publicatie

Spanning januari 2011 :: Ik ga niemand uit de weg en heb altijd een ledenkaart op zak

Spanning, januari 2011

Ik ga niemand uit de weg en heb altijd een ledenkaart op zak

Tekst: Sjaak van der Velden, redacteur Foto’s: SP-Amsterdam

Onder de bevolking leeft op veel punten onvrede met het regeringsbeleid. Toch vertaalt die onvrede zich niet automatisch in ander stemgedrag of een grote aanwas van nieuwe leden voor de SP. Mensen benaderen met televisiespotjes of het verspreiden van de ZO-krant is belangrijk. Nog belangrijker is hoe de mensen die deze krant in handen krijgen, worden aangesproken. Een gesprek met een Amsterdams lid van de SP-fractie in de gemeenteraad over de aanpak in de hoofdstad.

Ze is in 1962 geboren en getogen in Rotterdam maar woont al tientallen jaren in de hoofdstad. Daar werkte ze als arbeidscoördinator op een school voor Speciaal Onderwijs en projectleider van een aantal leerwerkprojecten voor jongeren die een grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt vanwege bijvoorbeeld een handicap of gedragsproblemen. In haar woonplaats trekt ze daarnaast al weer enkele jaren, uiteraard samen met de andere actieve leden, de SP-kar. Na de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 volgde ze Jasper van Dijk, die naar ‘Den Haag’ vertrok, op als lid van de Amsterdamse Gemeenteraad. We hebben het hier over Maureen (spreek uit Moorien) van der Pligt.

Wat bracht je er toe om naast een baan en een huishouden met twee puberzoons actief te worden in de politiek?

‘Voor mij was de overwinning van de SP in de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 het signaal dat er eindelijk weer een begin kon worden gemaakt met socialer beleid. Toen ik 25 jaar geleden in Amsterdam kwam wonen, was het een stad vol verzet tegen sociale wantoestanden. Ik voelde me als een vis in het water en geloofde in een Amsterdam waar voor iedereen plek was. Er was nog geen ‘wij– zij denken’, er waren nog geen voedselbanken, er was solidariteit. Maar halverwege de jaren ‘80 veranderde de stad. De liberalisering sloeg toe en iedereen leek meer met zichzelf bezig dan met elkaar. De buurten verpauperden, scholen werden zwart of wit, er werd bezuinigd op de buurthuizen, op jongerenwerk en ga zo maar door. Maar nu is het tij aan het keren. We hebben er genoeg van en willen weer een Amsterdam waar plek is voor iedereen, waar alle kinderen naar een goede school kunnen, waar jongeren een eerlijke kans krijgen op de arbeidsmarkt en waar iedereen een fatsoenlijk inkomen en onderkomen heeft.’

Volgens allerlei onderzoeken zijn veel mensen dat met je eens, maar hoe benader je die om niet alleen maar te mopperen maar ook echt iets te doen? Hoe krijg je ze in beweging?

‘Tijdens een scholing door Jan Marijnissen zei hij dat je altijd een aanmeldingskaart voor nieuwe leden op zak moet hebben. Dat is natuurlijk maar papier, maar in feite is dat wel waar het om gaat. Een tijdje geleden stonden we in Diemen op de markt en daar kwam ik in gesprek met zo’n mopperaar. Hij had heel veel aanmerkingen op bijvoorbeeld de NS. Daar ga ik dan op in, je moet mensen raken op de onderwerpen die voor hen belangrijk zijn.

Uiteindelijk zei ik toen: ‘maar dan bent u eigenlijk ook een SP’er. We hebben beiden kritiek op dezelfde zaken, alleen probeert de SP mensen te verenigen om er iets aan te doen.’

En, sloeg dat aan?

‘Hij ondertekende gelijk die kaart en werd lid. En dan moet je doorpakken. Je hebt dan iemands adres, je gaat het welkomst cadeau langs brengen en probeert iemand verder in acties of de organisatie te betrekken.

Wat heel belangrijk is als je mensen in de buurt of op straat benadert, is dat ze op menselijke aspecten worden aangesproken. Grote politieke verhalen zijn wel belangrijk, maar in het eerste contact gaat het er toch om dat mensen zien dat je een van hen bent, iemand die hun problemen begrijpt. Die aanpak werkt.’

Maar dat is toch niet makkelijk. De een kan dat waarschijnlijk beter dan de ander in een afdeling. Hoe gaan jullie daar mee om?

‘Dat is zeker waar. Als we de straat op gaan dan bereiden we dat daarom goed voor. We doen soms zelfs een soort rollenspellen. Aan de hand van twee of drie vragen spelen we dan de werkelijkheid na. Wat kunnen mensen zeggen, hoe kunnen ze reageren. Als leden daar een voorstelling van hebben, dan vinden ze het ook minder eng om mensen te benaderen. Je moet goed beslagen ten ijs komen.’

Maureen van der Pligt in gesprek met jongeren in Amsterdam.

Maar je wordt vast ook wel eens negatief benaderd.

‘Ja hoor, ik heb van een Wilders aanhanger wel eens een duw gekregen toen ik hem aansprak. Maar over het algemeen valt dat wel mee. Als je mensen maar met respect tegemoet treedt. Heel belangrijk is ook dat je weet waar je over praat. Als we gaan buurten in de buurt dan zorgen we dat we een goed beeld hebben van die buurt. Als je weet dat er in een buurt veel kinderen wonen en er zijn geen of weinig speelplaatsen, dan weet je dat dat wel eens een probleem kan zijn. Eigenlijk is er altijd wel iets concreets om met de mensen over te praten. Beginnen over de oorlog in Afghanistan is dan niet zo zinvol.’

Als gemeenteraadslid kun je die problemen dan misschien ook gelijk oplossen?

‘Misschien wel, maar dat is de grootste valkuil waar je voor uit moet kijken. Tijdens gesprekken kun en moet je geen toezeggingen doen. Wij gaan de problemen niet oplossen, dat moeten de mensen uiteindelijk zelf doen. Natuurlijk leggen we het probleem aan de raadsfractie voor of als het een algemener probleem is aan de Kamerfractie. Maar we benadrukken altijd dat mensen zelf ook dingen moeten doen. Dat kun je ook goed benadrukken in een flyer die je verspreidt na het buurten waarin een overzicht van de geconstateerde problemen staat.’

Geef eens een voorbeeld van het motiveren van mensen om dingen zelf aan te pakken.

‘Een tijdje geleden waren er problemen met hangjongeren. Een van die jongens had wel een grote mond en zei dat het kwam doordat het buurthuis bij hun in de buurt was gesloten. Ik heb hem toen gemotiveerd om tijdens een raadsvergadering in te spreken. Dat was echt ontroerend, want het zijn jongens met soms een grote mond maar op zo’n moment zag je hem heel klein worden. Maar hij deed het wel! We hebben hem toen ook gezegd contact met ROOD op te nemen om de actie samen verder te voeren. Zo dragen mensen in ieder geval een begin van de oplossing van het probleem aan.

Aan de kant staan en mopperen heeft geen nut, we moeten het zelf doen. Na afloop van een actie moet je de resultaten ook weer terugkoppelen naar de mensen. Of wat je wilde nou gelukt is of niet.’

SP-Amsterdam op pad in hun stad.

Als ik het zo hoor komt het er op aan dat je flexibel moet zijn.

‘Als we bijvoorbeeld op de markt staan dan moet je inderdaad alle kanten uit kunnen en niet rechtlijnig zijn. Er komen nogal veel mensen uit Almere bijvoorbeeld. Ja, dan ga je natuurlijk niet zeggen dat we daar hier in Amsterdam niet over gaan. Ook bij die mensen zoek je aanknopingspunten voor een goed gesprek. Of Wilders-stemmers, die gaan we ook niet uit de weg. Met hen kun je het in eerste instantie goed hebben over de AOW. Je moet met iedereen het gesprek aan gaan.

Pas geleden voor de WSW actie hebben we geflyerd bij Pantar, de gemeentelijke sociale voorziening hier in Amsterdam. Kregen we toch tien van die mensen mee naar Den Bosch, twee van hen werden ook nog lid. Maar ja je moet wel de straat op, je nek uitsteken.’

Over een tijdje zijn er verkiezingen voor Provinciale Staten, doe je dat op dezelfde manier?

‘In principe wel, maar dat is natuurlijk lastiger. Het belang van die verkiezingen zit vooral in de mogelijkheid om het regeringsbeleid dat nu over de bevolking wordt uitgestort via de Eerste Kamer te blokkeren. Maar dat is moeilijk uit te leggen. We gaan dat dan ook goed voorbereiden. Belangrijk zal ook nu weer zijn dat we mensen achterna lopen, dat we tegen ze blijven ‘kletsen, kletsen en nog eens kletsen’ . Zo leg je contact, alleen een folder in de handen drukken heeft minder zin.

Er komt ter voorbereiding een scholingsavond voor de leden waar het propagandamateriaal wordt besproken. Als ze de straat of de pont naar Amsterdam Noord op gaan om te flyeren dan moeten de leden goed weten wat er aan de hand is. En als ze een antwoord toch niet weten dan kunnen ze daar beter eerlijk over zijn dan zomaar wat zeggen. Het is zelfs een mooi moment om het contact met mensen te versterken, want als je zegt dat je iets moet navragen en het ze wilt laten weten. Tja, dan vraag je natuurlijk om een adres, een telefoonnummer of een emailadres. Zo snijdt het mes aan twee kanten.

Overigens moet je volgens ons zo’n scholing voor de eigen leden ook menselijk benaderen. Ook daar is het belangrijk dat je de menselijke maat in de gaten houdt. Het moet laagdrempelig zijn en een beetje gezelligheid mag niet ontbreken.’

Als ik je vraag om je aanpak nog eens kort samen te vatten. Wat zeg je dan?

‘Alles draait om het menselijke contact. We moeten mensen op straat, in de buurt, maar ook in bedrijven op een persoonlijke manier benaderen. Daarbij is het belangrijk om oprecht te zijn, weet je iets niet ga dan niet net doen alsof je het wel weet, maar gebruik het om de contacten te versterken. Maak je een afspraak met iemand, kom die dan ook na want niets is zo funest als afspraken niet nakomen. Dan wek je een onbetrouwbare indruk.

En als laatste: zorg dat je altijd ledenkaarten op zak hebt.’