publicatie

SP Tribune 08/2005: Interview met Kees Driehuis

Tribune 12 augustus 2005

Kees Driehuis ‘Handen af van de publieke omroep’, hoor je Kees Driehuis niet zeggen. Zelfs niet, nu ‘zijn’ NPS/VARA-programma Zembla door de mediaplannen van het kabinet in de gevarenzone komt. ‘Concurreren moeten we niet met elkaar, maar met de commerciëlen,’ vindt de eindredacteur van de breed gewaardeerde documentaire-rubriek. En: ‘Eigenlijk zit ik te wachten op een telefoontje van John de Mol.’

Tekst Rob Janssen

Foto's Rob Voss

‘De Nederlandse tv, dat is heel weinig feiten en heel veel meninkjes’’

‘Met Zembla bedrijven we onafhankelijke journalistiek, maar dat is iets anders dan geen mening hebben. Wij vinden wat we vinden en ik kan je zeggen dat in onze redactie allemaal mensen zitten met verschillende meningen. De onafhankelijkheid zit ’em in de onderwerpkeuze en de manier waarop we het uitwerken. Die laten we niet bepalen door de gangbare mening of door wat politieke partijen vinden. Nee, die bepalen wij. Dus in die zin zijn we onafhankelijk. Wat niet betekent dat we kleurloos of conservatief zijn. Nee, we zijn progressief, we willen verbeteren, de vinger op de zere plek in de samenleving leggen, onthullen.’

Toch wordt wel eens gezegd dat Zembla te links is…

‘Ik zou wel eens willen weten wat daar nou precies mee bedoeld wordt. Het grootste wapenfeit uit de geschiedenis van Zembla is waarschijnlijk de onthulling van de bouwfraude. Is het een linkse daad om te onthullen, dat bouwondernemers de boel besodemieteren? En als je ziet wat er uiteindelijk rond die bouwfraude allemaal gebeurd is: wetgeving, de processen die gevoerd zijn… dan denk ik dat de overheid een hoop geld aan ons verdiend heeft. Ik weet niet of het links is, dat de overheid geld aan ons verdient. Maar ik vind het dus geen linkse heldendaad. Je hebt natuurlijk politici die alles bij het oude willen laten. In het algemeen is het zo, dat zij de journalisten die iets onthullen, ontdekken of willen veranderen, al gauw links vinden. Het heeft denk ik ook wel te maken met het feit dat er is nu een rechts kabinet is. Als dat kabinet maatregelen neemt en wij journalisten houden die tegen het licht, dan kan ik me voorstellen dat ministers of partijen dat vervelend vinden.’

Heeft u wel eens tegen staatssecretaris Medy van der Laan gezegd: Mevrouw, dankzij óns heeft ú dat geld verdiend?

‘Dat heb ik niet gezegd, nee. Eigenlijk is het zo, dat wij op de redactie pas sinds kort – zeg maar sinds het programma onder druk staat – met elkaar praten over hoe we het beste duidelijk kunnen maken dat het belangrijk is dat Zembla bestaat. Nou, aangezien de overheid altijd erg gevoelig is als het om centen gaat, dachten we inderdaad aan een heel simpele advertentie waaruit zou blijken wat de overheid aan Zembla te danken heeft. Maar in feite zeg ik: we moeten gewoon ons werk doen en ons niet laten afleiden door wat iedereen allemaal van ons vindt. Laat ze ons beoordelen op wat we uitspoken. Dáár verdienen we ons bestaansrecht aan. Of niet natuurlijk.’

Maakt u zich dan niet zo druk over de plannen van het kabinet?

‘Jawel, want dat plan houdt in, dat er geen garantie wordt gegeven dat de publieke omroep er beter van wordt. Of beter gezegd: dat de kijkers er beter van worden. Evenmin draagt het op de wat langere duur bij aan een stabiel publiek omroepsysteem. Ik ben bang dat als dit zo doorgaat er erg veel wordt afgebroken en dat er langzamerhand datgene gebeurt wat misschien heel veel mensen wel willen. Namelijk dat we zo gemarginaliseerd worden, dat er eerst een net verdwijnt en vervolgens een paar omroepen. Uiteindelijk blijft er dan een soort staats-NOS over die bepaalt wat er allemaal goed is. En daar verlang ik echt niet naar. Dus in die zin vind ik het een slecht plan. Kijk, dat er iets moet gebeuren, daar ben ik het helemaal mee eens. Dat Hilversum er zelf niet in slaagt om met een plan te komen, dat is heel erg betreurenswaardig. Ik roep altijd: wij als programmamakers zijn er om programma’s te maken en het bestuur moet ervoor zorgen dat we dat goed kunnen doen en kunnen blíjven doen. Maar er is niet één goed eensgezind omroepplan. Daarin heeft men gefaald. En in dat vacuüm is de politiek nu gedoken. En die pakt hier wat vandaan en daar wat vandaan en maakt vervolgens een plan. In een deal met de WAO en Borssele wordt dat in een soort droogtrommel gestopt en dan komt daar vlak vóór de vakantie iets uit dat pas na de vakantie wordt behandeld. En dat terwijl er heel veel op het spel staat.’

Maar u zegt dus niet: handen af van de publieke omroep?

‘Nee, want ik heb zelf ook heel wat aan te merken op hoe hier heel veel dingen geregeld zijn. Zelfs op het derde net zijn we al niet erg goed in staat om efficiënt te werken met de drie omroepen die daaraan bijdragen leveren. Soms beconcurreren de verschillende netten elkaar, door op hetzelfde moment hetzelfde soort programma uit te zenden, terwijl ik vind dat we elkaar juist moeten aanvullen. Concurreren moeten we met de commerciëlen. Ik vind het bijvoorbeeld heel belangrijk dat er bij de publieke omroep amusement blijft. Omdat we anders een soort reservaat van intellectuele programma’s worden waar niet zoveel mensen naar kijken. Op haar manier heeft de TROS op dat gebied een heel belangrijke functie binnen de publieke omroep. Dat geldt ook voor de VARA, die amusement heeft dat je niet zo snel zou zien bij de commerciële omroepen. Dus ik vind dat amusement bij de publieke omroepen moet blijven, maar op een andere manier georganiseerd en strakker aangestuurd. Er valt best iets voor te zeggen, dat omroepen beter moeten laten zien waarvoor ze staan. Maar als je de helft van het geld weghaalt in een tijd waarin je STER-gelden gaat verliezen, terwijl er ook nog eens meer concurrentie komt, ja… dat is niet goed.’

Hoe kijkt u aan tegen het niveau van de tv-journalistiek in Nederland?

‘Tja, het is toch vooral de televisie van de meninkjes, hè. Er worden ontzettend veel meningen gegeven. Neem nou die bomaanslagen in Londen. Om elf uur ’s morgens wordt de deskundigenkraan opengedraaid. Uit alle hoeken en gaten van het land stromen ze naar Hilversum en tot ’s avonds elf uur krijgen ze de gelegenheid om die meninkjes te verkopen. Terwijl de Engelse televisie allang weer op normaal was overgeschakeld, was Nederland nog steeds al die meningen aan het herhalen. En niet de feiten. Dat is wel een beetje kenmerkend voor de Nederlandse televisie: heel veel meningen, maar weinig feiten.’

Zou u voor het Britse BBC-model pleiten?

‘Ach, het klinkt wel heel erg deftig natuurlijk: woah, de BBC! Ik wantrouw de mensen die dat altijd zeggen. Want als je een beetje doorvraagt – zo van: wat heb je dan gezíen? – dan komt er niet zoveel uit. Het klinkt leuk in het café, om de BBC te noemen. Maar volgens mij gaat het daar ook niet allemaal goed, worden daar ook veel mensen ontslagen, dus je moet wel even goed nadenken voordat je zoiets zegt. Maar goed, ik denk dat ze bij de BBC heel goede journalistiek bedrijven. Maar ze hebben ook meer kijkers en meer geld om Zembla-achtige programma’s te maken. Als je bij hen op de aftiteling ziet wie er allemaal aan meedoen en waarvoor ze allemaal speciale mensen hebben – en wat wij allemaal zelf moeten doen – ja, dan kan ik me wel voorstellen dat je een hogere kwaliteit krijgt. Niet dat ik ons beklaag, hoor.’

Hoeveel mensen kijken er gemiddeld eigenlijk naar Zembla en hoe belangrijk vindt u dat?

‘Vorig jaar hadden we een topseizoen met gemiddeld 440.00 kijkers. Nu is dat iets minder. En ja; dat vind ik belangrijk. We doen het voor de kijker en we worden betaald door de kijker, dus moeten we daar rekening mee houden. Bovendien vinden we het belangrijk dat veel mensen zien wat we maken. Dat we invloed hebben. Dus niet alleen dat Kamerleden en bestuurders kijken. Nee, dat kijkers kijken. Dus ik vind de kijkcijfers altijd te laag. En ze lopen ook terug, dus moeten we ons vernieuwen om ook de komende tien jaar aan de weg te kunnen timmeren.’

En gaat u het de komende tien jaar redden tegen Talpa, RTL, SBS etcetera?

‘Natuurlijk. Wij moeten gewoon zorgen op tv dat we onmisbaar zijn. Van onze eigen kracht uitgaan. Er zitten hier allemaal goede mensen en we hebben de unieke mogelijkheid om veertig minuten tv te maken. Daarvan moet je gewoon heel erg goed gebruik maken. Ik bedoel: ik hou ook van amusement en ik ga ook sport kijken bij Talpa en ik kijk ook wel eens naar die onzin van SBS. Maar af en toe wil ik ook wel eens iets normaals zien. En ik heb er een rotsvast vertrouwen in, dat dat voor heel veel mensen geldt. Er blijven genoeg wensen over bij de mensen om geïnformeerd te worden. Als we dat maar goed en op een moderne manier doen, mensen blijven aanspreken en daarbij de jongeren niet vergeten, dan hoop ik dat het goed komt.’

Kijkt u wel eens met weemoed terug naar de tijd, dat er alleen nog maar Nederland 1 en Nederland 2 bestond?

‘Aan de ene kant was het natuurlijk wel lekker, want ze keken allemaal naar je. Met Per seconde wijzer (dat Driehuis al jaren presenteert en vanaf 30 augustus weer elke week te zien is -red) heb ik meegemaakt dat twee tot tweeënhalf miljoen mensen keken. Maar ik ben niet zo’n achteromkijker. Nee, ik kijk liever vooruit: we moeten verder. In ons soort het beste programma maken, dat willen we.’

En als John de Mol bij u aanklopt?

‘Dan doen we het goed, want dat betekent dat hij er heil in ziet. Dus eigenlijk zit ik te wachten op zijn telefoontje.’

En dan zegt u: ‘Bedankt voor uw compliment en tot ziens’…?

‘Nou… kijk, vooralsnog hebben wij het zeer naar onze zin hier. En is er geen reden om weg te gaan. Maar stel nou, dat de VARA over een paar maanden zegt: we kunnen niet garanderen dat jullie door kunnen blijven gaan en dán belt De Mol en die zegt: hier is een contract, je mag vijf jaar lang een programma maken op dezelfde manier zoals je nu doet, met een redactiestatuut, budget en alles erop en eraan… ja, dan moet je toch even nadenken. Maar ik zit er niet op te wachten, hoor. Ik heb liever dat de VARA zegt: hier heb je de garantie voor vijf jaar.’

En als De Mol zou zeggen: ik bied je drie keer hetzelfde budget…?

‘Dan ga ik het wantrouwen. Want ik weet wat Zembla kost en ik weet wat het oplevert. Dan moet je gaan oppassen.’

Wat vindt u het beste programma bij de commerciële tv?

‘Barend & Van Dorp. Natuurlijk ook een onderdeel van de meninkjes-tv, maar wel een amusante. Helaas zijn ze minder scherp dan vroeger, maar daar staat Jan Mulder tegenover die af en toe tenminste zegt waar het op staat en dan zie je Frits schrikken en moet Henk de boel weer sussen, daar kijk ik graag naar.’

En het slechtste programma bij de publieke omroep?

‘Die emotie-achtige tv waarbij mensen al hun leed vertellen. Ik ben niet zo dol op programma’s die speculeren op het gegeven dat mensen nou eenmaal graag op de tv komen, desnoods huilend. De EO heeft er de laatste tijd ook een beetje een handje van om dat soort programma’s te maken. En het eindigt er dan vaak mee dat mensen in God gaan geloven. Ik vind het prima, maar val mij er niet mee lastig. Het is een beetje dat oude zieltjes winnen. Maar goed, ik heb zelf bij de VARA in het kader van het socialisme ook nog heel wat zieltjes gewonnen, hoor.’

Heeft u dat nog steeds?

‘Och… nou ja, voor een rechtvaardige samenleving ben ik nog wel te porren. Er is niets verkeerds aan een VARA als onderdeel van een niet partijgebonden progressieve beweging. Trouwens, mag ik in dit verband een belachelijke suggestie doen: zou de journalistiek de macht in de Tweede Kamer niet moeten overnemen? De goede Kamerleden niet te na gesproken, maar ik vind ze toch wel heel erg volgzaam. Zo’n regeerakkoord wordt dichtgetimmerd waardoor de meerderheid van de Kamer er eigenlijk voor Jan Lul zit. Onbegrijpelijk. Want ik ben ervan overtuigd dat een meerderheid van de Kamer – ook de regeringspartijen – het met heel veel dingen oneens is, zeker op het gebied van sociale wetgeving en vreemdelingenbeleid. Maar omdat er nu eenmaal in een coalitie meerderheden moeten zijn, gaat het zoals het gaat. Dat is vragen om moeilijkheden en nieuwe Fortuyn-achtige verschijnselen. Nog nooit hebben de linkse partijen zo’n grote aanhang gehad in de polls. Soms is de journalistiek veel brutaler bezig dan de Kamer. Dat is niet goed, want de Kámer moet de volksvertegenwoordiging zijn, niet de journalistiek.’

Kees Driehuis (53) begint zijn journalistieke loopbaan bij de VARA-radio, waar hij als (eind)redacteur werkt aan programma’s als ‘Dingen van de Dag’, ‘De Wekkerradio’, ‘Het Radioweekblad’ en ‘Zondageditie’. Vanaf 1989 presenteert hij op tv de kennisquiz ‘Per seconde wijzer’ om later ook eindredacteur en presentator van ‘Impact’ te worden. Uiteenlopende programma’s volgen. Zo’n tien jaar geleden richt hij samen met Carel Kuijl van de NPS het programma Zembla op, waarvan hij nu opnieuw eindredacteur is. In de tussentijd heeft hij bijna vijf jaar het actualiteitenprogramma NOVA gepresenteerd.

Inhoud