publicatie

Tribune 04/2006 :: Hart voor de zaak

Hart voor de zaak

Wie let er op de kleintjes?

Administratieve rompslomp, prijzenoorlogen, koopzondagen, onbetaalbare verzekeringen en een leven onder het bijstandsniveau. Het bestaan van de meeste kleine zelfstandigen gaat niet over rozen. In de ijver naar economische groei lijkt de politiek nauwelijks op de kleintjes te letten. Als het aan SP-Kamerlid Arda Gerkens ligt, komt daar binnenkort verandering in.

Tekst: Ronald Kennedy Foto: Rob Voss

Salmiak, trekdrop, vruchtenhartjes en een heel sortiment aan ‘oud Hollandsch’ lekkers uit grootmoeders tijd. Je kunt het zo gek niet bedenken of Sinne Tolsma verkoopt het in zijn Schiedamse snoepwinkel: ‘Ik heb zo’n 570 soorten snoep,’ zegt hij met trots. Maar kauwgom verkoopt hij principieel niet. ‘Zolang mensen dit zomaar op straat deponeren, vind ik dat je als ondernemer voor die vervuiling medeverantwoordelijk bent.’

Het verhaal over hoe Tolsma de ouderwetse borsthoning heeft verkregen is zelfs ver buiten Schiedam legendarisch. ‘Ik had er stad en land voor afgezocht, maar kon het nergens meer krijgen. Tot er een mevrouw naar me toekwam die tijdens haar vakantie in Hongarije op iets was gestuit, dat net als borsthoning smaakte.’ Vervolgens legt Tolsma contact met de ene na de andere fabriek in Oost-Europa op zoek naar hét ideale recept voor borsthoning.

‘Het was nog een heel avontuur om die brokken te krijgen. Maar ze gaan nu als zoete broodjes over de toonbank, het smaakt precies zoals vroeger.’ Momenteel is Tolsma bezig met de herintroductie van de goede, oude Bruine Beertjes. Want: ‘De klant is koning. Je moet niet afwachten tot ze naar jou toe komen, maar ze als het ware naar binnen sleuren.’

Zijn ondernemersgeest heeft vruchten afgeworpen: de klanten komen van heinde en verre naar zijn winkel in Schiedam. ‘De helft van mijn inkomsten haal ik uit mijn internetwinkeltje.’ Maar hij let ook op de kleintjes. ‘Zie je die bak met suikervrije drop? Verkoopadviesprijs is 1,15 per ons. Dat vind ik te duur. Dus heb ik er 85 eurocent van gemaakt. Het leven is al zo duur voor diabetici en ik pak er zo zelf ook nog een beetje winst op. Je blijft toch ondernemer.’

Tolsma praat als een geroutineerd snoepverkoper, maar komt eigenlijk nog maar net kijken in het vak. Pas in juli 2004 kwam hij op het idee om ‘iets voor zichzelf’ te beginnen. ‘Ik was het helemaal zat om voor een baas te werken.’ Na wat marktonderzoek bleek Schiedam dringend behoefte te hebben aan een snoepwinkel. Dus huurde hij met zijn levenspartner Leendert een leuk pand in het Schiedamse stadscentrum, vlakbij de Grote Kerk. Al in september gingen de deuren open. ‘We hebben wel geluk gehad, ik schreef al in mijn tweede jaar in het zwart.’ Hij zoekt tevergeefs naar een stuk hout en tikt dan maar op zijn glazen vitrine: ‘Even afkloppen.’

‘Als ik in loondienst was geweest, zat ik nu allang in de ziektewet.’

Toch is Tolsma’s ondernemersbestaan niet een en al rozengeur en maneschijn. ‘Het is hard werken. Nu zit ik qua inkomen ongeveer gelijk aan de tijd dat ik nog in loondienst was. Geen vetpot. En dan ben ik nog niet eens verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid of ziekte. Dat is peperduur.’ Hij is niet de enige ondernemer die dergelijke verzekeringen niet kan betalen. Volgens MKB Nederland zijn er zo’n 350.000 kleine zelfstandigen. Daarvan is slechts tien procent verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. En dan is de inschatting nog aan de hoge kant, denkt het MKB. Tolsma: ‘Als je de premies voor zelfstandigen ziet, krijg je bijna een hartaanval. Daar moet je heel wat kilo’s drop voor verkopen.’ Tolsma hoest en proest herhaaldelijk tijdens het interview. ‘Ik ben nu al twee dagen snotverkouden, maar ik kan het me niet veroorloven om de zaak dicht te doen. Je móét door. Als ik in loondienst was geweest, zat ik nu allang in de ziektewet, hoor.’

De Wet Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen (Waz) is afgeschaft, maar er is geen alternatief voor in de plaats gekomen. Tevens blijken verzekeraars niet happig om ondernemers met een hoog risico op te nemen. SP-Kamerlid Arda Gerkens vindt dat een onwenselijke situatie. ‘Afgezien van het feit dat mensen daarom er van afzien om zelfstandig te worden, zijn er ook veel die onverzekerd rond lopen met alle risico’s van dien.’

De SP wil een standaard polispakket met een acceptatieplicht. Deze basispolis is slechts één aanbeveling uit de nota ‘Hart voor de Zaak’, die Gerkens in februari presenteerde. Ze wil dat de kwetsbare positie van kleine zelfstandigen wordt versterkt. En hoewel sommigen misschien denken dat de SP zich weinig gelegen laat liggen aan ondernemers, is het tegendeel het geval. ‘Het hart van onze economie, maar ook van de samenhang in de buurten komt van de kleine ondernemers,’ vindt Gerkens. ‘Onder die kleine winkelier, maar ook onder zelfstandigen is heel veel stille armoede. Dit kabinet kijkt niet naar ze om, maar komt met maatregelen die hun leven nog zwaarder maakt. Hier ligt dus bij uitstek een taak voor de SP!’

De SP bepleit tevens een hogere kleinschaligheidsaftrek en wil het belastingtarief over de eerste 41 duizend euro winst verlagen naar 23,5 procent. Het salaris van de eigenaren van eenmanszaken wordt immers uit die winst betaald. Vaak blijft er na aftrek van de kosten maar bar weinig over. Sinds de jaren negentig is de armoede onder deze groep alleen maar toegenomen, zegt het Economisch Instituut voor het Midden- en kleinbedrijf (EIM). Pakweg één op de acht zelfstandigen leeft onder bijstandsniveau. Zo’n zes procent van de kleine ondernemers verkeert zelfs in ‘een situatie van permanente armoede’.

Tolsma heeft naar eigen zeggen niets te klagen. ‘Elke maand zit er een stijgende lijn in.’ Zijn handel is ook niet zo conjunctuurgevoelig, zegt Tolsma: ‘Snoepen blijft men toch wel doen.’ Toch gelooft hij in de noodzaak van de nota van Gerkens. ‘Elke impuls voor startende ondernemers is meer dan welkom. Vooral de eerste drie jaar kunnen funest zijn voor zelfstandigen. Dan kunnen ze best wat hulp gebruiken. Want of ze nou tonnen of een paar duizend euro per jaar omzetten; kleine ondernemers blijven nodig.’

Soms komt een kleine zelfstandige buiten zijn schuld tijdelijk in financiële nood. Denk aan de ijscoman tijdens een slechte zomer. Voor hen is er – op papier – het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen (Bbz). Ondernemers met een eigen vermogen van boven de 38.147 euro moeten dit bedrag echter terug betalen, omdat het als lening wordt gezien. Snoephandelaar Tolsma beleefde zijn zakelijke dieptepunt toen de weg voor zijn winkel werd opengebroken. ‘Ze hebben drie maanden gedaan over honderd meter. Dat kostte natuurlijk klanten. Ik heb toen gegevens opgevraagd bij de gemeente. En wat bleek? Hier in Schiedam voldoen welgeteld twee ondernemers aan de eisen voor Bbz. Daar klopt natuurlijk geen hout van.’ In de praktijk blijken bijna alle ondernemers boven de vermogensgrens te zitten, omdat ook het onroerend goed wordt meegeteld. SP’er Gerkens pleit dan ook voor een versoepeling van de toelatingseisen voor Bbz.

‘Grote kantoren vinden kleine ondernemers in de vrije beroepen maar chaoten waar weinig aan te verdienen valt.’

Bij slecht economisch tij voelen de ‘kleintjes’ als eerste de klappen. Schuldsanering is in toenemende mate het bittere gevolg. Neem het verhaal van Raimond Oremus. Zo’n drie jaar geleden moest hij ‘met pijn in het hart’ de deuren van zijn Overijssels dorpscafé sluiten. Faillissement. Door de schuldsanering belandde hij van de regen in de drup. ‘Onze bewindvoerder heeft grote fouten gemaakt, brieven en rekeningen niet doorgestuurd. Dat soort onzorgvuldigheden gebeuren volgens mij heel veel. Hierdoor kom je alleen maar dieper in de problemen. Misschien moet er een steunpunt komen,’ oppert hij. ‘We zijn al met onze vier kinderen uit huis geplaatst en moesten rondkomen van 25 euro per week. Gelukkig konden we terugvallen op ouders en familie, anders was de strop wel heel dichtbij gekomen.’

Maarten Salden kent het klappen van de zweep maar al te goed. Hij is zelfstandige en zijn adviesbureau (een VOF, samen met z’n vriendin) is gespecialiseerd in kleine ondernemers in de vrije beroepen: kunstenaars, journalisten en schrijvers. ‘We doen van alles: rechtsbijstand, hulp bij administratie en bij het invullen van belastingformulieren.’

De grote kantoren vinden die doelgroep maarchaoten waar weinig aan te verdienen valt, weet Salden. ‘Veel kunstenaars kunnen geen vaste baan vinden en moeten dus min of meer gedwongen een bedrijfje beginnen. Het grote probleem is dat bij creatieve opleidingen daar totaal geen aandacht aan geschonken wordt. Door kennisgebrek komen veel startende zelfstandigen in deze sector in de problemen. Ze bouwen geen pensioen op en de belastingdruk is enorm. Vaak komen ze voor allerlei aftrekposten en subsidies in aanmerking zonder dat ze het weten.’ Salden constateert dat veel zelfstandigen armoede niet als zodanig ervaren. ‘Daar komt bij dat ze veel liquide middelen hebben. Dat klinkt leuk en vrienden kunnen denken dat je altijd geld heb, maar aan het einde van het jaar blijkt dat je netto misschien maar zeven duizend euro hebt verdiend en dat je met een schuld zit.’ Ook hij neemt het risico en is niet verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. ‘Zolang mijn hoofd nog in orde is, is er niks aan de hand. Er moet gewoon doorgewerkt worden. Kleine ondernemers worden wel ziek, maar ze zijn het nooit.’

Andries Lohmeijer kan er over meepraten. Hij zit al sinds 1984 ‘in de computers’. In 1995 – ‘wanneer Microsoft de markt gaat domineren’ – richt hij een bedrijfje op dat zich specialiseert in kunst en techniek. ‘We leverden bijvoorbeeld de elektronica voor de educatieve multimediale toestellen van Artis, Nemo en het Tropenmuseum. Daarnaast zijn we ook gespecialiseerd in meetinstrumenten die controleren of gasleidingen nog in orde zijn.’ Lohmeijer heeft wat je noemt ‘hart voor de zaak’. ‘Ik zie mezelf op de eerste plaats als een gedreven vakman en niet zozeer als ondernemer.’ Met liefde praat hij over ‘zijn’ vak en die goede oude tijd van de Sinclair ZX, floppy drives en matrix printers. Vooral de beginjaren zijn ‘beslist niet makkelijk geweest.’ ‘We moesten met twee opgroeiende kinderen rondkomen van 1000 gulden per maand. Er waren jaren dat we enorme verliezen draaiden.’ Nu gaat het beter. ‘De laatste drie jaar zit ik net onder modaal.’

Lohmeijer vindt dat het klimaat voor kleine ondernemers best mag verbeteren. ‘Zelfstandigen steken toch maar hun nek uit; ook voor hun eventuele werknemers. Ik vind dat de belastingdienst best iets liever voor ons mag zijn. Het moet toch mogelijk zijn om een modaal inkomen over te houden zonder dat het buitensporig veel ellende oplevert?’

Arda Gerkens van de SP stelt in haar nota voor, dat kleine ondernemers hun zieke werknemers nog maar één jaar zouden moeten doorbetalen. Nu is dat twee jaar. Lohmeijer ziet dat wel zitten. ‘Dat zou ook schelen in de premies die je moet betalen. Verzekeringen voor arbeidsongeschiktheid van werknemers zijn schreeuwend duur.’ Hij weet echter hoe catastrofaal het kan zijn om je niet te verzekeren. ‘Op een gegeven moment had ik hier acht man in dienst. Een van de personeelsleden kreeg twee maanden nadat hij in dienst kwam last van psychische klachten. Gelukkig was ik verzekerd, anders zou ik er zeker failliet aan zijn gegaan.’

Ondanks dat hij een ‘hartritmestoornisje’ heeft, is Lohmeijer niet verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Over de eventuele gevolgen denkt hij liever niet na. ‘Als ik niet meer in staat ben om te werken, zal ik mijn huis moeten opeten en kom ik in de bijstand.’

Dat de door Gerkens voorgestelde acceptatieplicht zeer welkom zou zijn, blijkt uit het verhaal van Joyce Woordman, die al drie jaar een communicatiebureau runt. ‘Ik ben zo’n brave burger die netjes vermeldde dat ik antidepressiva en cholesterolpillen slikte,’ vertelt ze. ‘Met als gevolg dat ik bij elke verzekeraar werd afgewezen. Ondanks het feit dat ik een goed lopend eenmansbedrijfje heb en misschien wel dankzij die antidepressiva vrijwel nooit ziek ben. Ik vind dat oneerlijk.’

Computerondernemer Lohmeijer mist ook het solidariteitsbeginsel in de verzekeringen. ‘Als je invult dat je op een steiger werkt, betaal je meteen zoveel keer meer premie. Natuurlijk raakt een bankmedewerker minder snel geblesseerd dan een stratenmaker, maar ik vind niet dat dit tot uitdrukking moet komen in de premies. Want we vinden toch met z’n allen dat die stratenmaker net zo hard nodig is als die bankmedewerker? Nu zijn er beroepen die letterlijk niet te verzekeren zijn.’

Woordman heeft zich vrijwillig laten verzekeren via het UWV. Dat is een dure grap: ze betaalt ruim 360 euro premie per maand. ‘Bij een normale verzekeraar zou ik zeker de helft minder betalen. Toch betaal ik het, omdat ik een redelijk goed inkomen heb. Want je zal maar de pech hebben dat je iets overkomt: dan zit je de rest van je leven met de verschrikkelijke gevolgen.’ Woordman is voorzichtig optimistisch over het voorstel voor een basispolis. ‘Het is wel belangrijk hoe zo’n basispakket eruit gaat zien. Als de verzekeraars allerlei bepalingen opnemen voor gevallen waarin ze niet uitkeren, schiet je er nog niks mee op.’

‘Verplichte inschrijving bij de Kamer van Koophandel en de branchevereniging kost geld en je hebt er niks aan.’

Ondanks alle problemen willen de meeste zelfstandigen niet meer terug naar een bestaan in loondienst. Snoepwinkelier Tolsma ook niet. ‘Het bestaan als kleine ondernemer is niet altijd even gemakkelijk, maar je weet waar je het voor doet. De sociale contacten zou ik niet meer kunnen missen. Het is echt een buurtwinkeltje.’ Wel ergert hij zich aan de toenemende regelzucht. ‘Neem de jongste maatregel van staatssecretaris Van Geel,’ verzucht hij: ‘Nou moeten we een plan van aanpak inleveren over hoe we met verpakkingen omgaan. Iedere vierkante centimeter pakpapier moet verantwoord worden.’ Tolsma doet al jaren aan bewust inpakken. ‘Ik schep alleen in papieren zakken. Al de dozen die ik van leveranciers krijg, gebruik ik voor de internetbestellingen. Goed voor het milieu en je bespaart nog een centje ook. Die zuinigheid hebben de meeste ondernemers, denk ik. Laat de staatssecretaris liever de grootgrutter hiernaast aanpakken en de overmatige verpakkingcultuur waarin we leven. Alles wordt tegenwoordig individueel verpakt aangeleverd, zoals dat zo mooi heet.’ Nog zoiets: de verplichte inschrijving bij de Kamer van Koophandel én de branchevereniging. De snoepverkoper: ‘Vaak krijg je daardoor twee keer dezelfde mailings en wat ik er aan heb als ondernemer? Geen idee, maar geld kost het wél.’

De SP pleit in de nota verder voor een verbod op verkoop onder de inkoopsprijs – zoals al in België het geval is – en minimaal één rustdag in de week. ‘Daardoor wordt de concurrentiepositie van de kleine ondernemer eerlijker,’ concludeert de nota ‘Hart voor de Zaak’. Door de prijzenoorlog is het aantal buurtsupers de afgelopen twee jaar met ruim 12 procent afgenomen. Gerkens: ‘Kleine zelfstandigen werken hard voor minieme marges, dan is een prijzenoorlog funest. De koopzondag is bovendien een inbreuk op het privéleven en de broodnodige rust die de kleine winkelier nodig heeft.’

In Schiedam is één keer per maand koopzondag. Het deert Tolsma persoonlijk niet. ‘Ik gooi de rolluiken soms vrijwillig open op zondag als ik veel mensen zie lopen. Dat mag, want ik verkoop zogenaamde “direct consumeerbare goederen”. Maar hij kent genoeg ondernemers die wel moeite hebben met de koopzondag. ‘Een kennis van me is streng gereformeerd, die doet de deur echt niet open.’ Maar ook andere kleintjes gaan er aan onderdoor. ‘Er gaan meer winkels dicht dan er bij komen. Bovendien ligt Rotterdam om de hoek. Dat merken de winkeliers hier natuurlijk ook.’

Aan het einde van de dag draait Tolsma zijn snoepwinkel op slot. Een sticker op de deur waarschuwt voor verborgen camera’s en achter de ruiten zijn metalen rolluiken bevestigd. ‘Hier heeft vroeger een elektronicazaak in gezeten. Nu heb ik ongetwijfeld de zwaarst beveiligde snoepwinkel in de regio.’

De naam Joyce Woordman is uit privacy-overwegingen gefingeerd.

Inhoud