publicatie

SP Tribune 02/2005 :: Het kan op het VMBO

Tribune, 18 februari 2005

Het kan op het VMBO

Het VMBO wordt vaak gezien als het zorgenkindje van het Nederlandse onderwijs. Ondanks dat de meeste leerlingen de opleiding succesvol doorlopen, kampt een groep met ernstige gedrags- en leerproblemen. Met name alloch­tone leerlingen hebben het soms moeilijk. Het Norbertus College in Roosendaal zet studenten van Turkse en Marokkaanse afkomst in om de ‘zorgleerlingen’ te helpen. De komende maanden besteden we in de Tribune aandacht aan dit succesvolle project, in deze derde aflevering spreken we met Jacques Adriaanz die het project vanaf het begin coördineerde.

‘Het project is ontstaan uit een eerder initiatief, Meer Met Sport. Dat was gericht op jeugd uit Kalsdonk, dat in Roosendaal bekend staat als een wijk met veel hangjongeren en dergelijke. Een paar jongens en meisjes van allochtone afkomst besloten hier op eigen gelegenheid iets aan te veranderen. De jeugd, voornamelijk van Turkse en Marokkaanse afkomst, kreeg naast sport ook huiswerkbegeleiding aangeboden.’

‘Dit project was zo succesvol dat de gemeente het wilde uitbreiden naar de scholen. Uiteindelijk waren wij de enige die aanvraag deden voor de subsidie. Waarom anderen er niet meteen op zijn gedoken is me een raadsel, misschien hadden ze al andere projecten lopen.’

‘Wij wilden maar al te graag. Op het Norbertus zitten ongeveer 1600 leerlingen, daarvan volgt zo’n kwart vmbo. De groep allochtone leerlingen is relatief klein, ongeveer 8 procent op het totaal. Toch was dit project waardevol voor ons. We merkten dat er bij enkele van onze Turkse en Marokkaanse leerlingen taalproblemen ontstonden bijvoorbeeld. Aangezien we alleen vmbo-theoretisch aan­bieden, zou het betekenen dat als zij het niet meer konden bolwerken, de leerlingen elders naar bijvoorbeeld het beroepsonderwijs moesten. Natuurlijk wilden we zoveel mogelijk vmbo’ers binnen onze gelederen houden. Elke leerling is er één, dat beseffen we goed. En nu die subsidie er is, waarom zouden we dan niets doen?’

‘We hebben bewust gekozen voor één-op-één benadering. Allereerst geef ik het de mentoren te doen om leiding te geven aan een groepje, zonder ervaring in het onderwijs. Al zullen sommigen het waarschijnlijk zo kunnen. Maar voorop staat dat er een vertrouwensband ontstaat. Daarin kan zo’n begeleider meer doen dan de reguliere klassenmentor, die vaak dertig leerlingen in de gaten moet houden.’

‘De mentor wordt een soort intermediair, tussen school, leerling en diens thuissituatie. We merken dat de drempel voor een begeleider van dezelfde culturele achtergrond lager is. Dat werpt zijn vruchten af. Zo zien we bijvoorbeeld dat ouders sneller geneigd zijn naar een ouderavond te komen wanneer een mentor het belang daarvan heeft uitgelegd.’

‘Soms liggen leerproblemen simpelweg aan een gebrek aan studieruimte. Dan leren de leerlingen bijvoorbeeld in een volle kamer met de tv aan. Een mentor signaleert dat en geeft advies. Al is het uitdrukkelijk niet de bedoeling dat hij of zij maatschappelijk werker gaat spelen. Als ze ernstige problemen constateren zullen ze contact opnemen met bijvoorbeeld de schoolarts of een andere deskundige.’

‘Het succes bleek ook al snel in de schoolresultaten. In het eerste jaar werden vijf probleemleerlingen begeleid, daarvan zijn er vier over gegaan. Maar er zitten nu ook hele goede VMBO-leerlingen bij, die met een beetje hulp zelfs de overstap maken naar havo. Op dit moment zijn er 27 mentoren, ook bij een andere school, het Da Vinci college. We zijn nu zelfs bezig om havo-3 leerlingen te begeleiden. Want we zien dat zich op deze leeftijd een taalachterstand bijvoorbeeld een grotere rol gaat spelen. Mentoren kunnen vaak door handige trucs vertellen hoe je beter kunt leren. Zij hebben namelijk al zelf die weg bewandeld. Dat is de kracht van dit project.’

‘De begeleiding is niet vrijblijvend. Wanneer een leerling problemen heeft met zijn resultaten, benaderen we hem of haar. Als die dan geholpen wil worden, moet de leerling een overeenkomst tekenen. Dat betekent elke week een uurtje extra op school. De motivatie is vaak hoog. Maar als een leerling niet meer komt opdagen bijvoorbeeld, gaan we op zoek naar iemand die wel graag geholpen wil worden. Zo simpel is het. Want er is ook geen bodemloze vijver van mentoren waar we uit kunnen vissen.’

‘Het verbaast me dat we alleen al in Roosendaal zo veel respons krijgen. Hoogopgeleide Turken en Marokkanen zijn razend enthousiast. Laatst hadden we een jongen die wekelijks helemaal uit Delft wilde komen voor dit project. Er is grote bereidheid om hun zusters en broeders, zoals ze het noemen, te helpen. Zelf hebben die mentoren vaak die steun in de rug niet gehad. Daarom zijn ze des te meer bereid om die wel aan anderen te verlenen.’

‘Officieel loopt eind dit jaar de subsidie af voor het mentorenproject. De gemeente is bij onze laatste ouderavond geweest, waar ook het UvA verslag over ons werk werd gepresenteerd. Ze waren heel enthousiast, dus hopelijk kunnen we er mee doorgaan.’

‘Jan Marijnissen is hier toen ook geweest en heeft heel lang gepraat met de mentoren. Achteraf vond hij het allemaal ‘top’. Later heb ik hem ook in interviews horen verwijzen naar dit project als een voorbeeld hoe het ook kan. Dat is een mooie erkenning. Het resultaat zien we dagelijks terug in betere schoolcijfers.’

Inhoud