Tribune 05/2009 :: Unieke werkplaats

Tribune, mei 2009

Reportage

Unieke werkplaats

“We moeten laten zien dat het kan!”, riep Agnes Kant toen ze afgelopen najaar de SP-plannen ontvouwde om voorzieningen menselijker te organiseren. De Tribune neemt de uitdaging aan en gaat op zoek naar inspirerende voorbeelden. Deel vier: een kleinschalig alternatief voor de reïntegratie-industrie.

Tekst Maja Haanskorf Foto’s Rob Voss

Volop lente, dat is het deze dag in Dordrecht. Echt zo’n dag om lekker buiten te zijn, om in de tuin te werken bijvoorbeeld. Dat is precies wat Wensley en Suen vandaag doen. In de wijk Crabbehof maken de twee medewerkers van Stichting Wijk voor Wijk de tuin van buurtgenote mevrouw Hinkert op orde. Ze hebben er zichtbaar plezier in. Harken, schoffelen, zwerfvuil opruimen, “alles is leuk”, meent Wensley. Hij is een van de langdurig werklozen die deelnemen aan dit bijzondere, wijkgebonden reïntegratieproject.

“We zijn vooral een werkplaats, maar wel een unieke”, zegt Hugo Wemmers, een van de initiatiefnemers van de Stichting Wijk voor Wijk in Dordrecht. Samen met Barbara Saarloos is hij verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van het project, dat in februari 2008 officieel van start ging. “Aboutaleb kwam zelfs kijken”, lacht Wemmers. Er is dan ook veel unieks aan dit project voor langdurig werklozen, zoals de kleinschaligheid, de binding met de wijk, de intensieve begeleiding en de kwaliteit van de werkomgeving. “Het allerbelangrijkste is dat iedereen kan meedoen. Wij halen de schotten tussen de verschillende doelgroepen weg. Of iemand nu een lichamelijke of verstandelijke beperking heeft, een verslavingsachtergrond of psychische problemen, dat maakt niet uit. Zolang je maar aanspreekbaar bent, geen crimineel bestaan leidt en over enig realiteitsbesef beschikt, kun je hier als medewerker terecht. Kijk, als ’s avonds inbreken je hobby is of als je verslaving de overhand heeft, lukt het niet. Een echte antisociale persoonlijkheid redt het evenmin, je kunt hier niet steeds een grote bek opzetten of continu agressief zijn. Je kunt stellen dat we hier werken met zwakkere, maar welwillende mensen.”

Dat er behoefte is aan zulke ‘ontschotting’, bleek al op de openingsdag. “Meteen meldden zich twee mensen met een verstandelijke beperking aan, die hier in de straat wonen. Ze hadden geen zin in een dagbesteding die exclusief voor geestelijk gehandicapten was. Ze zaten liever in een gemengde groep. ‘Want wij zijn geen mongolen’, vonden ze. Ze hadden gelijk. Het maakt nogal uit of je het syndroom van Down hebt of alleen een lichte verstandelijke beperking.” In de visie van Wemmers is het ook een natuurlijke zaak om mensen met verschillende achtergronden bij elkaar te hebben. “Zoals in een dorp, zo’n mechanisme. Veel van hetzelfde is juist onnatuurlijk. Neem een groep voetbalsupporters, dat werkt negatief groepsgedrag in de hand. Je ziet dat ook veel in de hulpverlening. Zegt er eentje, zodra er een wolkje voor de zon komt: ‘Oh, het gaat regenen hoor’, roepen de anderen dat ook meteen. Iedereen chagrijnig. Dat werkt niet.”

Kern van de ontschotting is dat je niet uitgaat van de beperkingen van mensen, maar dat je kijkt naar wat ze willen en kunnen. “Medewerkers komen hier niet omdat ze iets mankeren, maar omdat ze iets kunnen”, formuleert Wemmers.

Alles zelf opgeknapt

Ook de locatie van Wijk voor Wijk is anders. Via een grote achtertuin beland je in een benedenwoning van een flatgebouw. “Er heeft hier ooit een tandarts gezeten, toen kwam Scouting en daarna werd het een opslag. We hebben alles zelf opgeknapt”, meldt Wemmers trots. Het pand doet dienst als kantoor, overlegruimte en werkplaats. Aan de tafel kan iedereen een plaatsje vinden bij het dagelijkse werkoverleg en natuurlijk voor de lunch. De grote tuin is grond van de woningcorporatie, die het voor het symbolische bedrag van 1 euro per jaar aan de stichting verhuurt. Er prijkt een schuur, waar medewerkers fietsen repareren en hout kunnen bewerken. In het midden van de tuin zitten de plantjes al in de grond. We zijn hier in de prachtwijk Crabbehof, waar sociale woningbouw overheerst. Omdat de woningen klein zijn, is de doorstroom vrij groot. Wijk voor Wijk werkt voor langdurig werklozen met en zonder persoonsgebonden budget, maar ontvangt voor die laatste groep geen vergoeding. Het is de bedoeling dat zowel de Sociale Dienst als reïntegratiebureaus in de toekomst cliënten aanleveren, dan kan de stichting zelfvoorzienend worden. “Er wonen hier veel mensen die geen GGZ-indicatie hebben, maar wel in hetzelfde schuitje zitten. Ze zijn werkloos, moeilijk bemiddelbaar en niet zomaar geschikt voor regulier werk. Voor hen was er niets. Met Wijk voor Wijk bieden we deze mensen een zinvolle dagbesteding, terwijl we voor iedereen een individueel begeleidingstraject maken. Het mooie is ook dat ze in hun eigen wijk aan de slag gaan. Door hun arbeid gaat die er mooier en schoner uitzien.”

“Soms graven we een terras tevoorschijn”

Dat geldt zeker voor de tuin van mevrouw Hinkert, waar Wensley (58) en Suen (29) aan de slag zijn. Onkruid verwijderen, overvloedige begroeiing snoeien en de boel aanharken. “Het lijkt af en toe wel archeologie”, lacht begeleider Barbara Saarloos. “Dan graven we ergens een terras tevoorschijn. We doen geen hovenierswerk, maar het schoonmaken van de tuin doen we netjes en professioneel.” Saarloos is degene met de groene vingers. “Ik ben verpleegkundige, maar ik heb ook een tijd in een zadenhandel gewerkt. Ik hou van tuinieren, klussen doen. Ik ben erg handig. In dit werk kan ik alles kwijt wat me ligt, want het gaat ook om de begeleiding van de medewerkers. Het is schoffelen-plus, zal ik maar zeggen.” Samen met Wemmers zorgt ze voor de uitvoering van ieders arbeidstrajectplan. “Hugo stelt de plannen op, maar we zorgen allebei voor de begeleiding. Ik wil me ook verder gaan scholen op therapeutisch gebied.” Intussen vult Wensley vrolijk de kruiwagen met tuinafval. “Thuis heb ik mijn tuin betegeld”, vertelt hij, “en bloemen aan de zijkanten.” Vanaf het eerste uur werkt hij bij Wijk voor Wijk. Voor Suen is het zijn eerste dag. “Nog een beetje wennen”, meent hij, al wiedt hij het onkruid alsof hij nooit anders gedaan heeft.

Vier handen op een buik

Tijd voor de lunch. Vandaag eten drie van de tien medewerkers mee. Ook Hugo en Barbara en stagiair Jorin zijn van de partij. “Hoe meer mensen, hoe leuker”, lacht Wensley. Lekker eten, dat is wel aan hem besteed. “Ik hou meer van eten dan van koken”, bekent hij, “maar ik kook wel, hoor.” Suen woont alleen, vertelt hij en kookt dus zijn eigen potje. “Niet voor anderen, want ik kook niet goed genoeg.” Voorzichtig lacht hij zijn gouden voortanden bloot, waarin een pistooltje en zijn initialen staan gegraveerd. “Radio luisteren, vooral reggae, maar eigenlijk van alles, ik hou van variatie”, vertelt hij als ik naar zijn bezigheden vraag. Wensley is meer een televisiefan: “GTST volg ik al vanaf de eerste aflevering. Maar ik kijk ook journaal, DWDD en Pauw & Witteman.” Hij heeft het hier prima naar zijn zin. “Ik krijg verantwoordelijkheid, ik kan een bijdrage leveren.” Schilderen, klusjes doen, tuinieren, hij vindt het allemaal leuk. “En ik kan altijd meteen bij Hugo terecht.” Of bij Barbara natuurlijk – maar ja, Hugo kent hij al heel lang, nog van zijn vorige werk. “Vier handen op één buik”, meent Barbara.

“Leven is meer dan werken”

De 27-jarige Gwen heeft het gevoel hier al veel langer te zijn dan een maand. “Zo goed voel ik me hier”, zegt ze. Na jaren les te hebben gegeven aan groep zes en zeven en steeds vaker onverklaarbaar moe te zijn, kwam twee jaar geleden de officiële diagnose: multi sclerose. “Toen kon ik vertrekken. Ik ben een tijd heel ziek geweest. Via revalidatie heb ik weer wat energie opgebouwd, nu doe ik hier drie halve dagen de administratie. Ik krijg hier weer zelfvertrouwen. Ze laten me in mijn waarde en straffen fouten niet meteen af. Ik was behoorlijk onzeker geworden omdat ik zo vaak opmerkingen kreeg als: ‘Alweer moe?’ ‘Loop eens gewoon.’ Ik geniet nu van wat ik wel kan. Het leuke is dat ik in dit werk ook nog mijn pedagogische kwaliteiten kwijt kan.” Marlon komt ook even kijken, maar heeft geen tijd om mee te lunchen. Hij komt nog maar één dag in de week werken en nu heeft hij ook nog rijles. Wemmers: “Marlon is doorgestroomd naar een baan als servicemonteur. Wij begeleiden hem vooral nog privé, want leven is meer dan werken. Hij moet het ook thuis op de rails hebben.”

Nog een sigaretje in de tuin en dan gaan de medewerkers weer aan de slag. Ze dragen werkkleding met het logo van de stichting. Ook de kruiwagens, bakfietsen en de bestelbus zijn opgesierd met het logo en de naam Wijk voor Wijk. “Zo zijn we direct herkenbaar”, meent Wemmers. “Ik wilde zorgen voor goede arbeidsomstandigheden en goed, professioneel gereedschap. Dat verhoogt de status van het werk, waardoor de medewerkers niet het gevoel hebben maar wat aan te rommelen. Ze leveren professioneel werk voor echte klanten, die ervoor betalen. Zo krijgt iedere medewerker bijvoorbeeld een leren etui mee met een rekenmachine, een portemonnee met wat wisselgeld en een bonnenboekje. Daarmee komen ze professioneel over.” Zo professioneel, dat sommigen menen dat het hier alleen gaat om lekker goedkope arbeidskrachten. “Ja, dat komt voor”, weet Wemmers. “De praktijk is dat deze mensen maar beperkt mogen bijverdienen. Ze verdienen een vergoeding van 80 eurocent per uur. Daarnaast krijgt iemand die zijn best doet extra geld. Gelijke monniken, gelijke kappen is niet realistisch. Niet iedereen wil zich even hard inspannen. Geld is ook een prikkel.” Klanten met een uitkering betalen € 3,50 per uur, anderen € 7,50. “Wij komen praktisch alleen bij mensen met een uitkering, die onze hulp nodig hebben.”

“Elders ging te veel geld naar stropdassen”

Op kantoor schrijft stagiair Jorin net weer een paar aanvragen voor klussen in. Wijk voor Wijk is ook een officieel leerbedrijf, waar stagiaires welkom zijn. “Het gaat nu lopen met tuinwerk. Voor je het weet, is er een wachtlijst. Wat dat betreft is het balanceren tussen het aantal medewerkers en het aantal klussen.” Jorin zit in zijn laatste jaar van de opleiding SPW. “Er is een open sfeer, waarin iedereen gelijk is. Ik leer hier vooral mensen in hun waarde te laten en niet hiërarchisch opdrachten te geven.” Gaat er dan niets mis hier? Wemmers zal de eerste zijn om toe te geven dat er niet alleen succesverhalen zijn. “Je kunt nu eenmaal niet iedereen helpen. Al doe ik het hier beter dan in de grote welzijnsinstellingen waar ik voorheen werkte”, zegt hij stellig. “Daar ging veel geld naar de ‘stropdassen’, terwijl de arbeidsomstandigheden tekortschoten. Stond ik daar alleen op 15 cliënten. Nu hebben Barbara en ik 2 fte om tien medewerkers te begeleiden. We kunnen nog groeien. Maar wil je het goed doen, dan moet je zorgen voor een intensieve begeleiding en een duidelijke structuur. Bij ons werken medewerkers in kleine groepjes met een begeleider erbij. We bespreken intensief de vorderingen, geven trainingen in sociale vaardigheid en zetten sterk in op de zelfredzaamheid van een ieder. Niet iedereen zal de reguliere arbeidsmarkt op kunnen, maar mensen kunnen wel groeien in hun mogelijkheden.”

Inhoud