publicatie

Spanning maart 2010 :: Externen: Snijden waar het vet zit

Spanning, maart 2010

Externen: Snijden waar het vet zit

De gemeenten moeten de komende jaren fors inleveren. Dat hoeft niet ten koste te gaan van goed sociaal beleid. Overheden moeten eerst eens kijken naar de eigen organisatie. Volgens Ronald van Raak heeft binnen de overheid de afgelopen jaren een explosie van inhuur van externe medewerkers plaatsgevonden terwijl werd gesneden in het eigen personeelsbestand. Hij laat zien hoe Rijk, provincies en gemeenten kunnen snijden in het eigen vet..

Tekst: Ronald van Raak, SP-Tweede Kamerlid Illustratie Robert de Klerk

Hoeveel gemeenten de komende jaren moeten bezuinigen, dat weten we nog niet. Dat ze fors moeten inleveren, is echter zeker. Ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Zaken spreken van minstens 3 miljard euro. “De gemeenten moeten er wel rekening mee houden dat het nog erger kan worden”, zei staatssecretaris Ank Bijleveld in de Tweede Kamer. Bezuinigen is kiezen. Gemeenten kunnen korten op de Wmo, waardoor zieken de prijs betalen. Gemeenten kunnen ook kiezen voor een hogere ozb, waardoor de lokale lasten stijgen. Veel beter is als overheden eerst naar zichzelf kijken.

Maximaal 10 procent voor externen

Bij de ministeries heeft in korte tijd een explosie plaatsgevonden van inhuur van externe medewerkers. In 2008 werd hier ruim 1,2 miljard euro aan uitgegeven (zie tabel 1), een stijging van 74 procent ten opzichte van 2001 toen het bedrag 0,69 miljard bedroeg. Na lang aandringen van de SP hebben de ministeries openheid van zaken gegeven. Het geld dat wordt uitgegeven aan externe medewerkers is opgelopen tot ruim 13 procent van de totale personeelskosten. Soms is inhuur van externe medewerkers goed, als tijdelijk mensen met bijzondere kennis en kunde nodig zijn, bijvoorbeeld op het gebied van ICT. Veel externen bij de ministeries geven echter juridisch advies en organisatieadvies, of zelfs beleid- en communicatieadvies. Dit zijn zaken die behoren tot de kernactiviteiten van de ministeries en gewoon door ambtenaren moeten worden gedaan. Externen krijgen buitengewoon hoge vergoedingen, tot meer dan 3.500 euro per dag. Steeds vaker zie je dan ook dat specialisten op ministeries ontslag nemen, om zichzelf vervolgens als externe te laten inhuren. Vaak gebeurt dit via een commercieel bureau, dat tot 30 procent van de vergoedingen opstrijkt.

Onder druk van de Tweede Kamer heeft minister Ter Horst op basis van de situatie in 2007 een norm gesteld: geen enkel ministerie mag meer dan 13 procent van de totale personeelskosten besteden aan het inhuren van externe medewerkers. De norm van Ter Horst moet voorkomen dat die inhuur verder uit de hand loopt, maar dat is nog helemaal geen bezuiniging. In tijden van financieel tekort is het niet meer dan logisch dat ministeries daar snijden waar het vet zit. De SP stelt daarom een norm voor van 10 procent. Dat is een heel redelijk percentage, waarmee in ieder geval de exorbitante stijging uit het laatste jaar ongedaan wordt gemaakt. Als we het inhuren van externen bij de ministeries terugdringen van 13 procent naar 10 procent, levert dat een bezuiniging op van 281 miljoen euro.

Ook in de provincies en gemeenten

De cultuur van inhuur bestaat niet alleen bij de rijksoverheid, maar ook bij provincies en gemeenten. De SP deed in november onderzoek naar de inhuur van externe medewerkers bij de provincies. Daaruit bleek dat de provincies in 2008 gemiddeld 24 procent van de totale personeelskosten uitgaven aan de inhuur van externen (tabel 2). RTL Nieuws heeft in november onderzoek gedaan naar de inhuur van externe medewerkers bij 49 gemeenten waar 39 procent van de mensen woont. Die gaven in 2008 gemiddeld 18,5 procent uit aan de inhuur van externe medewerkers (tabel 3). Ook voor de provincies en gemeenten wil de SP een norm stellen van 10 procent. De cijfers laten zien dat dit percentage heel reëel is: grote gemeenten als Breda, Haarlemmermeer, Leiden, Sneek, Veendam en Vlissingen zitten allemaal rond 10 procent. Steden als Den Bosch, Doetinchem, Sittard-Geleen en Soest laten met percentages rond 5 procent zien dat het zelfs nog een stuk minder kan. De grootste verspillers zijn Den Haag (25 procent), Utrecht (27 procent), Zoetermeer (27 procent), Almere (30 procent) en Dordrecht (40 procent). Er blijkt een licht verband te bestaan tussen de grootte van de gemeente en het bedrag dat deze aan externen uitgeeft; los van andere verklarende factoren verklaart de grootte voor ongeveer een derde het bedrag dat aan externen wordt besteed.

Grote gemeenten lijken hier dus iets te makkelijk in.

Bij de provincies geven Flevoland en Zeeland met 10 procent het ‘goede voorbeeld’ en zijn Zuid-Holland, Noord-Holland en Gelderland de grootste verspillers met meer dan 30 procent.

De commerciële bureaus die externe medewerkers leveren kunnen je haarfijn uitleggen waarom het goed is om externen in dienst te nemen. Zij zouden flexibel en creatief zijn en met de blik van de buitenstaander naar de organisatie kunnen kijken. In de praktijk blijkt een teveel aan externen echter desastreus voor de continuïteit van een organisatie. Externen worden voor een bepaalde periode ingehuurd, meestal een jaar. Bij vertrek nemen zij alle kennis en kunde mee die zij binnen de organisatie hebben opgedaan. Vaak moeten zij daarom opnieuw worden ingehuurd, voor nog meer geld. Dit leidt ook tot spanningen op de werkvloer. Overheden die te veel externen inhuren worden vaak ook star. De cultuur van inhuur zorgt ervoor dat de organisatie geen mensen meer hoeft op te leiden. Bovendien ontstaat een tweedeling binnen de overheid, tussen mensen die zich verbonden voelen met de publieke sector, en mensen die de overheid vooral zien als een melkkoe.

Tabel 3: Inhuur van externe medewerkers bij de gemeenten

* 35 van de 49 onderzochte gemeenten zitten boven de norm van 10 procent. Er zijn in totaal 441 gemeenten.

Snijden waar het vet zit

De SP wil dat overheden niet meer dan 10 procent van hun totale personeelskosten besteden aan de inhuur van externe medewerkers. De ministeries geven volgens die norm 281 miljoen euro te veel uit. Ook bij de provincies valt nog veel te verbeteren. Flevoland en Zeeland zitten rond de norm van 10 procent. De tien andere provincies geven 114 miljoen euro te veel uit. Van de 49 onderzochte gemeenten zitten 14 gemeenten rond of onder 10 procent. In de 35 overige gemeenten zou deze norm in totaal ruim 406 miljoen euro opbrengen. Nederland heeft 431 gemeenten. Voor 382 gemeenten is nog onduidelijk hoeveel wordt uitgegeven aan externe medewerkers. Hetzelfde geldt voor de deelraden in Amsterdam en Rotterdam, de bestuursregio’s en de waterschappen.

De SP-norm voor de inhuur van externe medewerkers levert veel geld op, maar een deel van dit geld moet opnieuw worden geïnvesteerd. Het werk dat nu wordt gedaan door externen, zal voortaan moeten worden uitgevoerd door ambtenaren in vaste dienst. Ambtenaren die in ieder geval bij de Rijksoverheid met duizenden tegelijk zijn verdwenen de afgelopen jaren. Nieuwe ambtenaren moeten worden aangetrokken en opgeleid, wat in deze tijd van crisis gemakkelijker is dan in het verleden. Maar zelfs forse lonen voor ambtenaren staan in geen verhouding tot de vergoedingen voor externen. SP’ers kunnen hun provincie en gemeente een plan van afbouw laten opstellen, om de inhuur van externe medewerkers terug te brengen tot maximaal 10 procent. Cijfers over de personeelskosten kun je vinden in het jaarverslag van de gemeente. Vaak staat daarin ook hoeveel geld wordt uitgegeven aan de inhuur van externen. Als dit niet het geval is, kan de afdeling of de raadsfractie deze cijfers opvragen. Daarbij kunnen ook cijfers worden gevraagd over de gemiddelde vergoeding en de hoogste vergoedingen voor externen.

Explosie van externen bij de politie

Niet alleen bij ministeries, provincies en gemeenten heeft een explosie plaatsgevonden van inhuur van externe medewerkers, maar ook in sectoren die volledig door de overheid worden betaald. Zoals het onderwijs, het leger en de politie. Hoe slecht de inhuur van te veel externen kan uitpakken, blijkt wel bij de Voorziening tot samenwerking Politie Nederland (VtsPN). Deze landelijke politieorganisatie verzorgt onder meer de computersystemen van de 26 politiekorpsen. In 2008 bleek na onderzoek van de SP dat 40 procent van de bijna 3.000 medewerkers van deze landelijke politieorganisatie extern werd ingehuurd, waarbij veel meer mensen werden ingehuurd dan was afgesproken en veel hogere vergoedingen werden gegeven dan is toegestaan. De totale kosten waren ruim 77 miljoen euro. In januari bleek na gezamenlijk onderzoek van de SP en NOVA dat 375 externen bij de VtsPN gemiddeld ruim 200.000 euro per jaar kregen, met als uitschieter een externe directeur, die ruim 375.000 euro per jaar opstrijkt.

De inhuur van dure externen is geen zekerheid voor goed werk. Integendeel: in ‘De agent aan het woord’, het onderzoek dat de SP samen met 10.000 agenten heeft gedaan, zegt negen op de tien agenten niet uit de voeten te kunnen met de computersystemen van de VtsPN. Agenten klagen dat bij deze landelijke politieorganisatie te veel managers van buiten werken en te weinig mensen met ‘blauw’ bloed. In januari barstte de bom, toen in acht korpsen in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Gelderland de computersystemen vastliepen. De verantwoordelijke korpschef in IJsselland verklaarde dat de computerproblemen ‘catastrofale vormen’ hebben aangenomen en ‘de slagader’ van de politie raken. Zelfs noodnummer 112 raakte enige tijd uit de lucht, waardoor mensen in nood aan hun lot werden overgelaten. In een spoeddebat, dat op initiatief van de SP werd gehouden, beloofde de minister orde op zaken te stellen en het aantal externen bij de VtsPN snel te verminderen. Dat plan van afbouw levert veel geld op, dat opnieuw in de politie kan worden geïnvesteerd.