publicatie

Spanning, augustus 2006 :: Over de onafhankelijkheid van het wetenschappelijk onderzoek

Spanning • augustus 2006

Over de onafhankelijkheid van het wetenschappelijk onderzoek

Het KNAW-rapport Wetenschap op Bestelling heeft de nodige discussie losgemaakt. Naar aanleiding van het KNAW-rapport concludeerde Elsevier-columnist Syp Wynia dat men als burger “‘wetenschappelijk’ beleidsonderzoek en andere ‘onafhankelijke’ rapporten tot nader order met nuchtere scepsis te bejegenen.” Volgens Wynia is de waarde van een vrijblijvende gedragscode beperkt. Ook wetenschappers zelf maken zich in toenemende mate zorgen over de onafhankelijkheid van hun vak. Een impressie van twee bijeenkomsten waarin wetenschappers deze zorg uitten.

Tekst: Arjan Vliegenthart en Wouter Beekers

Onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek naar nieuwe medicijnen onder druk

Op een drukbezocht symposium over de invloed van de medische industrie op het wetenschappelijk medisch onderzoek werd duidelijk dat veel mensen uit de praktijk zich druk maken over de toenemende grip van medicijnproducenten op het onderzoek dat op dit moment in Nederland gebeurt. Veel van hen tekenden dan ook op 13 februari een manifest waarin de Nederlandse overheid werd opgeroepen duidelijk paal en perk te stellen aan de invloed van de medische industrie en zo de zelfstandigheid van het wetenschappelijk onderzoek in stand te houden.

Onder de ondertekenaars bevonden zich diverse prominente wetenschappers die net als initiatiefneemster Agnes Kant pleiten voor strenger toezicht van de overheid. Zo concludeert kinderpsycholoog professor Philip Treffers dat de industrie op tal van manieren het huidige onderzoek beïnvloedt. In zijn bijdrage De sinistere wegen van de farmaceutische industrie gaf hij aan dat het lang niet altijd om nobele motieven gaat, maar vooral om het in de markt zetten van nieuwe medicijnen. Volgens Treffers staan wetenschappers onder toenemende druk van de medische industrie om positief te rapporteren over nieuwe medicijnen. Gerenommeerde wetenschappelijke tijdschriften waarin de effecten van nieuwe medicijnen worden beschreven, zijn daarom niet langer altijd betrouwbaar. Positieve effecten krijgen veel meer aandacht dan de negatieve bijwerkingen en nieuwe medicijnen worden niet vergeleken met reeds bestaande medicijnen die al jaren gebruikt worden tegen dezelfde ziekte. Dit is niet alleen in Nederland het geval. In ander landen zoals de Verenigde Staten is deze ontwikkeling al veel verder gevorderd en het valt te vrezen dat ook in Nederland de tendens naar meer invloed van de industrie op het onderzoek zal doorgaan als er geen maatregelen worden genomen. Professor Anita Hardon kwam tot eenzelfde conclusie kwam, maar zij wees ook op de verantwoordelijkheid van de overheid. De toezichthoudende instanties reageren te laks op reacties van patiënten en komen pas werkelijk in actie als de media medische misstanden belicht. De overheid zou zich volgens haar veel actiever moeten opstellen.

Zowel Treffers als Hardon prezen de initiatiefnota vijfentwintig medicijnen tegen een te grote macht van de farmaceutische industrie van SP-kamerlid Agnes Kant. Deze nota bevat concrete voorstellen om ongewenste verstrengeling tussen industrie en onderzoek tegen te gaan. Dat de industrie zelf niet al te zeer op strengere regelgeving staat te wachten, mag misschien niet verbazingwekkend zijn. Toch kon Dr. Rudolf van Olden, medisch directeur Eli Lilly Nederland BV, één van de grotere medicijnproducenten in Nederland, zich in 80% van de initiatiefnota vinden. Van Olden vond echter ook dat de samenwerking tussen industrie en wetenschap de afgelopen jaren wel degelijk successen heeft opgeleverd en pleit dan ook in de eerste plaats om deze samenwerking te verbeteren door het inzichtelijker te maken wie er belangen hebben en wie door wie wordt betaald. Van Olden’s opmerkingen leidden tot een pittige discussie met het publiek dat voornamelijk uit wetenschappers en artsen bestond. Volgens sommigen aanwezigen kan de industrie namelijk veel meer doen dan ze op dit moment doet.

Algemene overeenstemming was er over het feit de grote vooruitgang van de geneeskunde mensen het gevoel geeft dat zij het recht op een volledige genezing hebben. De verwachtingen overtreffen soms de medische mogelijkheden, en zijn lastig te temperen. Daarnaast is het recht op zorg wereldwijd zeer verdeeld. In zijn afsluitende bijdrage stelde professor Galjaard vast dat in de Derde Wereld veel mensen met scheve ogen naar het Westen kijken. 90% van het medisch onderzoek wereldwijd komt ten goede aan 10% van de wereldbevolking. Galjaard riep dan ook op deze kloof tussen arm en rijk niet groter te laten worden, een oproep die alle aanwezigen zich konden aantrekken.

Ook problemen bij historisch onderzoek

Niet alleen in de exacte wetenschappen is de onafhankelijkheid van de wetenschap in het geding. Ook in vakgebieden waar men het op het eerste gezicht niet zou verwachten, ligt beïnvloeding op de loer. Neem nu het vakgebied geschiedenis. Op 20 juni 2006 organiseerde de KNAW een studiemiddag met als titel Geschiedenis op bestelling over het doen van historisch onderzoek op basis van externe gelden.

Een van de inleiders was André Köbben, emeritus hoogleraar antropologie en auteur van het boek De Onwelkome Boodschap. Hij wees erop dat de risico’s van contractonderzoek binnen universiteiten wordt onderschat, afgezwakt en gebagatelliseerd. Soms vinden er ware doofpotaffaires plaats, waarbij financiers complete boeken laten overschrijven door een ‘ghostwriter’. Maar Köbben waarschuwde vooral voor de subtiele druk die opdrachtgevers vaak proberen uit te oefenen, bijvoorbeeld wanneer politieke en commerciële belangen op het spel staan, of een onderzoek een sterk morele dimensie krijgt, zoals onderzoek met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog. Ook kunnen conflicten zich afspelen rond de vraag waar de persoonlijke levensfeer begint. Zijn de overspelige activiteiten van een politicus relevant voor het begrip van zijn publieke optreden?

Hans Blom, directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), is ook van mening dat de risico’s van contractonderzoek niet onderschat moeten worden. Zijn onderzoek naar de Scebrenica-affaire geeft volgens hem aan dat wetenschappers soms zeer voorzichtig moeten omgaan met onderzoek in opdracht. Naar aanleiding van zijn eigen ervaringen stelde Blom dat degelijk onderzoek alleen kan plaatsvinden op basis van volledige vrijheid van onderzoek, toegang tot archieven, publicatierecht en financiële ondersteuning. Dergelijke voorwaarden kunnen hun weerslag krijgen in een gemeenschappelijke code voor historici.

De behoefte aan een dergelijke gemeenschappelijke code werd niet door alle aanwezigen gedeeld. In de discussie over een code kwam duidelijk naar voren dat contractonderzoekers vaak opereren in een spanningsveld. Zij hebben te maken met wensen en verwachtingen van opdrachtgevers, van wiens behulpzaamheid en expertise ze afhankelijk zijn. Bovendien blijken veel financiers er weinig voor te voelen om onderzoekers blanco cheque te geven, maar stellen vaak als eis dat ze toezicht mogen houden op de voortgang van het onderzoek in een leescommissie. Een leescommissie kan een onderzoeker bijstaan met kennis en ervaring. Het gevaar bestaat wel dat ze bewust of onbewust invloed wil gaan uitoefenen op het eindresultaat. Die subtiele druk zou volgens sommigen voorkomen noch bestreden worden door een code.

Hoewel de belangen in de sociale wetenschap soms minder groot lijken dan bijvoorbeeld in de medische wetenschap, blijkt de onafhankelijkheid van historici soms dus evenzeer onder druk te staan. Historicus Antoon de Baets uit Groningen houdt zich bezig met pogingen tot het censureren van historici in de wereld. In meer dan tien jaar tijd heeft hij een database opgebouwd die de omvang van het probleem weergeeft. Hoewel hij de waarde van onderzoek in opdracht onderkent, signaleert hij daarnaast nog een belangrijk gevaar. Bedrijven, organisaties of mensen die niet meer bestaan of die (in financieel opzicht) niet succesvol zijn geweest geven geen opdrachten. Wanneer de overheid de geldkraan dichtdraait, en het contractonderzoek een steeds grotere rol gaat spelen, dreigt een eenzijdig beeld van de geschiedenis te ontstaan.