publicatie

Spanning juni 2011 :: Tunesische Jasmijnrevolutie bedreigd door Libische burgeroorlog

Spanning, mei 2011

De rechtse wind in Europa

Tekst: Dennis de Jong

Sinds de discussie over de Europese Grondwet, vonden er op straat niet zoveel discussies over Europa plaats als nu. Aanleiding: de eurocrisis, en de leningen aan Griekenland en Ierland. Mensen zijn bang dat er miljarden in het putje spoelen, met alle gevolgen van dien voor de begroting en daarmee voor onze publieke voorzieningen. Voeg daarbij de mogelijke gevolgen voor de pensioenfondsen en banken in Nederland. Het is dan ook volstrekt logisch dat mensen zich zorgen maken.

Die zorgen zijn terecht. Wat niet terecht is, is het verhaal eromheen. Het kabinet-Rutte doet voortdurend aan misleiding over de ontwikkelingen in Brussel. Zelfs de Tweede Kamer wordt vaak maar half, of zelfs ronduit verkeerd geïnformeerd. Het kabinet hoor je niet meer over het casinokapitalisme en de dolgedraaide bankiers die de crisis hebben veroorzaakt. In plaats daarvan heeft het een simpele mantra: de Grieken hebben het aan zichzelf te wijten dat ze in de problemen zitten. Niet alleen Griekenland, maar heel Europa moet ‘concurrerend’ worden via lage(re) lonen en slechte(re) arbeidsvoorwaarden. Zo worden gewone mensen het slachtoffer van het gedrag van speculanten en andere graaiers. Een fraai staaltje misleiding. In dit artikel zal ik dit laten zien aan de hand van twee voorbeelden: de crisis rond Griekenland en het Europese Economische Bestuur.

1 De crisis rond Griekenland

De crisis rond Griekenland is in de eerste plaats veroorzaakt door het feit dat Griekenland werd toegelaten tot de eurozone, zonder dat dit land daar rijp voor was. Voordat Griekenland de euro invoerde, was er sprake van een gestage economische ontwikkeling. Mede dankzij de vele fondsen uit Europa die de Grieken hielpen met het bouwen van wegen, spoorlijnen en vliegvelden, alsook met landbouw- en werkgelegenheidsprojecten, kon Griekenland moderniseren. Dat betekende overigens niet dat de Griekse economie ook goed in elkaar zat. Het land wordt gekenmerkt door het bestaan van een aantal machtige families, die niet alleen op zakelijk maar ook op politiek terrein de touwtjes stevig in handen hadden. Denk maar aan de fameuze scheepsmagnaat Onassis (de man van Jacqueline Kennedy): een schatrijke reder die ook nog eens de oprichter was van Olympic Airways. Macht en geld kwamen bij hem samen en zo gaat dat nog steeds. De rijken hebben massaal belastingen ontdoken: via het vriendjesnetwerk hoefden ze niet te vrezen voor vervolging.

Los van die rijke elite was (en is) Griekenland vooral een land van middenstanders en handelaren. Veel mensen werken in de toerismesector, maar ook daarbuiten gaat het meestal om kleine zelfstandige bedrijfjes. Voor hen was het veel moeilijker om belasting te ontduiken, al viel er ook voor hen best wel het een en ander te ritselen. Dit leidde ertoe dat de Griekse staat jarenlang veel inkomsten is misgelopen, maar voor de invoering van de euro leidde dit niet tot echt desastreuze situaties.

Devaluatie om problemen op te lossen

Als het in Griekenland wat tegenzat – bijvoorbeeld doordat het land kampte met een hoge inflatie, waardoor het steeds duurder werd als toeristenland en waardoor de exporten stagneerden omdat de Griekse producten steeds duurder werden – was er altijd het middel van de devaluatie van de drachme, waardoor Griekenland weer goedkoper werd voor het buitenland. Dat leverde ook wel bijverschijnselen op, zoals duurdere importproducten en daarmee extra inflatie, maar per saldo hinderde dat de algemene ontwikkeling van Griekenland niet.

De opeenvolgende Griekse regeringen hebben verzuimd de modernisering ook door te zetten op het gebied van kennis en innovatie. Vergeleken met bijvoorbeeld Nederland is van een kenniseconomie in Griekenland eigenlijk nooit echt sprake geweest. Door het gebrek aan technologische ontwikkeling bleef de arbeidsproductiviteit laag. Dat geldt zowel voor de periode vóór de invoering van de euro als daarna.

Euro maakt problemen zichtbaar

Met de euro kreeg Griekenland een harde munt. Bovendien een munt die je niet eenzijdig kunt devalueren. Daardoor konden structureel slechte economische omstandigheden (corruptie, lage arbeidsproductiviteit) niet meer worden verdoezeld. Ook nam de concurrentie uit andere eurolanden toe: wat Griekenland nog aan industrie had, en dat was relatief weinig, verplaatste zich naar landen als Duitsland en Nederland, met een hogere arbeidsproductiviteit en daarmee lagere kosten. De Griekse regeringen gingen vervolgens op de pof leven: het gebrek aan eigen inkomsten werd gecompenseerd door steeds meer leningen af te sluiten. De financiële markten waren geïnteresseerd en hebben jarenlang geprofiteerd van de rente op dergelijke leningen, die altijd hoger was dan de rente op bijvoorbeeld Duitse leningen.

Doordat Griekenland de boekhouding vervalste, overigens met steun in 2002 van de grootste boeven uit de bankwereld, van Goldman Sachs, die alle ideeën aanleverden, bleef dit patroon van ‘leven op de pof’ lange tijd onopgemerkt. Of liever gezegd: de andere lidstaten, met Frankrijk en Duitsland voorop, wisten het wel. Ze knepen echter bewust een oogje toe: ook zij namen het namelijk niet zo nauw met de normen over begrotingstekort en staatsschuld die waren overeengekomen in het zogeheten Stabiliteitspact om de stabiliteit van de euro te garanderen.

Crisis versterkt problemen

De financiële crisis heeft de hele situatie drastisch veranderd. De banken moesten in heel Europa gered worden en wat begon als bankencrisis werd al snel een schuldencrisis van lidstaten. Landen als Nederland en Duitsland behielden het vertrouwen van de financiële markten. Het zijn per slot van rekening sterke economieën. Maar voor een land als Griekenland bestond een dergelijk vertrouwen niet: toen iedereen de Griekse boekhouding eens echt goed ging bekijken, bleek dat de staatsschuld enorm was en dat de inkomsten om die schuld af te betalen deels ontbraken.

Dat leidde ertoe dat banken steeds meer rente aan Griekenland gingen vragen, of in sommige gevallen überhaupt geen leningen meer wilden verstrekken. Uiteindelijk steeg de nood zo hoog dat Griekenland steun moest krijgen van andere lidstaten om niet failliet te gaan. Die steun werd verleend door in principe een bedrag van €110 miljard ter beschikking te stellen. Deze lening zou in onderdelen worden uitgekeerd – tranches – zolang Griekenland voldeed aan de eisen. Dat betekende bezuinigen en lonen en andere arbeidsvoorwaarden verlagen en vooral: ervoor zorgen dat in 2014 het begrotingstekort niet boven de norm van 3 procent uit zou komen.

De Jager weet het mooi te vertellen.

Rechtse solidariteit?

Hier begint gelijk de misleiding, zowel door Brussel als door het kabinet-Rutte. Dit hele plan werd gepresenteerd als het helpen van de Grieken. Dat zou een zeldzaam teken van solidariteit zijn geweest, iets waar de in meerderheid rechtse regeringsleiders nu niet echt om bekend staan. De waarheid is dan ook een andere: Griekenland mocht en mag niet failliet gaan, want dan raakten met name de Duitse en Franse banken in de problemen die veel leningen aan Griekenland hadden uitgegeven. Al het geld dat Griekenland kreeg, moest gebruikt worden om die leningen af te lossen. In wezen werden zo private leningen (van banken aan de Griekse staat) overgenomen door de lidstaten, de belastingbetaler dus. Bovendien ging de Europese Centrale Bank massaal dergelijke leningen opkopen: ook dat is een vorm van omzetting van private leningen in publieke, want als de ECB verlies lijdt, draait uiteindelijk de belastingbetaler daarvoor op. Als de regeringsleiders en het kabinet de bevolking serieus hadden genomen, dan hadden ze eerlijk gezegd: ‘We gaan de banken weer redden. Ze hebben zoveel risico genomen met leningen aan Griekenland, dat ze bij een Grieks faillissement in de problemen kunnen komen en dat kunnen we niet hebben.’

Minister De Jager van Financiën maakte het helemaal bont: in de Tweede Kamer zei hij letterlijk dat we winst gingen maken op de leningen aan Griekenland en dat we ons geld tot de laatste eurocent terug zouden krijgen. Onzin natuurlijk, als je bedenkt dat de Griekse economie er toen al slecht voorstond en de enige receptuur die de lidstaten Griekenland meegaven er een was van drastische bezuinigingen. Het is algemeen bekend dat een drastisch bezuinigingsbeleid leidt tot verminderde economische groei en dat is precies wat in Griekenland gebeurde: economische krimp.

Van kwaad tot erger

Door diezelfde bezuinigingswoede kon de Griekse regering ook niet investeren in maatregelen om het land structureel gezonder te maken. In plaats van een heel kordon anticorruptie-rechercheurs op te tuigen en de belastinginning te handhaven, werden zoveel ambtenaren ontslagen dat er nu nog maar drie controleurs zijn die de boekhouding van alle Griekse bedrijven moeten nazien op fraude. In plaats van een kenniseconomie te ontwikkelen, moest in grote delen van het land de helft van alle scholen dicht. Het ging – en gaat – hiermee van kwaad tot erger: de lonen werden tot dertig procent verlaagd, de lasten voor de gewone mensen gingen met sprongen omhoog en de publieke sector werd verkocht (gedwongen door de Europese Unie en het Internationaal Monetair Fonds) of ingekrompen. De economie bleef krimpen, de staatsinkomsten bleven teruglopen en het begrotingstekort kon dan ook bij lange na niet worden teruggebracht tot het overeengekomen niveau. Inmiddels is de staatsschuld zo groot geworden dat Griekenland de komende tien jaar een begrotingsoverschot van tien procent zou moeten hebben om die te kunnen terugbrengen tot een acceptabel niveau.

De misleiding gaat door

De recente discussies over de verstrekking van een nieuwe tranche van de leningen aan Griekenland muntten wederom uit in misleiding. Minister De Jager deed het voorkomen alsof het alleen een kwestie zou zijn van de duimschroeven aandraaien. Zodra hij overtuigd was van het feit dat Griekenland nu eens serieus werk zou maken van ‘hervormingen’, bezuinigingen dus, zou hij akkoord kunnen gaan met een nieuwe tranche, anders niet. In het bijzonder zouden de Grieken maar eens een flink deel van de staatsbezittingen moeten verkopen, helemaal in lijn met het oude neoliberale beleid van het IMF. Dat zelfs de ex-topman van het IMF, Strauss-Kahn, hier niet in geloofde, daar hoorde je De Jager niet over. Terwijl toch iedereen weet dat je bij een uitverkoop als ondernemer altijd minder krijgt voor je producten dan tijdens de reguliere verkoop. En nu moet Griekenland in één klap 50 miljard euro aan bezittingen privatiseren. Belangrijker nog: door de duimschroeven aan te draaien, krijgen gewone mensen in Griekenland het nog veel moeilijker en ontbreekt het geld voor structurele oplossingen, zoals corruptiebestrijding en het opbouwen van een kenniseconomie. Dus alweer probeerde De Jager ons te laten geloven dat we ‘value for money’ krijgen, want als de Grieken nu maar flink bezuinigden, kwam alles weer goed. Niet dus. Griekenland is zo goed als failliet, de economie – met de middenstand voorop – stort in en de Grieken zitten nog steeds vast aan de dure euro. De euro maakt hun export buiten de eurozone duur, en het land wordt eveneens duur als toeristenland voor mensen buiten de eurozone.

De rekening gaat naar de gewone mensen

Al met al is het een enorme chaos. Wat er ook gebeurt, gewone mensen in heel Europa krijgen een rekening gepresenteerd. De SP is ervoor dat de Griekse schulden worden geherstructureerd: dat wil zeggen dat Griekenland een deel van de leningen niet meer hoeft terug te betalen. Doordat de lidstaten direct of indirect steeds meer Griekse leningen hebben overgenomen van de banken, lopen de banken steeds minder risico. Als we nog even wachten, is de hele schuld van Griekenland omgezet in leningen van andere lidstaten en het IMF. Als Griekenland dan failliet gaat, zijn de banken de lachende derde. En dat terwijl ze van de hoge rentes op de Griekse leningen heel lang hebben geprofiteerd: dus wel de lusten, niet de lasten. Zover moeten we het niet laten komen: hoe eerder we herstructureren, hoe meer de banken meebetalen.

Daarmee is nog geen lange termijn oplossing gevonden voor Griekenland en andere zwakke eurolanden. Er zal iets gedaan moeten worden aan de onevenwichtige verhoudingen binnen Europa: rechts hoor je alleen over verlaging van de lonen, maar het is een feit dat in Nederland en Duitsland de lonen juist te weinig zijn gestegen in vergelijking tot de arbeidsproductiviteit. Door de lonen hier geleidelijk te verhogen, trek je de verhoudingen recht. Daarnaast is er de mogelijkheid dat Griekenland en wellicht andere zwakke landen besluiten de euro de rug toe te keren. De gevolgen van een dergelijke stap zullen enorm zijn: grenzen zullen dicht moeten om kapitaalvlucht tegen te gaan, de lokale banken zullen failliet gaan en ook onze banken zullen flinke klappen krijgen. Eenvoudig is het allemaal niet, maar als de protesten in Griekenland toenemen – en dat zie je dagelijks gebeuren – en herstructurering uitblijft, is ook dit een denkbaar scenario. Mocht de situatie nog verder verslechteren, doordat bijvoorbeeld ook grote economieën als Spanje of Italië in de problemen raken, dan is het zelfs denkbaar dat Nederland samen met Duitsland en andere sterke eurolanden uit de euro stapt. Als dergelijke grote economieën omvallen, wordt de last eenvoudig te hoog.

Europa en Rutte luisteren alleen naar de banken

De hele discussie over Griekenland toont aan dat Brussel en Rutte vooral geïnteresseerd zijn in wat banken zeggen. De gevolgen voor de gewone mensen tellen niet mee: dat het kabinet roekeloos omspringt met ons belastinggeld door geld uit te lenen aan een failliet land, dat is kennelijk van ondergeschikt belang. Als de banken maar niet omvallen. En wat Brussel betreft komt daar nog eens bij dat een land dat uit de eurozone treedt het schone eurosprookje verstoort: Europa moet immers steeds groter worden en machtiger. De SP zei het al tijdens de invoering van de euro: dat gaat alleen maar leiden tot méér Brussel, tot verlies van zeggenschap over onze economie. Zo ziet Brussel dat ook: de invoering van de euro leidt automatisch tot een politieke unie. Zou een lidstaat er uit kunnen stappen, dan krijgt dat proces van machtsoverdracht een stevige knauw.

2 Het Europese Economische Bestuur

Hiermee belanden we automatisch bij het tweede voorbeeld, het Europese Economische Bestuur. Ook hier weer volop misleiding. Bij de invoering van de euro was er nog geen zicht op een Europese economische regering, zoals het ‘bestuur’ ook wel genoemd wordt, al wisten wij dat dit wel het doel ervan was. Het enige wat gewone mensen over de euro te horen kregen, was dat het zo fijn was dat we nu overal dezelfde munt konden gebruiken en dat het goed was voor de economie.

De financiële crisis, die werd gevolgd door de schuldencrisis, liet zien dat de eurozone weinig stabiel is, vooral ook omdat de economieën van de Zuid-Europese landen er beduidend slechter voorstonden dan die van Noord-Europa. Zoals we in het geval van Griekenland hebben gezien, werden de verschillen na invoering van de euro eigenlijk alleen maar groter. Noord-Europese landen kregen steeds grotere overschotten op hun betalingsbalans, Zuid-Europese landen steeds grotere tekorten.

Dat er een roep kwam om meer economische coördinatie, is dan ook niet zo vreemd. Wat er nu op tafel ligt, gaat echter veel verder dan dat. Er is door de ambtenaren van de ministeries van Financiën uit de lidstaten hard gewerkt aan een scorebord, met allerlei streefcijfers. Die cijfers gaan niet over werkgelegenheid, armoedebestrijding of eerlijke inkomens- en vermogensverhoudingen. Nee, ze gaan over lonen en over publieke uitgaven. Stijgen die te hard, dan komt Brussel in actie. Een land wordt dan gedwongen een hervormingsplan in te dienen en als de andere lidstaten hier niet tevreden over zijn, en het betrokken land niet alsnog met de juiste maatregelen komt, dan krijgt het straf: tot 0.3 procent van het BNP, d.w.z. miljardensancties.

Rechts en eurofiel vinden elkaar

Ook bij het Europese Economische Bestuur komen twee krachten samen: rechts en eurofiel Brussel. Voor rechts komt een droom uit: het rechtse beleid, dat altijd uit is op een kleine overheid en lage salarissen, wordt nu verankerd in concrete Europese maatstaven. Bovendien krijgen regeringen die zich er niet aan houden straf. Zo hoef je eigenlijk al geen verkiezingen meer te organiseren: ook een links kabinet zou zo gedwongen worden een rechts bezuinigingsbeleid uit te voeren. Hoe ondemocratisch kun je bezig zijn, vraag je je af. Geen wonder dat de Europese vakbeweging hier heftig tegen heeft geprotesteerd.

Voor de eurocraten is het Europese Economische Bestuur de zoveelste nieuwe loot aan de stam: op nog meer terreinen mogen zij lidstaten gaan controleren. Dat levert voor hen banen en aanzien op. Hoe meer macht, hoe beter.

Probleem is wel dat, juist omdat Rutte de zaken bewust verkeerd voorstelt, het publieke debat hierover nauwelijks van de grond komt. Kranten besteedden er wel enige aandacht aan, maar inmiddels heeft de Griekse crisis de weinige aandacht die er al was, tenietgedaan. Reden genoeg voor de SP om op alle mogelijke manieren wél juiste informatie te geven en mensen te waarschuwen tegen wat eraan zit te komen. Vandaar dat we de campagne ‘Klauwen van Europa’ (www.sp.nl/europa/klauwen) zijn gestart. Van onze lonen, pensioenen en publieke uitgaven moet Brussel afblijven: we gaan niet akkoord met het vastleggen van een dwingende, puur rechtse agenda.

In het kader van de campagne hebben we geprobeerd met de PvdA en de vakbeweging overeenstemming te bereiken over een grote manifestatie aan de vooravond van de Europese Raad op 24 juni. De Europese vakbonden hebben 21 juni uitgeroepen tot massale actiedag, met een grote bijeenkomst in Luxemburg. Een manifestatie in Nederland zou hier mooi bij hebben aangesloten. Helaas bleef de PvdA draaien: het lukte niet om met de leiding van deze partij tot zaken te komen. En zonder de PvdA wil ook de FNV niet. Een gemiste kans, maar houdt 21 juni toch maar in de gaten: het kan toch niet zo zijn dat er in heel Europa actie wordt gevoerd en de Nederlandse vakbeweging stil blijft.

3 Conclusie

Samenwerking in Europa is prima. Nog beter zou het zijn als die samenwerking werd gedomineerd door de belangen van gewone mensen. Op dit ogenblik is Brussel echter nog steeds stevig in de greep van de lobby van grote bedrijven en financiële instellingen. Zolang dat het geval blijft, is het levensgevaarlijk om ons economisch en sociaal beleid in handen van Brussel te leggen. Van SP’ers mag worden verwacht dat we de mensen op zijn minst waarschuwen en, als het kan, mobiliseren. Het gaat hier om een beest met tanden en klauwen, om minister De Jager maar eens te citeren, ook al vond hij dat juist positief. Bovendien is het een beest dat zich voordoet als warm menselijk maar wel een heel leger aan voorlichters én regeringen heeft om de bevolking om de tuin te leiden. Dat zal zo blijven totdat de maatregelen zijn ingevoerd. Dat wil zeggen tot de leningen zijn verstrekt om Griekenland te ‘redden’ en een straf rechts beleid via het economisch bestuur dwingend wordt opgelegd. Pas dan zullen we het beest met z’n klauwen in zijn volle, nare gedaante zien: met alweer bonussen voor de speculanten en managers, en megawinsten voor de grote bedrijven, maar armoede voor steeds meer gewone mensen. Zover mag het niet komen, en daar zullen wij voor moeten zorgen.

De verschillen tussen de SP en de PVV over de eurocrisis

In de media worden de SP en de PVV nog wel eens in één adem genoemd, als het om de eurocrisis gaat. Beide partijen zijn op dit moment namelijk tegen leningen aan Griekenland. Toch is de benadering van de SP een totaal andere dan die van de PVV.

Voor de PVV is het simpel: de Grieken zijn luie uitvreters en die schoppen we gewoon de eurozone uit. Ze krijgen geen cent van ons. Dat bekt lekker, maar het zijn klinkklare nonsens.

De SP ziet ook de zwakte van Griekenland en het boekhoudkundige bedrog, maar we laten ons niet opzetten tegen de Grieken als zodanig. De gewone Grieken hebben het moeilijker dan ooit en zij hebben de crisis niet veroorzaakt. Dat zijn de banken en hun casinokapitalisten. Daarom moeten we ook niet zozeer Griekenland straffen, maar de banken: leningen aan Griekenland zijn helemaal geen leningen aan een land. De Griekse regering gebruikt het geld voor de volle honderd procent om leningen van banken af te lossen. Zo worden bankenleningen omgezet in leningen van vooral andere lidstaten aan Griekenland. De SP vindt dat we de banken voorlopig wel even genoeg hebben geholpen. Daarom zijn wij tegen nieuwe leningen, maar vóór herstructurering van de Griekse schulden: als de Grieken een deel van hun schuld niet hoeven terug te betalen, gaan de banken betalen voor het risico dat ze bewust hebben genomen. Ook Nederland zal verlies lijden, maar dat verlies zal anders alleen maar groter worden: hoe langer we wachten, hoe meer leningen van banken zijn omgezet in leningen van landen als Nederland en hoe groter het risico voor de Nederlandse belastingbetaler.

Landen als Griekenland kunnen ervoor kiezen de euro vaarwel te zeggen. Wij kunnen Griekenland er alleen nooit uitschoppen, zoals de PVV beweert. Die bevoegdheid hebben we gewoon niet. Een Grieks uittreden uit de euro brengt een heleboel instabiliteit met zich mee. Het is geen simpele oplossing, al is het niet ondenkbaar dat het ooit zover komt.

Anders dan de PVV denken we bij de SP wel na voordat we iets zeggen: de eurozone kraakt in zijn voegen en van alles is denkbaar, maar Nederlanders hebben er recht op het hele verhaal te horen en niet slechts een paar oneliners. De oplossingen van de PVV zijn dan ook schijnoplossingen. Hiermee doet de PVV driftig mee met de misleiding die we ook terugvinden bij het kabinet Rutte.