publicatie

SP Tribune 02/2005 :: Bosnie : uit het oog uit het hart

Tribune, 18 februari 2005

Bosnië: uit het oog uit het hart

In november 2004 bezocht SP-Europarlementslid Erik Meijer Bosnië-Herzegovina en kwam hij verontrust terug. ‘Onder Tito werd een deelstaat Bosnië bedacht als smeltkroes-experiment. We hebben gezien hoe dat mislukt is, maar nu probeert de EU er opnieuw een smeltkroes van te maken, en houdt zij zich blind en doof voor de werkelijkheid. Bosnië-Herzegovina kan gewoonweg geen eenheidsstaat zijn. De EU schept de voorwaarden voor een nieuwe burgeroorlog.’

Tekst: Johan van den Hout

Uit het oog, uit het hart. Zo gaat het ook in de internationale politiek. Sinds er in Sarajevo of Belgrado niet meer geschoten wordt, ­maken weinigen zich nog zorgen over de toekomst van de Balkan. Wie dat nog wél doet, is Erik Meijer, lid van de Europese contactgroep voor deze regio en sinds kort officieel rapporteur voor het Europees Parlement over Macedonië. ‘Eigenlijk gaat het in de Balkan alleen goed met Slovenië en Kroatië. Servië en Montenegro lijken voor de buitenwereld één, maar zijn in de praktijk twee staten met grenscontroles en verschillend geld. Macedonië mag van Griekenland niet zo heten, en zit met spanningen tussen de Albanese meerderheid in het noordwesten en de groep die zich ziet als echte Macedoniërs. Kosovo is afhankelijk gemaakt van buitenlandse bemoeials en heeft een praatparlement dat niets mag. En Bosnië-Herzegovina is in naam onafhankelijk maar in de praktijk net zo’n Europees protectoraat. De Britse liberaal Paddy Ashdown zwaait daar de scepter als Hoge Vertegenwoordiger, zodat democratie er nauwelijks echte kansen krijgt.’

Paddy Ashdown zwaait als 'Hoge vertegenwoordiger' de scepter

‘In Bosnië wonen drie grote bevolkingsgroepen: Serviërs in het noorden en oosten, die zich het liefst bij Servië zouden aansluiten. Kroaten in het zuidwesten, die net zo lief bij Kroatië zouden horen. En Bosnjaken, moslims, voor wie Bosnië de enige mogelijkheid is om geen minderheid in een van de twee buurlanden te worden. Het Europese beleid doet alsof Bosnië één land is met één volk. In feite een heel Amerikaans idee, dat een staat niet ontstaat uit een volk met een eigen taal en cultuur, maar een toevallige lap grond is met volkomen losse individuen.’ Op tal van manieren probeert de EU zo’n staat af te dwingen. ‘Zo wordt de grensbewaking tussen de Republika Srpska en Servië versterkt, terwijl juist daar veel economisch en cultureel verkeer plaatsvindt. Aan de andere kant wordt veel nadruk gelegd op het verbinden van Srpska met de Bosnisch-Kroatische Federatie, terwijl de mensen daarmee veel minder gemeenschappelijk belang zien.’

Meijer: ‘Het lokale kiesrecht wordt aan burgers toegekend op basis van hun woonplaats van vóór 1992. Dat leidt tot absurde situaties. Zo wonen tien jaar na hun verjaging nog maar weinig moslims in Srebrenica, maar zij maken er wel de meerderheid van de kiezers uit. En tegelijkertijd kunnen deze mensen dus niet stemmen voor de gemeenteraad in de plaats waar ze wél wonen. Iemand die uit ballingschap wil terugkeren naar Bosnië wordt gedwongen zich te vestigen in het gebied waar hij vóór 1992 vandaan kwam. Ook probeert de EU mensen te stimuleren binnen Bosnië-Herzegovina terug te verhuizen naar deze oude woonplaatsen. Maar dat wil niemand meer. Serviërs keren niet terug naar Sarajevo, moslims willen niet verplicht worden zich weer in Srebrenica te vestigen. Het is bizar dat mensen op grond van hun etniciteit gedwongen worden op een bepaald stuk land te gaan wonen, nota bene om een ­zogenaamde mono-etnische eenheidsstaat te forceren.’

Ook op een meer symbolisch niveau wringt de EU-inmenging: ‘Talloze fabrieken zijn omgevormd tot kazernes voor Europese militairen. En overal zie je borden langs de weg die de bevolking wijs maken: Dankzij Eufor wordt u klaargemaakt voor toetreding tot de EU. Je kunt geen ruïne voorbij rijden of er prijkt wel een plakkaat op dat dit gebouw wordt opgeknapt door de EU. Maar er wordt helemaal niets opgeknapt. Ik kwam eind 2004 vervallen gebouwen tegen met een bord dat ze vóór 2003 worden opgeleverd. Het is propaganda van het niveau Alice in Wonderland.’

Een dergelijke bijna kolonialistische inmenging leidt tot cynisme, aldus Erik Meijer: ‘Politici hebben inmiddels een berustende houding aangenomen en proberen er vooral voor hun eigen regio uit te slepen wat erin zit. Er is geen oorlog in Bosnië-Herzegovina, maar de verschillende bevolkingsgroepen hebben ook geen echt contact met elkaar. In die zin lijkt het misschien wat op België. En daar moet je er ook niet aan denken om het Vlaamse en Waalse bestuur af te schaffen en alle macht in handen te leggen van de federale regering. Dat zou pas echt leiden tot massale steun voor afscheiding.’ De oplossing in Bosnië-Herzegovina ligt volgens Meijer vooral in het erkennen van de werkelijkheid: ‘Begin jaren negentig had het nog zin om het nationalisme te beteugelen. Maar nu is een nieuwe strategie nodig is. Je kunt niet langer dwingend optreden met Europees geld en Europese soldaten. De oplossing moet van onderop komen, op basis van wat de bevolking ziet als probleem en oplossing, dát moet het uitgangspunt zijn. Onze zorg zou moeten zijn erop toe te zien dat er niet opnieuw een oorlog uitbreekt en dat de rechten van minderheden worden gewaarborgd. Niet meer en niet minder. De rest moeten ze zelf uitzoeken, zonder intimidatie vanuit de Europese Unie. Zo betuttelend als Europa nu bezig is, dat creëert eerder de voorwaarden voor een nieuwe burgeroorlog.’

Wat vooraf ging

De oorlog in Bosnië, het beleg van Sarajevo, de val van Srebrenica en het Dayton-vredesverdrag zijn gebeurtenissen die velen nog op het netvlies zullen hebben. Toch zijn ze al weer bijna vijftien jaar oud. Een korte terugblik.

Als Joegoslavië uiteenvalt, verklaart ook de leiding van de deelstaat Bosnië-Herzegovina zich in oktober ’91 onafhankelijk. De twee miljoen Serviërs in het noorden en oosten willen niet worden gescheiden van Servië en organiseren een referendum waarin zij zich uitspreken tégen afscheiding van Joegoslavië. In januari 1992 roepen zij voor hun gebied de Republika Srpska uit met Karadziç als president en Mladiç als opperbevelhebber van het leger. Begin april breekt de burgeroorlog uit als Serviërs de Bosnische hoofdstad Sarajevo belegeren. Vredesonderhandelingen hebben geen resultaat en in januari 1993 raken de Moslims en Kroaten ook onderling in oorlog.

In februari 1994 trekken Servische troepen zich tijdelijk terug uit de bergen rond Sarajevo als de Navo met luchtaanvallen dreigt. Een maand later sluiten de Kroaten en Moslims een vredes-akkoord en vestigen ze de staat Bosnië-Herzegovina. De oorlog tussen de Serviërs en het Bosnische leger gaat door, met als dieptepunt de val van Srebrenica in juli 1995. Serviërs hebben intussen hun stellingen rond Sarajevo weer ingenomen en in augustus beschieten zij de marktplaats met mortieren waarbij 37 mensen om het leven komen. De Navo zet daarop luchtaanvallen in, waarna de Serviërs zich in september ’95 terugtrekken en in december 1995 het Dayton-vredesakkoord wordt ondertekend.

De IFOR-legermacht bezet het land om de vrede te handhaven. Bosnië-Herzegovina wordt een land met twee ‘entiteiten’: de Moslim-Kroatische Federatie met negen provincies die worden gedomineerd door Bosniaken of Kroaten op 51 procent van het grondgebied, de rest is Republika Srpska. Daar bovenuit toornt de ‘Hoge Vertegenwoordiger’, nu de Brit Paddy Ashdown, aangesteld door de EU en oppermachtig. Hij kan rechters en politici benoemen en ontslaan en parlementen dwingen wetten aan te nemen. Zijn doel is het – desnoods geforceerd verenigen van Bosnië-Herzegovina tot een eenheidsstaat en deze op weg helpen naar het lidmaatschap van de Navo en de EU.

Inhoud