publicatie

Spanning, mei 2006 :: Het rijke rooie leven deel 18 : Moraal

Spanning • augustus 2006

Het rijke rooie leven deel 18

In een serie artikelen schetst Ronald van Raak de geschiedenis van het socialisme in Nederland.

Moraal

Tekst: Ronald van Raak

Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2006 verloor het CDA een deel van haar aanhang aan de SP. Dit is mede te verklaren uit onvrede met het sociale beleid van het kabinet. Dit kan een reden zijn voor CDA-stemmers om deze partij te verlaten, maar verklaart nog niet waarom de SP voor sommigen van hen een alternatief is. Misschien heeft dit te maken met het morele karakter van het socialisme van de SP, dat appelleert aan uitgangspunten die socialisten en christenen met elkaar delen. In Nederland hebben mensen met een socialistische en mensen met een christelijke achtergrond elkaar altijd opgezocht en hun kritiek gedeeld op het kapitalisme, dat door beide groepen te koud en te kaal werd gevonden.

De gemeenteraadsverkiezingen van 2006 was niet de eerste keer dat de SP een electorale concurrent was van traditioneel christelijke partijen. In sommige steden en dorpen heeft de SP al veel eerder met succes de strijd aangebonden met het CDA of met haar voorgangers. De SP kreeg het eerst een voet aan de grond in steden met een overwegend katholieke bevolking, zoals Heerlen, Nijmegen en Oss. Dit succes kan enerzijds worden verklaard uit een falen van de plaatselijke politieke elite. Maar dit alternatief kon anderzijds slechts succesvol zijn omdat het aansloot bij de cultuur van de overwegend katholieke bevolking. Dit betekent niet dat de SP een religieuze partij is. Historicus Jos Palm beklemtoont in een kritisch artikel ‘Waarom katholieken SP’ers werden’ in Roodkoper (2003) wel het belang van een ‘sociale gezelligheidsstructuur’ rondom de partij, die mensen met een kerkelijke achtergrond zou aanspreken. Bovendien wordt binnen de partij nadrukkelijk ruimte gegeven aan leden die vanuit hun religieuze opvattingen politiek willen bedrijven.

De Tribune, het ledenblad van de SP, publiceerde in januari 2006 een dubbelinterview met Jan Marijnissen en bisschop De Jong van Roermond, met als titel ‘Twee geloven aan één tafel’. Rood, de vereniging voor jongeren in de SP, organiseerde scholingsdagen over ‘Marx for dummies’, maar eveneens over ‘Jezus for dummies’. Een rondgang halverwege 2006 langs de twaalf Eerste en Tweede Kamerleden van de SP leert dat de helft zichzelf gelovig noemt. Ook merk ik dat gelovigen interesse hebben in de SP: in september 2005 bijvoorbeeld werd ik uitgenodigd om een lezing te geven op een Europese conferentie van christelijke studieverenigingen, om mijn visie te geven op de verhouding tussen christendom en socialisme. Gelovige socialisten staan in een traditie van christelijk socialisme in Nederland, die de afgelopen decennia dreigde te verdwijnen, maar nu opnieuw lijkt op te bloeien. In ieder geval winnen oude helden als Jezus Christus en Karl Marx opnieuw aan populariteit.

In 1964 organiseerde de in 2006 overleden historicus Ger Harmsen een symposium waar Nederlandse denkers hun gedachten lieten gaan over De actualiteit van Marx. De socialist Harmsen beklemtoonde het joods-christelijke karakter van de leer van Marx. Hij citeerde de humanist Hendrik Josephus Pos, die bij Marx ‘de gerechtigheidseschatologie van Israëls profeten’ herkende. Een andere deelnemer aan de bijeenkomst was de filosoof Bernard Delfgaauw, die het socialisme eveneens plaatste in het verlengde van het christendom: ‘Als de wil van God is de menswaardigheid van alle mensen, een menswaardig bestaan voor alle mensen, dan moeten wij zeggen, dat men eigenlijk dichter bij het christendom is, waar een maatschappij streeft naar een menswaardig bestaan voor alle mensen, dan in een maatschappij die zich graag christelijk noemt, maar veel minder bezorgd is voor dat menswaardig bestaan van allen.’

Een symposium met dit onderwerp lijkt een typisch verschijnsel van de jaren zestig, toen Christus en Marx zich mochten verheugen in een grote populariteit. Na een jarenlange afwezigheid in het publieke debat laten beide oude helden echter opnieuw van zich horen. De BBC-radio organiseerde in de zomer van 2005 een verkiezing van de grootste filosoof aller tijden, met Marx als verrassende winnaar. In Duitsland zette de bevolking hem eerder op de derde plaats van de lijst van grootste Duitsers aller tijden, achter Adenauer en Luther. Eind augustus 2005 toonde Der Spiegel een zegevierende Marx, die ‘Das Stehaufmännchen’ werd genoemd, op de voorpagina. Aanleiding was het verkiezingssucces van de nieuwe socialistische partij Die Linke. Diezelfde maand vond echter nóg een opmerkelijke gebeurtenis plaats: honderdduizenden jongeren verzamelden zich op de katholieke Werelddagen in Keulen, waar zij de nieuwe paus toejuichten. Deze plaatsvervanger van Christus op aarde lijkt eveneens bezig aan een wederopstanding.

Ferdinand Domela Nieuwenhuis

In Nederland hebben gelovigen altijd aansluiting gezocht bij socialistische bewegingen. Eerder bleek hoe de oud-dominee Ferdinand Domela Nieuwenhuis in 1888 het eerste socialistische Kamerlid in Nederland werd. In deze jaren betekende een bekentenis tot het socialisme meestal ook een afscheid van het geloof. Later maakten critici het christendom juist tot uitgangspunt van hun socialisme, zoals de leden van de eerdergenoemde Bond van Christen-Socialisten, waarin onder meer de predikant en antimilitarist Bart de Ligt actief was. Veel electorale ruimte voor een christelijk socialistische partij was er echter niet; na de invoering van het algemeen kiesrecht behaalde de Bond in 1918 slechts één zetel. Wél kregen individuele ‘rode dominees’ als Johannes Tenthoff, Jan Bruins en Jan Buskes veel aanhang. Vooraanstaande christelijke socialisten in het interbellum zochten aansluiting bij socialistische partijen, zoals Willem Banning. Hij was voorzitter van de religieuze Arbeiders Gemeenschap der Woodbrookers en een woordvoerder van het christelijke socialisme binnen de SDAP.

Na de Tweede Wereldoorlog beijverde Banning zich voor een christelijk-socialistische politiek binnen de ‘doorbraakpartij’ PvdA, maar dit leidde tot inhoudelijke spanningen. Banning had bijvoorbeeld bezwaren tegen de militaire bewapening en de toetreding tot de NAVO. Rondom de PvdA is nog steeds een Trefpunt van socialisme en levensovertuiging actief, maar dit platform speelt geen prominente rol meer binnen de partij. Sommige christelijke socialisten zochten in 1957 hun heil in de PSP. Later kwamen daar nog meer smaken bij: gelovigen konden vanaf 1968 terecht bij de PPR en vanaf 1981 bij de Evangelische Volkspartij (EVP). Na de fusie in 1990 van PSP, PPR en EVP (met de CPN) in GroenLinks werd deze partij aanvankelijk een alternatief voor christelijke socialisten. Christenen zijn nog steeds actief binnen GroenLinks, bijvoorbeeld in het platform De linker wang, maar zijn hier eveneens in een isolement geraakt. Voor veel van deze christelijke socialisten werd de SP een alternatief.

De SP als wijkplaats voor christelijke socialisten is echter maar een deel van de verklaring waarom gelovigen kiezen voor de SP. Veel christenen die nu kiezen voor deze partij zien zichzelf helemaal niet als socialist, maar voelen zich desondanks aangetrokken tot de partij. Tijdens de paarse kabinetten van Wim Kok ging de oppositie van de SP gepaard met een uitgesproken morele kritiek. In Tegenstemmen (1996) probeerde Jan Marijnissen de in zijn ogen schadelijke gevolgen van het paarse regeringsbeleid voor de publieke moraal op de politieke agenda te zetten. Het morele karakter van het socialisme van de SP blijkt ook uit het beginselenprogramma Heel de mens uit 1999, dat gebaseerd is op de kernwaarden menselijke waardigheid, de gelijkwaardigheid van mensen en de solidariteit tussen mensen. Moraal wordt hierbij niet alleen opgevat als een individuele, maar vooral als een publieke aangelegenheid. De partij hecht veel waarde aan georganiseerde solidariteit, bijvoorbeeld op het gebied van zorg en sociale zekerheid. Collectieve regelingen kunnen naar de opvatting van de SP de tweedeling in de samenleving beperken en de sociale cohesie vergroten. Dit morele socialisme gaat ervan uit dat het denken en doen van mensen mede wordt bepaald door gedeelde waarden en normen, en dat de ontwikkeling van deze publieke moraal nauw verbonden is met het beleid van bedrijven en organisaties, en vooral van overheden. Dit onderscheidt SP’ers van linkse collega’s als Wouter Bos en Femke Halsema, die een veel individuelere opvatting van moraal lijken te hebben.

De vraag naar de morele dimensie van de politiek werd in de paarse jaren zeker niet alleen gesteld door de SP, maar ook door de ChristenUnie, bijvoorbeeld door André Rouvoet in Politiek met een hart (2000). Ook binnen het CDA klonk in deze periode van ‘herijking’ de roep om bindende waarden en normen, zoals bij Jan Peter Balkenende, in Anders en beter (2002). De pogingen van premier Balkenende om een waarden- en normendiscussie te starten werden binnen de SP niet bij voorbaat afgewezen, zoals in andere linkse partijen gebeurde. Veel SP’ers vonden het na acht jaar Paars juist bemoedigend dat de premier een discussie startte over de publieke moraal. Ikzelf meende hierin een erkenning te zien van het belang van overheidsbeleid voor de publieke moraal, maar was juist daarom ook teleurgesteld. Het sociaal-economische beleid waarvoor het kabinet koos ondermijnde naar mijn opvatting de solidariteit en saamhorigheid in de samenleving.

Maar welke moraal maakt de SP interessant voor christenen? In de eerste de sociaal-economische uitgangspunten. Het CDA heeft gekozen voor wat Balkenende een ‘participatiemaatschappij’ noemt, waarbij minder verantwoordelijkheid wordt gelegd bij de overheid en meer bij de individuele burger. Dit is een opmerkelijke opstelling: een overheid die kiest voor meer marktwerking in de publieke sector en die concurrentie organiseert tussen ongelijke mensen, laat immers weinig ruimte voor waarden als gelijkwaardigheid en solidariteit. Met deze kritiek kunnen christenen ook terecht bij de ChristenUnie, maar hier spelen weer andere verschillen een rol, bijvoorbeeld als het gaat om de positie van Intelligent Design in het onderwijs en de politieke steun aan Israël. De ChristenUnie heeft op deze onderwerpen echter niet het patent op christelijke waarden. Christenen kunnen ook kiezen voor de onafhankelijkheid van de wetenschappen tegenover kerk en politiek en voor solidariteit met onderdrukte volkeren, in dit geval met de Palestijnen.

Christelijke politiek is ook altijd een morele politiek en dat betekent dat christenen een ruime keuze hebben uit partijen die zich beroepen op morele uitgangspunten. Dat geldt natuurlijk evengoed voor moslims en andere gelovigen. Christelijke socialisten lijken hun kamp op te slaan bij de SP, maar ook andere gelovigen die moraal zien als een publieke aangelegenheid en die aandacht vragen voor de morele gevolgen van de politiek van meer markt en minder overheid kunnen hun plek vinden in deze partij.

In september verschijnt bij uitgeverij Aspekt het boekje Het rijke rooie leven. Hierin zijn ook de hier verschenen afleveringen in deze serie opgenomen. Zie de achterkant van dit nummer.