publicatie

Spanning juni 2011 :: Europese noodfondsen

Spanning, juni 2011

Interview met Bastiaan van Apeldoorn

De belangenbehartiger van de Europese kapitalisten

Tekst: Sjaak van der Velden

In 2000 schreef Bastiaan van Apeldoorn een artikel in het blad New Political Economy waarin hij op overtuigende wijze liet zien dat de verenigde kapitalisten van Europa een grote rol hebben gespeeld in de totstandkoming van het Europa zoals we dat nu kennen. In latere jaren schreef hij diverse boeken en artikelen over de Europese integratie en de rol daarin van de Europese Ronde Tafel van Industriëlen (ERT). Reden genoeg om hem eens te bezoeken in zijn werkkamer aan de Vrije Universiteit in Amsterdam waar hij leiding geeft aan een project over de transnationale politiek in relatie tot de ontwikkeling van het kapitalisme.

Als de ERT zo belangrijk is, waarom lezen we er dan zo weinig over?

Dat heeft mij ook wel eens verbaasd. Men ziet het niet of wil het niet zien; er is een volslagen gebrek aan besef van de politiek achter de politiek. De publicaties in de Nederlandse pers over de ERT zijn over de afgelopen tien jaar misschien op de vingers van een hand te tellen. Dat geldt trouwens ook voor de Financial Times.

Als je tegenwoordig met het verhaal over de invloed van de ERT naar buiten komt, dan ontmoet je hel wat skepsis. De parlementaire pers is vooral gericht op de zichtbare besluitvorming, de spelletjes en de poppetjes. Verder vinden ze verhalen over de invloed van de ERT overdreven.

In de jaren zeventig was er veel meer belangstelling voor de macht van het kapitaal. Je had toen bijvoorbeeld werkgroepen die zich bezig hielden met netwerkonderzoek terwijl zich daar tegenwoordig nog maar een enkeling mee bezig houdt. Wat daarbij ook belangrijk is, is dat er toen ook een maatschappelijke tegenbeweging was waarin dat onderzoek in ingebed was. Tegenwoordig is daar nauwelijks sprake van. Voor jullie van de SP zijn dit soort zaken nog wel eens een issue, maar de PvdA laat het sinds het afschudden van de ideologische veren helemaal liggen.

Hetzelfde geldt voor GroenLinks.

De macht van het kapitaal speelt geen rol meer in het maatschappelijke debat, het gaat haast alleen nog maar over sociaal-culturele zaken zoals immigratie en integratie. Of het gaat over de basale economische problemen zoals de hoogte van lonen en uitkeringen of de steun aan Griekenland zonder dat het verband wordt gelegd met de kapitalistische structuren en de daar aan gerelateerde macht van het bedrijfsleven. Of bijvoorbeeld de financiële sector. Die structuren en macht bepalen die wel degelijk mede waarom bijvoorbeeld nu de uitkeringen verlaagd worden of Griekenland ‘gered’ moet worden.

Misschien speelt de angst voor complotdenken een rol? Veel mensen willen misschien niet geloven dat Europa een groot complot van het kapitaal is?

De ERT en de ontwikkeling van Europa zijn zeker geen complot. Het gaat allemaal in de openbaarheid, zo heeft de ERT een website waar je heel veel rapporten, de ledenlijst en nog veel meer kan vinden. Een complot gebeurt helemaal in het geniep, daar is hier absoluut geen sprake van.

Er bestaan nauwe banden tussen de ERT en de Europese Commissie en er vindt ook geregeld informeel overleg plaats. De ERT vertegenwoordigt gewoon machtige belangen en daar wordt om die reden naar geluisterd.

Twee jaar geleden interviewden we Kees van der Pijl, die ervan overtuigd is dat Europa begon als een ‘Amerikaans plan’ (zie Spanning, april 2009). Is de macht van de VS nog steeds zo groot?

De macht van de VS is tegenwoordig als je het vergelijkt met de jaren vlak na de Tweede Wereldoorlog uitgehold. Er bestaat nog wel een Amerikaanse hegemonie, maar niet meer in de mate van toen. Volgens mij staat de VS positief tegenover de Europese integratie als we hier maar aan twee voorwaarden voldoen. Er moet een vrije markt zijn en het Atlantisch bondgenootschap mag niet worden bedreigd. Het zou in de toekomst kunnen dat onder druk van de Europese defensie-industrie die natuurlijk een goede afzetmarkt zoekt er een militarisering van Europa plaats zal vinden. Dan zouden de commercie en de politiek elkaar ook in Europa kunnen vinden en dat is iets wat de VS niet graag ziet. Voorlopig wordt de samenwerking tussen Europa en de VS echter niet bedreigd want Europa is mondiaal gezien geen grote politieke speler.

Economisch wel natuurlijk. Tot de jaren zeventig waren bedrijven uit de VS dominant, maar dat is veranderd sinds begin jaren tachtig. Europese bedrijven waren met een enkele uitzondering daarvoor nauwelijks wereldspelers, maar dat is tegenwoordig heel anders. Neem Shell maar, een van de grootste bedrijven op aarde. Daar, bij de groeiende macht van de Europese bedrijven, ligt de materiele basis voor de ERT en de Europese eenwording.

Maar de ERT is toch gewoon een lobbygroep zoals Europa er vele kent?

Een lobbygroep richt zich op deelbelangen, maar dat is bij de ERT niet het geval. Die richt zich op het totaal van de kapitalistische belangen. Er is sprake van een transnationale elite die in staat is om individuele belangen achter zich te laten en vooral te kijken naar de belangen van de kapitalistenklasse als geheel. Zoals ik het in mijn artikel uit 2000 beschreef: ‘De werking van de ERT is noch te rangschikken onder de logica van gelijkwaardig lobbyen noch onder dat van de indirecte belangenbehartiging van bedrijfsbelangen. Ze moet daarentegen worden gezien als de elite-organisatie van een opkomende Europese kapitalisten klasse die de langetermijnbelangen van deze klasse naar voren brengt en verdedigt.’

In het politieke discours zie je wel een tegenstelling tussen aanhangers van een federalisme en die van een centralistisch Europa. De belangen van de Europese kapitalistenklasse overstijgen die discussie.

De ERT heeft zich sterk gemaakt voor de Europese eenwording en de interne vrije markt en omgekeerd versterken die eenwording en interne markt de macht van de Europese bedrijven weer. Het is dus echt een zichzelf versterkend proces.

De ERT is de belangengroep van het Europese industriële kapitaal. Hoe zit het met de andere kapitaalsfracties zoals de bankensector of het handelskapitaal, hebben die andere belangen?

De drie soorten kapitaal bestaan nog wel, maar de scheidslijnen zijn minder duidelijk geworden. Het is niet meer zo simpel dat de belangen van die fracties tegenstrijdig aan elkaar zijn zoals dat voor de Tweede Wereldoorlog wel eens het geval was. Natuurlijk hebben industriëlen meer met de factor arbeid te maken dan banken. In de industrie wordt waarde geschapen, banken romen die af en herverdelen die. De financiële sector heeft weliswaar minder direct te maken met de loonontwikkeling in de industrie, maar ze steunen de industriëlen in deze wel. Er zijn zeker verschillen, maar de verbindingen zijn groter dan vroeger.

Industriële bedrijven beleggen tegenwoordig ook grote kapitalen via de mondiale financiële markten en de CEO’s van industriële bedrijven worden voor een deel betaald aan de hand van de aandelenkoersen. Er treedt dus een zekere synchronisatie van belangen op.

Waren de leden van de ERT het vanaf het begin met elkaar eens?

De consensus zoals die nu bestaat, heeft zich moeten ontwikkelen.

Over een ding waren ze het eens, de factor arbeid was in de jaren zestig te machtig geworden en daar moest iets aan gebeuren. In kapitalistisch Europa bestonden midden jaren tachtig twee rivaliserende projecten hoe het anders moest. Op de eerste plaats het neoliberale project dat de gelegenheid te baat greep om de Europese integratie te gebruiken voor een strijd tegen een starre arbeidsmarkt en de vakbeweging. Die strijd moest dienen Europa concurrerend te maken in de geglobaliseerde economie. Dit project werd vooral gedragen door de echt globale bedrijven. Naast de neoliberalen waren er neo-mercantilisten afkomstig van de meer Europees georie”nteerde bedrijven die vooral het belang zagen van een Europese thuismarkt om de problemen het hoofd te bieden.

Overigens kregen beide stromingen steun van de sociaal-democratie die Europese integratie als een antwoord zag op de problemen van links in een globaliserende wereld. Alleen zo kon volgens haar het Europese sociale model behouden blijven.

Uiteindelijk is de neoliberale visie dominant gebleken?

Die hebben inderdaad het discours gewonnen. De ERT rapporten gingen alleen nog maar over deregulering en flexibilisering van de arbeidsmarkt, verkleinen van de overheid en een pleidooi voor vrijhandel. In 1993 was het pleit beslecht. In een ERT rapport van dat jaar stond simpel: ‘een heel groot deel van de inspanning om de Europese arbeidsmarkt aan te passen zal door de arbeid worden gedragen.’

Dat is ook zo gegaan wat wel blijkt uit het feit dat de Lissabon-agenda door de ERT is ontwikkeld. De sociaal-democratie stond erbij en keek ernaar en was zelfs een enthousiaste pleitbezorger van de neoliberale ontwikkelingen. Ook de FNV in Nederland was aanvankelijk tevreden over ‘Lissabon’.

Hoe kunnen sociaal-democratie en vakbeweging niet hebben doorgehad waar het met Europa heen ging?

Belangrijk is het totaal ontbreken van inzicht en een visie op wat er gebeurt. Men laat het gebeuren en ontwikkelt pas voorzichtig kritiek als het te laat is. Ze zien nu wel in dat de ‘balans zoek is’. Maar dat komt ervan als men het als problematisch ervaart om te praten of te denken over iets als de macht van het kapitaal. Het kapitaal heeft daar geen moeite mee. Dat is beter georganiseerd en heeft daarom de ideologische strijd gewonnen. Zet daar de factor arbeid maar eens tegenover, die is zo gefragmenteerd. Daar moet nog heel wat gebeuren aan eenwording als men de zaken terug wil draaien of ombuigen.

Wat is de ERT?

‘Toen in het begin van de jaren tachtig de Europese integratie op een laag pitje stond en de groeiende globale (vooral Japanse en Amerikaanse) concurrentie de positie van grote delen van de Europese industrie bedreigde, groeide het begrip onder de leidende leden van de Europese zakenwereld dat er een politiek initiatief nodig was op Europees niveau.

Een begrip dat onder Europese politici ontbrak. Aangezien de officiële Europese werkgeversorganisatie, UNICE, als ineffectief werd gezien, nam Pehr Gyllenhammar, de cosmoplitische CEO van Volvo, met de steun van Etienne Davignon, de Eurocommissaris die zich recent had ingezet voor de nieuwe toenadering tussen het grote bedrijfsleven en de Commisssie, in 1983 het initiatief om met 17 industriëlen van grote Europese bedrijven bijeen te komen om de ERT op te richten. Het zelfverklaarde doel van de nieuwe organisatie was ‘de revitalisering en het weer concurrerend maken van de Europese industrie, en de versnelling van de eenwording van de Europese markt’. Deze twee doelen werden onderdeel van één enkele strategie waarin ‘Europeanisering’ werd beschouwd als het antwoord op het gebrek aan concurrentiekracht van de Europese industrie op de wereldmarkt.’

Bastiaan van Apeldoorn, Transnational class agency and European governance, in: New Political Economy, vol. 5, nr. 2, 2000, p. 161

Tegenwoordig bestaat de ERT uit 48 CEO’s van de grootste Europese bedrijven uit 18 landen. Hun bedrijven vertegenwoordigen een omzetwaarde van 1,6 biljoen ( 1.600.000.000.000) euro en er werken wereldwijd 4,5 miljoen mensen. Uit Nederland treffen we in de ERT de volgende personen aan: Paul Polman - Unilever, Jean-Franc,ois van Boxmeer - Heineken, Frans van Houten - Royal Philips Electronics, Peter R. Voser - Royal Dutch Shell en Hans Wijers - AkzoNobel.

www.ert.be