publicatie

Spanning juni 2011 :: ‘Nederland heeft een groot verhaal nodig’

Spanning, juni 2011

‘Nederland heeft een groot verhaal nodig’

Tekst: Hans van Heijningen en Arjan Vliegenthart Foto's: Kick Smeets / Hollandse Hoogte

Hans Achterhuis, auteur van onder andere De Utopie van de Vrije Markt, waarin hij het neoliberalisme analyseert en bekritiseert, is twee jaar lang Denker des Vaderlands. Een eretitel voor een filosoof die zich in het verleden kritisch uitliet over de Kosovo-oorlog en utopieën, of ze nu links of rechts zijn. Spanning sprak met hem. Over het neoliberalisme, de vraag waarom de huidige crisis niet leidt tot een ander economisch beleid en de noodzaak om tot een groot politiek verhaal tegen het neoliberale gedachtegoed te komen.

In uw laatste boek, De Utopie van de Vrije Markt, maakt u een diepgaande analyse van het neoliberalisme. Wat viel u daarbij het meest op?

‘Wat mij het meest raakte, was de ontdekking dat het neoliberalisme als ideologie een consistent geheel is en geen verzameling van individuele maatregelen. Ik moet toegeven, dat ik dat – net als veel andere mensen – nooit zo direct in de gaten heb gehad. De meeste mensen zien het geheel nog steeds niet. Zij zien wel de maatschappelijke verschijnselen, zoals de bonuscultuur of de marktwerking, maar leggen niet het onderlinge verband tussen deze zaken. Het heeft bij mij ook heel lang geduurd voordat ik inzag dat die verschijnselen veel meer samenhangen dan je op het eerste gezicht zou denken.

Als ideologie is het neoliberalisme nog steeds dominant. Deels is dat een kwestie van framing van het politieke debat. Dat wordt bepaald door waarden die aan het neoliberalisme gekoppeld zijn, zoals efficiëntie, de superioriteit van het marktmodel boven de bureaucratische aansturing. Deze waarden zijn een uiting van de dominantie van het neoliberalisme, ook als we ze niet als zodanig herkennen.’

We zitten nu ruim twee jaar na het begin van de financiële en economische crisis. Toch gaat veel neoliberaal beleid gewoon door. Hoe is dat mogelijk?

‘Dat is een vraag waar ik ook nog niet helemaal uit ben. Maar ik denk dat een aantal zaken een rol spelen. Allereerst hebben tot nu toe veel mensen in West-Europa de gevolgen van de crisis nog niet echt gemerkt. En hoewel er een hoop plannen op stapel staan, ook van dit kabinet, zijn de echte gevolgen nog niet merkbaar.

Daarnaast merk je dat er in de politiek veel onzekerheid heerst als het erom gaat de oorzaken van de crisis echt aan te pakken. Vrijwel alle partijen hebben de afgelopen decennia het neoliberale beleid omarmd en hebben de nodige huiver om nu voor iets radicaal anders te pleiten. Een mooi voorbeeld daarvan vond ik het Volkskrant-interview met Job Cohen en Mark Rutte tijdens de laatste verkiezingscampagne voor de Tweede Kamer. Cohen zet daar aarzelend de aanval in op de VVD en het neoliberalisme. Waarop Rutte reageert met: ‘ik ga het toch ook niet hebben over de problemen van het socialisme? Het gaat erom de problemen van vandaag de dag aan te pakken.’ En daarmee verdwijnt het onderwerp van tafel. Alsof de problemen van nu goed op te lossen zouden zijn zonder een analyse van waar zij vandaan komen.

Vooral de sociaal-democratie in Nederland lijkt er last van te hebben. Aan de ene kant wil zij wel, aan de andere kant lijkt zij niet te kunnen. Neem voormalig PvdA-partijleider Wouter Bos. ‘Er zijn wel degelijk alternatieven’, zei Wouter Bos tijdens de Den Uyl-lezing van een paar jaar geleden. De zin stond vet gedrukt in zijn tekst. Onlangs zegt hij in een NRC-interview: ‘voortschrijdend inzicht, we moeten toch verder op dezelfde weg van meer marktwerking in de zorg.’ Er wordt afstand genomen van Wim Kok en zijn oproep tot het afschudden van de ideologische veren, maar dat is vooral retorisch. In de praktijk merk je daar weinig van.

Ten derde blijkt dat tegen de veroorzakers van de crisis bijzonder weinig te ondernemen is. Dat zie je terug in een film als the inside job, over het reilen en zeilen in een grote Amerikaanse bank. Soms lukt het om één van de spelers te pakken, zoals in het geval van Madoff die met zijn financiële piramidespel heel veel mensen kon oplichten. Maar dat zijn uitzonderingen. Veel vaker lukt het niet. Het blijkt in de praktijk bijna ondoenlijk om door het geritsel heen te komen en de daders te pakken. Dat zie je ook bij Obama, waar ik een groot fan van ben. Als híj het al niet voor elkaar krijgt, wie dan wel?

Ten slotte ontbreekt er een overtuigend ‘tegenverhaal’. Het lukt de critici van het neoliberalisme, en ik vrees ook de SP, tot nu toe niet om met een overtuigend verhaal te komen dat grote delen van de samenleving aanspreekt. Althans, een dergelijk verhaal, voor zover het er al is, wordt onvoldoende onder de aandacht gebracht.

Dat laatste is ook lastig. Dat heb ik ook bij het schrijven van mijn boek gemerkt. Ik kwam er niet uit. Mijn collega en vriend, Nico Koning, die aan de Hogeschool van Amsterdam werkt, heeft mij daarbij moeten helpen. Zijn centrale credo: maat houden. Dat was vroeger een vanzelfsprekendheid. De econoom Tinbergen pleitte er altijd voor dat de inkomensverschillen in Nederland niet groter dan 1 staat tot 5 zouden mogen zijn. Het hoogste inkomen zou maximaal vijf maal het minimuminkomen mogen zijn. Dat idee is volledig verdwenen. Het idee van maat houden verbond ik zelf later met de negentiende-eeuwse filosoof Alexis de Tocqueville. Deze combineert een afkeer van een uit de klauwen gegroeide verzorgingsstaat met een afkeer van de markt. Van een dergelijke analyse moet meer werk worden gemaakt. Dat is volgens mij de belangrijkste opgave van links. Het traditionele sociaal-democratische verhaal moet hoog-nodig gemoderniseerd worden.’

Is het ontbreken van een alternatief verhaal een typisch Nederlands verschijnsel of speelt dat ook elders?

‘Het is een internationaal fenomeen, hoewel je ziet dat in andere delen van de wereld de verhoudingen nog echt anders liggen. Kijk bijvoorbeeld naar Latijns-Amerika. Daar is het neoliberale verhaal veel minder dominant en zijn linkse analyses sterker. Het lijkt erop dat daar het consumentisme de mensen minder in zijn greep heeft.

Wat verder uniek is voor Nederland, is dat het neoliberalisme hier nog geen grote ideoloog heeft gekend. Daarin verschilt ons land van bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Ideoloog-politici à la Joop den Uyl kent Nederland sinds de jaren tachtig niet meer. Lubbers was het niet. Bolkestein ook niet, althans niet op dit terrein. Wel op onderwerpen als multiculturalisme en Islam, maar als het gaat om de economische ordening van onze samenleving is hij minder dominant geweest. Neoliberalisme in Nederland is vooral het neoliberalisme van de praktische oplossingen geworden en nooit het neoliberalisme van het grote verhaal.

Ook als je ons land bijvoorbeeld vergelijkt met België merk je dat daar een veel groter en steviger ideologisch debat aan de gang is. Dat is overigens al tijden zo. Over mijn boek De Politiek van de Goede Bedoelingen, uit 1999 over de Kosovo-oorlog, kon ik in België uitgebreid discussiëren met Willy Claes, voormalig Secretaris-Generaal van de NAVO. In Nederland gebeurt dat niet. Waren we vroeger het land van koopman en dominee, vandaag de dag zijn we alleen het land van de koopman.

En dat merk je ook als het gaat om de kritiek op het neoliberalisme. Er is wel kritiek, maar dat is dan vaak op slechts één punt van de ideologie. Kijk bijvoorbeeld naar Marcel van Dam. Terecht wijst hij erop dat het helemaal niet nodig is om zo snel, zo veel te bezuinigen als het kabinet Rutte van plan is. Maar dat is slechts een deel van het verhaal. Je zou dat in een breder ideologisch kader moeten zetten. Alleen dan kun je voldoende tegenkracht mobiliseren.

Dat laatste zie je vooral bij veel van de jongeren vandaag de dag. Zij brengen de ontsporingen van het neoliberalisme niet in een groter verhaal, terwijl zij er wel tegenaan lopen. Ik ben niet negatief over hoe jongeren hiermee omgaan. In de persoonlijke levens-omgeving zie je dat ze wel degelijk tot actie in staat zijn en zich niet zonder meer overgeven aan de terreur van de markt en het consumentisme. Maar het is vaak weinig politiek. En dat komt doordat zij het politieke verhaal niet kennen en daarom ook niet in de gelegenheid worden gesteld om hun persoonlijke ervaringen en strijd daarin op te nemen.’

De Utopie van de Vrije Markt

Hans Achterhuis

Uitgeverij Lemniscaat

9789047702573

€ 19,95

Dat klinkt niet optimistisch. Betekent dit dat de critici van het neoliberalisme een achterhoedegevecht aan het leveren zijn?

‘De sociaal-democratie moet zich opnieuw uitvinden. Ik ben gaan zien dat veel van de ideeën van de jaren zestig niet klopten. Een afscheid van utopieën, van uitgewerkte ideeën, maar niet van de idealen. De tijd is meer veranderd dan ik. Ik ben dubbel over de toekomst. Aan de ene kant zie ik de hele wereld een grote markt worden. Ook op milieugebied. Als ik om mij heen kijk, naar mensen die ik ken, zie ik heel veel mensen die goed bezig zijn. Die aan te spreken zijn en het beste met de wereld voor hebben. Die meer willen dan marktverhoudingen. Het gaat erom deze mensen te mobiliseren, voorbij de marktvrijheid.

Ik weet niet waar je zou moeten beginnen, maar ik ben niet pessimistisch. Maar de meeste mensen willen plezier hebben in hun werk. Ze willen best een goede boterham verdienen, maar hebben niets op met marktwerking. Neem de stopwatchzorg. Mensen in de zorg hebben er niets mee. Het ergert ze. Als je het lukt om dat in een groter verhaal te brengen, te framen, kun je veel meer mensen meenemen.

En dan kan het snel gaan. Ik weet nog goed hoe het feminisme opkwam. Onderzoek in de VS liet in de jaren zestig zien dat huisvrouwen in de VS heel gelukkig waren. Maar die tevredenheid verscheen als sneeuw voor de zon, toen The Feminine Mystique van Betty Friedan verscheen. In dit boek werd de vloer aangeveegd met de gedachte dat Amerikaanse getrouwde vrouwen tevreden zouden zijn met hun leven in de Amerikaanse suburbs. In korte tijd kreeg dat boek een heel grote resonantie. Er ging een beerput open. Hetzelfde gold voor de opkomst van het neoliberalisme. De neoliberalen hadden hun verhaal klaar toen de verzorgingsstaat aan het haperen sloeg, zowel economisch als politiek. En juist daarom konden zij bijna dertig jaar zo succesvol opereren.

Dat wil niet zeggen dat het makkelijk is. Voor mij als filosoof komt daar nog iets bij, een soort angst voor het economendebat. De vanzelfsprekendheid waarmee economen met cijfers het debat monopoliseren. Daar is lastig doorheen te komen, maar het moet wel. Het is een extra aanmoediging om te blijven investeren in de grote verhalen. Omdat ze uiteindelijk zomaar kunnen aanslaan bij de problemen die mensen ervaren.’

Hans Achterhuis is emeritus hoogleraar Filosofie aan de Universiteit Twente. In de jaren zeventig maakte hij furore met kritische, deels op Marx geïnspireerde analyses van de maatschappelijke verhoudingen in Nederland en daarbuiten. Zijn boek De Markt van Welzijn en Geluk, uit 1979, was erg succesvol. Achterhuis stelt daarin dat de enorme groei van de sector van het welzijnswerk niet alleen op vooruitgang duidt, maar ook afhankelijkheid creëert. In linkse kringen was zijn boek tamelijk omstreden.

In later werk werd Achterhuis steeds kritischer over utopieën, of ze nu links of rechts waren. In 1999 schreef hij het boek De Politiek van de Goede Bedoelingen, waarin hij de voorstanders van de Kosovo-oorlog bekritiseerde omdat zij zich onvoldoende rekenschap hadden gegeven van het feit dat goede intenties op zichzelf nog niet tot een rechtvaardige oorlog leiden. Aan een goede afweging van doelen en middelen ontbrak het naar zijn mening geheel in deze oorlog. In 2010 verscheen De Utopie van de Vrije Markt met daarin een analyse van de opkomst en de inhoud van het neoliberalisme.