publicatie

Spanning, augustus 2010 :: Inleiding - Strijd om de publieke sector

Spanning, augustus 2010

Strijd om de publieke sector

In de publieke sector werken mensen in dienst van de overheid of semi-overheid. Dat zijn ambtenaren die werken voor het rijk, de gemeenten, provincies, waterschappen en bijvoorbeeld de politie, maar ook al die mensen die zich nuttig maken bij onderwijsinstellingen, bibliotheken en zorginstellingen. Ook bedrijven die volledig eigendom zijn van de overheid vallen eronder.

De publieke sector werkt rechtstreeks in het belang van de bevolking. Vrijwel iedereen vond tot voor kort dat de bevolking daarop rechtstreeks invloed moet kunnen uitoefenen. Het gaat immers om onze veiligheid, goed onderwijs, betrouwbare gezondheidszorg of het bewaken van ons cultureel erfgoed. De wijze waarop deze werkzaamheden gebeuren is een politieke zaak. Als onze volksvertegenwoordigers vinden dat schilderijen moeten worden bewaard en toegankelijk zijn voor de bevolking, dan gebeurt dat ook. Wat het ook kost.

Dat zijn geen zaken die door particuliere ondernemers kunnen worden uitgevoerd. Die hebben geld verdienen als doel en het middel daartoe is het maken van punaises, auto’s, viersterren-gerechten, condooms of zeewaardige jachten. Dat kunnen ze heel goed. De overheid moet ze daarbij trouwens streng controleren op kwaliteit en veiligheid.

Ongeveer dertig jaar geleden bedachten rechtse economen en politici dat het maar eens afgelopen moest zijn met het oprukken van de overheid. Ze hadden net een golf van verzet onder de bevolking achter de kiezen en veel moeten inleveren. De economische crisis grepen ze aan om terug te slaan. Links werd in de verdediging gedrongen en ze lanceerden een ideologisch offensief waarin ze iedereen ervan probeerden te overtuigen dat de markt vrijwel alles beter kan dan de overheid. Hun neoliberale gedachtegoed werd enthousiast omarmd door rechtse partijen, kapitalisten en uiteindelijk zelfs door sociaal-democratische partijen. Het resultaat was dat de overheid taken afstiet en bedrijven verkocht om snel geld binnen te halen.

De publieke sector was in gevaar. De gezondheidszorg werd voor een deel geprivatiseerd, de spoorwegen en de levering van gas en elektriciteit helemaal. Sommigen wilden zelfs politietaken in particuliere handen geven. De privatisering leidde er ook toe dat topbestuurders die vroeger een zeer goed ambtenarensalaris ontvingen, nu ongehinderd flink in de kas kunnen graaien. Voor het gewone personeel geldt dit uiteraard niet, dat merkt eerder de negatieve gevolgen van de veranderingen.

De SP begon vorig jaar met een reeks onderzoeken onder dat personeel. In deze Spanning besteden we daar aandacht aan. Ronald van Raak beschrijft waarom het belangrijk is dat we die onderzoeken doen (p.3-4). Ineke Palm, betrokken bij een aantal van de onderzoeken, laat zien hoe je ze uitvoert en welke problemen je kunt tegenkomen (p.5-8). Sjaak van der Velden maakte een kort overzicht van de inhoud van de tot nu verschenen onderzoeken (p.9-12). Dennis de Jong geeft aan hoe we ondanks onze bezwaren tegen sommige regels uit Brussel, er ook ons voordeel mee kunnen doen (p.13-14). In Oost-­Europa is na de val van de muur een groot deel van de publieke sector geprivatiseerd. Arjan Vliegenthart laat zien dat het ook daar niet allemaal rozengeur en maneschijn is (p.15-17).

De ene dag lees je in de krant dat de crisis bijna voorbij is, een dag later dat ze nog steeds voortwoedt. Geert Reuten beschrijft de achtergronden van de crisis en dat stemt niet vrolijk (p.18-20). Een boekbespreking, het Rijke Rooie Leven en de Opinie van Renske Leijten maken deze Spanning compleet.