen de politieagenten in actie komen, denk ik.”

De anonieme citaten in dit artikel zijn afkomstig uit het rapport ‘De agent aan het woord’ en door de Tribuneredactie licht geredigeerd. Het volledige rapport, met de originele citaten, is te downloaden vanaf www.sp.nl/service/rapport

Huiskamerpost weg?

In maart van dit jaar plaatsten we in de Tribune een reportage over de huiskamer-politiepost in de Arnhemse wijk Klarendal als voorbeeld van een goede, kleinschalige post waar de menselijke maat centraal staat. Zoals we toen al schreven, is dit een van de wijkposten die in aanmerking komen voor sluiting. Ook in het vakbondsblad van de politievakbond ACP van november was te lezen dat deze politiepost mogelijk verdwijnt. “Onzinverhalen”, noemt de gemeente Arnhem dit bij navraag. Ook de woordvoerder van de politie in Arnhem ontkent, en voegt toe: “Het ligt natuurlijk politiek gevoelig.” SP-gemeenteraadslid Jurgen Elfrink sprak met betrokkenen en bevestigt dat er gesprekken zijn over de toekomst van de post:

“Er is nog geen plan, maar er wordt gesproken over het vervangen van ‘donkerblauw’ door ‘lichtblauw’ – echte politieagenten door ambtenaren met beperkte bevoegdheden. Ook het voortbestaan van de huiskamerpost hangt daarvan af.” De SP Arnhem wil deze politiepost graag behouden. Elfrink: “Wij willen meer blauw op straat, niet minder. Benaderbaar en laagdrempelig. Als deze post verdwijnt, komen we in actie.”