Tribune 07/2009 :: Ron Jans

Tribune, juli/augustus 2009

Interview

“Mentaliteit is het belangrijkste”

AZ landskampioen, clubs die bij de overheid aankloppen, bijna 100 miljoen voor Cristiano Ronaldo: het is een turbulent voetbalseizoen geweest. Ron Jans (50) geeft zijn visie en vertelt over het trainerschap en politici die verstand denken te hebben van voetbal. “Ik vind topsport niet vies of asociaal; al is het dat soms misschien wel.

Foto: Suzanne van de Kerk Tekst: Jola van Dijk

Voetbalfans zien hem iedere zondagavond om zeven uur commentaar leveren op de zojuist gespeelde wedstrijd. Velen vinden Ron Jans van FC Groningen de meest aimabele trainer van de eredivisie. Zo ook de buschauffeur die me naar hem toebrengt, maar hij waarschuwt me wel dat Jans een hekel heeft aan domme vragen.

In het gesprek stelt Jans zich vriendelijk op, maar hij geeft niets cadeau. Hij lijkt te genieten van het spel met de media. Tekenend is zijn antwoord op de vraag of hij zelf nog iets toe zou willen voegen aan het interview. Met pretoogjes en een enorme grijns antwoordt hij: “Nee, nooit.”

Nu de competitie afgelopen is, heeft hij tijd om te vertellen over zijn leven als trainer en de ontwikkelingen in zijn vak. “Het leuke van het trainerschap is dat het zich enorm heeft ontwikkeld. Vroeger gaf je een paar trainingen en coachte je een wedstrijd. Nu geef je leiding aan de spelersgroep en de begeleiding en heb je heel veel contact met de media. Je denkt mee in het beleid van de club en vergadert daardoor ook veel. Ik zit ook nog in het bestuur van de Coaches Betaald Voetbal, dus dan ben je ook bezig met het totale imago van het voetbal.”

Waar ben je dan meer? Op kantoor of op het voetbalveld?

“Leiding geven gebeurt bij ons gelukkig niet altijd op kantoor, maar management is misschien wel het grootste gedeelte van mijn werk. Management klinkt alleen wel heel vervelend. Het gaat me meer om het omgaan met mensen, dat prikkelt me enorm. Ik wil niet de baas spelen, maar mensen coachen. Ik probeer ervoor te zorgen dat mensen het maximale uit zichzelf gaan halen. Ontwikkeling staat bij ons centraal, daarom zoeken we ook spelers die wel al hebben laten zien dat ze talent hebben, maar qua leeftijd en ervaring eigenlijk alleen nog maar kunnen groeien. Dat is tot nu toe prima verlopen.”

Je bent nu zes jaar trainer van FC Groningen en daarmee de langstzittende trainer in de eredivisie. Waar liggen je eigen ambities?

“Ik wil mezelf verbeteren, ontwikkelen. Volgens mij geldt dat voor iedereen, waar je ook werkt. Het is zonde van je leven als je denkt: nou heb ik een baan, nu sta ik stil. Daar komt het woord ontwikkeling weer terug. Sommige mensen roepen dan de naam van een club of bondscoach of dat soort dingen. Mijn ambitie is om zo goed mogelijk te worden en alles uit mezelf te halen. Dat is denk ik de grootste ambitie die je kunt hebben, al is dat niet altijd wat mensen willen horen. Ik ga ooit een keer weg bij Groningen. Maar voorlopig wil ik blijven en dat wil niet zeggen dat ik geen ambitie heb. Binnen je eigen plekkie kun je je ook ontwikkelen. Ik kan nog niets perfect, dus ik wil me op alle punten ontwikkelen. Uiteindelijk wil ik bij iedere speler de juiste snaar kunnen raken, ze helpen beter te worden. Daar werk ik hard aan. Hoeveel ik werk interesseert me niet, ga ik ook niet precies uitrekenen. Ik ben nooit doodop of zo, al zit ik denk ik qua uren op zo’n zestig à zeventig uur per week. Soms wel meer, maar dat voel ik helemaal niet. We hebben wel ergens een cao, maar als je die zou toepassen… Dan kun je beter een andere baan zoeken.”

Wat vindt je gezin van die lange werkweken?

“Dat vinden ze thuis prima, want dat thuis vind ik nog belangrijker dan voetbal. Thuis zijn is heerlijk. Ik bespreek ook altijd alle dingen die gebeuren. De jongens zijn nu al zeventien, twintig en tweeëntwintig. Het is heel leuk om te volgen hoe ze groot worden. Ik herken natuurlijk wel wat van mezelf in ze, maar ze zijn allemaal verschillend en ook weer anders dan ik ben. Mijn oudste zoon is Frans gaan studeren, maar dat is denk ik niet omdat ik zelf leraar Duits ben geweest. Zoveel overeenkomsten zijn er niet tussen die twee landen, in de geschiedenis zijn Duitsland en Frankrijk vooral veel met elkaar in oorlog geweest. Toeval speelt in het leven ook een grote rol. Ik ben de lerarenopleiding Geschiedenis en Duits gaan doen, met geschiedenis als hoofdvak. Voor geschiedenis moest ik uiteindelijk te veel doen, waardoor het moeilijk te combineren was met voetbal. Op mijn zeventiende kreeg ik een contract en op mijn achttiende was ik al fullprof voetballer – en begon ik een studie aan de lerarenopleiding. Toen kon dat nog.”

Is er veel veranderd sinds de tijd dat je zelf profvoetballer was?

“In mijn tijd hadden alle spelers er nog een halve baan bij. Mijn leven bestond uit school en voetbal. ’s Ochtends voor school heen en weer met de trein naar Leeuwarden en in de namiddag trainen. Meer had ik eigenlijk ook niet nodig. Tegenwoordig hebben veel eredivisieclubs nauwe banden met middelbare scholen, omdat dat dagopleidingen zijn. Vervolgopleidingen hebben meestal niet zo veel colleges, dus dat kan met goed plannen ook prima gecombineerd worden. Ik vind sport een hartstikke belangrijk onderdeel van de samenleving. Dan is het mooi dat opleiding en sport samen kunnen gaan.”

Hebben profvoetballers nog wel interesse in een opleiding, nu de salarissen van voetballers zo hoog zijn?

“Tegen de tijd dat ze bij mij komen, studeren ze meestal niet meer. Al zijn er wel jongens die studeren. We zijn drie à vier dagen in de week al om één uur ’s middags klaar, dus dat is prima. Vorig jaar hadden we ook een derde keeper die commerciële economie studeerde, die plande alles zelf. Hij is nu weg uit het betaald voetbal, maar die gaat het zeker redden in de maatschappij. Mentaliteit is het belangrijkste, investeren in jezelf. En wat betreft die salarissen, dat is alleen in de eredivisie. Het salaris wat de jongens in de eerste divisie verdienen, daar zou ik met mijn gezin met drie studerende kinderen moeilijk van rond kunnen komen. Het speelt alleen in de top van de eredivisie, Europa en de wereld. Als je kijkt naar de transfersom van 95 miljoen euro die Real Madrid betaalt voor Cristiano Ronaldo, dat zijn gewoon waanzinnige bedragen. Dat vind ik heel jammer eigenlijk. Aan de andere kant is het zo dat de gewone eredivisiespeler erg goed verdient, en ikzelf ook, maar daar hoef je je niet voor te schamen. Het zou toch heel raar zijn als je zou zeggen: ‘Doe mij maar minder.’ Het is een kwestie van vraag en aanbod. Ik vind het wel heel belangrijk hoe mensen ermee omgaan.”

Hoe bedoel je dat?

“Ik zet er kanttekeningen bij als geld gaat bepalen hoe je je gedraagt. Als jonge jongens heel vroeg veel gaan verdienen, zie je weleens dat het hun karakter ten nadele beïnvloedt. Ik zie dan vooral één jongen voor me, maar die zit ook niet meer bij ons. Als je zelfbeeld niet klopt, of je leeft niet meer voor de sport, dan kun je het wel vergeten. Het kost gewoon zo veel inspanning om de top te halen, hoeveel talent je ook hebt. Als je je er niet meer naar gedraagt, dan duurt de top maar heel kort. Sommige mensen hebben misschien het beeld dat er bij ons allemaal verwaande jonge jongens rondlopen. Dat is ábsoluut niet waar, en dat willen we ook graag zo houden. Ik ben zelf allergisch voor arrogantie en mensen die denken dat ze meer zijn dan een ander, dus wat dat betreft zijn ze bij deze club en bij mij in goede handen hoor.”

Wat vind je van de grote bedragen die in sommige clubs rondgaan, zoals bijvoorbeeld de steun van de DSB Bank aan AZ?

“Zoals je de vraag nu stelt, klinkt het negatief. Net ook, over de grote salarissen. Het gaat mij meer om hoe mensen zijn, niet om hoeveel geld ze verdienen. Ik denk dat AZ een voorbeeld is voor hoe je als voetbalclub en als organisatie een visie kunt hebben. Hoe je met de juiste mensen en samenwerking iets neerzet, en hoe je de beste voorwaarden creëert om gewoon succes te hebben. Het belangrijkste is volgens mij dat als je bij zo’n bedrijf of club werkt, dat je het gevoel hebt dat er goed en met elkaar gewerkt wordt. Dan is het gewoon heerlijk om ergens te werken. Wat dat betreft zie ik Dirk Scheringa en AZ wel als voorbeeld voor FC Groningen.

In principe hou ik er helemaal niet van dat mensen via geld lenen rijk worden, trouwens. Maar ja, dat kan ik niet veranderen. Dat is zo ontstaan en dat zal voorlopig ook wel zo blijven.

Dirk Scheringa heeft, na een heleboel fouten gemaakt te hebben, wel bewezen dat hij nu goed bezig is met die club. Hij heeft ook in zijn testament vastgelegd dat AZ blijft bestaan als hij weggaat. AZ heeft een veel betere organisatie op dit moment dan Ajax, ook wat betreft de accommo-datie en de manier waarop trainingen begeleid worden. Ik ben blij dat wij bij Groningen, op een wat kleiner niveau, daar ook stap voor stap steeds beter in worden.”

Er zijn ook voetbalclubs die vanwege financiële problemen aankloppen bij de overheid en daarbij druk uitoefenen op politici. Hoe sta jij daar tegenover?

“Als politici niet tegen de druk van voetbalclubs en hun fans kunnen, dan kunnen die mensen maar beter opstappen. Wij werken dagelijks onder druk. Als ik persoonlijk niet onder druk zou hoeven te werken, zou ik daar echt van balen. Dat is juist een van de mooie dingen van het beroep, ook voor een politicus. Allerlei mensen doen een beroep op je – ook de voetballerij – om mee te snoepen uit de pot die er is. Ik vind dat het heel belangrijk is, en daardoor ook terecht dat voetbalclubs een beroep doen op die middelen voor hun infrastructuur. Het gaat me er niet om dat de politiek mee zou moeten betalen aan spelerssalarissen, of gaten in de begroting dichten. Dat is in het verleden wel op heel veel plekken gebeurd, maar dat is niet de bedoeling. Het is volgens mij iets anders als het gaat om voorzieningen, zoals sport-hallen maar ook stadions. Ik denk dat FC Groningen heel veel bijgedragen heeft aan de regio en positieve naamsbekendheid oplevert. Als je ziet hoeveel mensen meeleven met ons. Een voetbalclub is ook een soort binding met de regio. Je mag overigens best kritische vragen stellen hoor, want mijn kritiek op de SP is juist dat de partij zo weinig met sport en topsport heeft. Jan Marijnissen was wel voetbal-minded, die ging zelfs de wedstrijden van het Nederlands elftal zitten analyseren. Maar dat gaat me dan weer iets te ver, moet ik eerlijk bekennen.”

Wat verwacht je van de SP?

“Ik vind topsport geen vies woord. Volgens mij kun je ook binnen de voetballerij sociaal zijn en goed met elkaar omgaan. Het hoeft niet ten koste te gaan van de gewone man. Wat dat betreft zijn er ook voorbeelden van topsportmensen die misschien wel heel veel verdienen, maar qua gedrag een voorbeeldfunctie hebben. Als je in jezelf investeert, kun je heel veel bereiken. En dan heb ik het nog niet eens over alle luxe die erbij komt kijken. Dat interesseert mij persoonlijk niet zo veel, luxe. Wat dat betreft verwacht ik soms meer van de SP. Nou ja, eigenlijk verwacht ik dat ook helemaal niet. Ik vind het ook helemaal niet erg als mensen verschillend denken, hoor. Het gaat me erom dat ik topsport niet iets vies of asociaals vind. Al is het dat soms misschien ook wel.”

Waar denk je dan aan?

“Aan het individuele gedrag van een aantal mensen kun je toch wel zien dat ze niet met de weelde om kunnen gaan. Ze beseffen niet hoe mooi ze het eigenlijk hebben. Of als je bijvoorbeeld kijkt naar afgelopen seizoen in de eredivisie. Van de achttien trainers zijn er negen op de een of andere manier aan de kant gezet of opgestapt. Het meest vervelende vind ik dan de situatie bij FC Utrecht. Daar ging de andere trainer al aan de slag terwijl het nog niet afgehandeld was met de trainer die aan de kant gezet werd. Dat zijn eigenlijk afspraken die we met elkaar gemaakt hebben. Daar is dit jaar toch wel het een en ander verkeerd in gegaan.”

Je bent zelf afgelopen jaar uitgebreid in de media gekomen doordat je tijdens een wedstrijd je middelvinger opstak naar een scheidsrechter. Hoe kijk je daar nu op terug?

“Ja, dat vind ik wel een mooi mechanisme. Die middelvinger, daar gaf ik een slecht voorbeeld mee, daar heb ik zelf ook geen seconde omheen gedraaid. Het is wel mooi dat het op televisie komt en herhaald wordt, en nog een keer herhaald. En als er dan een keer iets anders gebeurt, komt het meteen weer naar boven. Je hele leven raak je dat niet meer kwijt. Maar ik weet van mezelf dat het me is overkomen. Ik ben weleens impulsief en dat zal ook altijd wel zo blijven. Al is dat niet de rode draad van Ron Jans, dat is meer de duim omhoog. Ik ben niet iemand die zich slecht gedraagt, grof in de mond is of, zoals in dit geval, non-verbaal agressief. Maar ik ben weleens emotioneel, en ja, als je emotioneel bent doe je ook weleens dingen die je beter niet had kunnen doen. Ik heb daar zelf in ieder geval geen enkele moeite mee. Ik vind het heel normaal dat je ook weleens iets doet wat niet zo handig is.”

Inhoud