publicatie

Tribune 04/2006 :: Docent aan het Ibn Ghaldoen

Tribune, april 2006

Docent aan het Ibn Ghaldoen

Samen met vrouw en dochter kwam Jeroen Rikkerink in mei 2002 terug in Nederland, na een verblijf van drie jaar in het Midden-Oosten. Twee jaar had hij gewerkt als docent geschiedenis in Jordanië, en een jaar in Libanon. Hij ging als geschiedenisleraar werken aan de Islamitische Scholengemeenschap Ibn Ghaldoen in Rotterdam. Voor de Tribune schreef hij zijn ervaringen over ‘drie jaar onder moslims’.

Tekst: Jeroen Rikkerink Illustratie: Gideon Borman / www.immitz.nl

Het Nederland dat ik bij terugkomst aantrof, was een ander Nederland dan ik drie jaar daarvoor had verlaten. Kranten schreven destijds natuurlijk ook over buitenlanders, maar die werden toen nog aangesproken als Turken, Marokkanen of Indo’s. Nu waren het plotseling moslims geworden, en als ik de media moest geloven waren die heel gevaarlijk! Een paar dagen nadat we ons in onze tijdelijke woning in Rotterdam in het Oude Noorden hadden gevestigd, werd Pim Fortuyn doodgeschoten. De taal die werd gebezigd in de pers, en ook de meningen die mensen in onze eigen familie- en vriendenkring ventileerden over buitenlanders en vooral over moslims, zouden een aantal jaren daarvoor nog als extreem rechts zijn bestempeld. Maar ik merkte ook dat veel mensen oprecht geïnteresseerd waren in moslims. Als ik vertelde dat ik op een islamitische school werkte, wilde mensen weten hoe het er daar aan toe ging, en of er grote verschillen waren met een ‘gewone’ Nederlandse school. Men bleek ervan uit te gaan dat er daar een ander curriculum werd onderwezen. Andere mensen reageerden verbaasd: ‘Waarom zou je daar gaan werken? Er is gebrek aan personeel in het onderwijs, je kunt overal zo aan de slag.’ Plotsklaps was ik geen gewone leraar geschiedenis, maar had ik een exotische baan. Iedereen wilde weten hoe het precies zat met die moslims in Nederland en ik zat op de eerste rij.

Al snel werd mij duidelijk dat veel mensen wel een mening hadden over moslims, maar dat weinig mensen wisten waar ze het over hadden. Vooroordelen en (vaak verkeerde) aannames waren schering en inslag. Ook bij mensen die goed zijn opgeleid en voor verstandig doorgaan. Mijn vermoeden dat veel mensen maar wat roepen, werd bevestigd door de resultaten van een onderzoek van TNS/NIPO. Een meerderheid van Nederland – 67 procent – komt nooit in aanraking met moslims en weet niets van de islam.

In deze verhitte atmosfeer en temidden van al het tumult over de islam, begon ik aan mijn nieuwe baan op de school die bij ons thuis al snel gekscherend de naam Osama Bin Laden College kreeg. Ibn Ghaldoen is een scholengemeenschap voor VMBO/HAVO en VWO. Er waren zo’n 300 leerlingen toen ik daar begon. Het docententeam was gemengd, maar het aantal niet-islamitische Nederlanders is klein. Het overgrote deel van de docenten is moslim. Slechts een enkeling is geboren en getogen in Nederland.

Ze hemelen het thuisland van de ouders vaak op, maar als je doorvraagt geven de meeste te kennen er niet te kunnen wonen.

Hoewel het overgrote deel van de leerlingen Nederlander is, en al hun leven lang in Nederland woont (vaak in Rotterdam), voelen ze zich geen Nederlander. Als je ernaar vraagt, zeggen ze: ‘Ik ben Turk’ of ‘Marokkaan’. Zelden ‘Ik ben Nederlander’. Ik werd me daarvan bewust toen er een voetbalwedstrijd tussen Nederland en Duitsland zou worden gespeeld. Een groot deel van de leerlingen hoopte dat Duitsland ging winnen. De oranjekoorts verbroederde niet, maar gaf juist aanleiding zich tegen het ‘Wij Nederlanders’-sentiment af te zetten.

De meesten van mijn leerlingen kwamen nauwelijks in aanraking met Nederlanders. De wijk waar ze wonen wordt bevolkt door moslims. De winkels waar ze boodschappen doen worden gerund door moslims. Net als de buschauffeur. Vrijwel iedereen in hun sociale omgeving is moslim. Ook de tv-programma’s, websites en de popsterren die hun wereld bevolken, zijn vaak niet Nederlands. Op het eerste gezicht zou je dus zeggen dat ze zeer slecht geïntegreerd zijn, maar na drie jaar Ibn Ghaldoen durf ik een andere conclusie te trekken. Gezien hun woon- en leefsituatie zijn ze verbazingwekkend goed geïntegreerd en de verschillen met ‘witte’ Nederlandse leerlingen zijn niet zo groot. Het Nederlandse onderwijssysteem heeft ze van jongs af aan bijgebracht om zelf na te denken, en de verschillende mogelijkheden en standpunten tegen elkaar af te wegen. Ze hebben geleerd redeneringen van anderen kritisch te volgen, zich in anderen te verplaatsen en pas dan tot een oordeel te komen. Net als hun ‘witte’ leeftijdsgenoten zijn ze daardoor kritisch en hebben ze hun eigen mening – in Nederland wordt dat gewaardeerd. In de Arabische wereld is dat andersom. Kinderen die luisteren en gehoorzamen en het gezag niet in twijfel trekken, worden juist geprezen. De leerlingen waaraan ik les gaf in Jordanië en Libanon, hoewel afkomstig uit de ‘betere’ – dat wil zeggen hogeropgeleide – klasse, waren daar duidelijk het product van. Het kostte de grootste moeite om kritisch naar de eigen geschiedenis te kijken. De held van de kruistochten – Saladin – anders benaderen dan als strijder van god, gaat er bij de kinderen niet in. Het komt je bovendien op protesten van ouders te staan. In Rotterdam heb ik dat niet meegemaakt.

Hoewel mijn leerlingen bij hoog en bij laag volhielden geen Nederlander te zijn, waren ze dat meer dan iedereen, inclusief zijzelf, denkt. En Turk of Marokkaan, zoals ze zelf zeggen, zijn ze niet. Uit de verhalen die in de klas werden verteld over bezoeken aan het ‘thuisland,’ bleek dat ze daar vaak als toeristen werden beschouwd. ‘Praat geen Nederlands met je zusjes anders betalen we meer als we iets willen kopen,’ kreeg een meisje uit 3 HAVO door haar ouders toegebeten tijdens een vakantie in Turkije. Ze hemelen het thuisland van de ouders vaak op, maar als je doorvraagt geven de meeste te kennen er niet te kunnen wonen.

‘Ouders kiezen voor een islamitische school omdat ze hopen dat hun kinderen daar meer kans hebben het diploma te halen.’

Veel mensen uit mijn vriendenkring gingen ervan uit dat leerlingen op een islamitische school wel uit een radicaal islamitisch nest afkomstig zouden zijn. Tijdens mijn contacten met leerlingen en ouders is daar niets van gebleken. De schoolbevolking vertegenwoordigt het complete scala aan meningen en opinies dat binnen de islamitische gemeenschap bestaat. Ik kreeg de indruk dat de meeste ouders voor een islamitische school kiezen, omdat ze geloven dat hun kinderen daar de beste kans maken het diploma te halen. Veel ouders waren bang dat hun kinderen op Nederlandse of gemengde scholen in aanraking zouden komen met criminaliteit en drugs, en dat de losse omgangsvormen en het vrije klimaat hen daar geen discipline en respect zal bijbrengen. De islamitische waarden zouden houvast geven, hen behoeden voor misstappen, en inspireren om te streven naar maatschappelijke vooruitgang. Ik ben niet één ouder of docent tegengekomen die niet wilde dat zijn/haar zoon, dochter of leerling integreerde in de Nederlandse samenleving. Ze willen dat hun kinderen hun islamitische identiteit behouden, omdat ze die als de beste basis zien voor succes in de Nederlandse maatschappij.

Het idee dat er zoiets als een Nederlandse islamitische gemeenschap bestaat die collectief iets vindt, ben ik snel kwijtgeraakt. De Turken en Marokkanen zitten ieder aan een andere kant van het lokaal. Ze mengen niet. Er zijn wel punten waarop alle moslims in Nederland elkaar vinden. Een daarvan is de Midden-Oosten kwestie. Alle leerlingen hebben daar een duidelijke mening over. Als geschiedenisdocent was het een dankbare taak over dat onderwerp les te geven. Ze waren razend nieuwsgierig en wilden er alles over weten. In de periode van de derde Golfoorlog is er les na les aan besteed. De Veiligheidsraad, Koerden, Ottomanen, het Turkse regeringsstandpunt, het verband met de Palestijns-Israëlische kwestie, alles kwam aan de orde. Vaak begon het met een artikel uit de Spits. De mediaberichten dat deze jongeren hun informatie van zenders als Al-Jahzira halen en daardoor zouden radicaliseren, zijn onzin. De meesten spreken niet eens voldoende Arabisch om van de commentaren op die zender iets te begrijpen.

In de periode dat ik op Ibn Ghaldoen werkte, las ik wel meer zaken in kranten over moslims, die ik op geen enkele manier bevestigd zag. Zo schreven de media dat geschiedenisdocenten niet meer de holocaust konden behandelen, uit angst dat de Marokkaanse studenten dit als Israëlische propaganda zouden beschouwen en de lessen zouden saboteren. Hier en daar was zelfs sprake van bedreiging van leraren. Bij mij op school merkte ik daar niets van. Informatie over de jodenvervolging ging er juist in als koek. Mijn leerlingen konden zich heel gemakkelijk verplaatsen in een groep die buiten spel wordt gezet.

Een grote meerderheid had het besef tot een aparte groep te behoren. Een groep die onder vuur lag. Gedeeltelijk komt dat natuurlijk voort uit hun eigen houding: het geen Nederlander willen zijn en de identificatie met het moederland van de ouders (of vaker nog van één van de ouders). Maar het heeft ook te maken met de uitsluiting door autochtone Nederlanders. Al dat commentaar op moslims en de enorme hoeveelheid negatieve aandacht voor hun geloof wordt als bedreigend ervaren. Velen op mijn school hadden het gevoel dat ze ter verantwoording werden geroepen voor iets waarmee ze niets te maken hadden: de aanslagen van 11 september of de standpunten van radicale imams. Ze vonden dat onrechtvaardig en ik kan me daar iets bij voorstellen. Zelf kom ik uit een katholiek nest. Toen de katholieke IRA in de jaren zeventig en begin jaren tachtig aanslagen in Ierland pleegde, is mijn ouders nooit gevraagd wat zij daar van vonden. Laat staan dat zij daar ooit verantwoording voor hebben moeten afleggen.

‘Als islamitische scholen de kansen op opleiding en werk vergroten, moeten ze blijven bestaan. Op een dag zullen ze dan vanzelf overbodig blijken.’

Een vraag die voortdurend aan de orde kwam, en waar ik veel over na heb gedacht, is die over het nut en de wenselijkheid van islamitische onderwijs. Als socialist ben ik van mening dat het onderwijssysteem zoals dat in Nederland bestaat, met door de staat gefinancierde openbare en bijzondere scholen, niet wenselijk is. Het is duur en stamt uit een vervlogen tijd van verzuiling. Religieus onderwijs is een privé-zaak. Maar de politiek heeft het alleen over de wenselijkheid van islamitisch onderwijs. Of niet het hele verzuilde onderwijsstelsel op de schop moet, inclusief christelijk of katholiek onderwijs, wordt maar door een enkeling aan de orde gesteld.

In de drie jaar dat ik op Ibn Ghaldoen werkzaam was, maakte ik kennis met toegewijde docenten en stafleden die het vooruit helpen van kinderen hoog in het vaandel hadden staan. Je kunt je natuurlijk afvragen of islamitische scholen de integratie bevorderen – daar kunnen dure onderzoeken naar worden gedaan. Maar de geschiedenis heeft bewezen dat er maar één methode is die de integratie van immigranten echt bevordert: opleiding. Hoe meer immigrantenkinderen hoog worden opgeleid, hoe kleiner hun achterstand zal worden. Die heeft niet met etnische achtergrond of religie te maken; het is een sociaal-economische kwestie. Als islamitische scholen de kansen van leerlingen vergroten, moeten ze blijven bestaan. Op een dag zullen ze vanzelf overbodig blijken. Want het is niet de vraag of er een polderislam in Nederland zal ontstaan – die is er allang.Daar zit wel een mits aan vast. De groep die z’n best doet om vooruit te komen, moet wel kansen krijgen om echt te wortelen en zich betrokken te weten. Waartoe uitsluiting kan leiden, dat hebben we gezien aan Mohammed B.

Inhoud