publicatie

Spanning mei 2011 :: Het neoliberalisme leidt tot hernieuwde feodale verhoudingen

Spanning, mei 2011

Het neoliberalisme leidt tot hernieuwde feodale verhoudingen

Tekst: Arjan Vliegenthart Foto: Reyer Boxem / Hollandse Hoogte

De historicus Frank Ankersmit is sinds jaar en dag een van de meest vooraanstaande liberale filosofen in Nederland. Hij gold jarenlang als een van de partij-ideologen van de VVD. Totdat de kredietcrisis hem partijloos maakte. Maar dat wil niet zeggen dat hij er geen meningen meer op na houdt. Spanning sprak met hem, over de scheiding tussen private en publieke belangen en de lessen van de kredietcrisis. ‘Met het neoliberalisme zijn we op weg naar een oligarchie, waar een kleine groep de staat opzadelt met het behartigen van hun eigen belangen.’

Twee jaar geleden zegde u uw lidmaatschap van de VVD op. Wat was daarvoor de belangrijkste reden?

De belangrijkste reden was dat de VVD geen lessen wilde trekken uit de kredietcrisis en het failliet van het neoliberalisme. Als liberaal staat voor mij de heldere scheiding tussen publieke en private belangen centraal. Ik zeg met nadruk belangen, omdat het volgens mij daarom gaat. Vaak wordt er gesproken over de scheiding tussen staat en maatschappij (of staat en markt), maar dat is mij te staatsrechtelijk. Juist als we spreken over private en publieke belangen kunnen we onderzoeken waar we mee te maken hebben, dan hebben we als het ware een onafhankelijke variabele.

Zodra publieke belangen in private handen komen gaat het mis. De geschiedenis laat dat zien: denk aan de belastingpachters van het feodalisme en ancien régime die zich verrijkten ten koste van het publieke belang. Andersom geldt dat overigens ook. We hoeven maar aan het Sovjet-communisme te denken om in te zien dat het evenzeer in het publieke belang is dat private belangen niet in handen van de staat vallen. Terwijl een dergelijk regime de private belangen van de partijbonzen heel goed dienen kan.

Alleen wanneer we zaken goed scheiden, kunnen we problemen voorkomen. Publieke belangen horen door publieke instanties (de staat) behartigd te worden en private belangen door private instanties (de samenleving). Dat is het ideaal. Organiseert men het anders, dan gaat men ofwel richting feodalisme, ofwel richting totalitarisme. Deze les hebben de Nederlandse liberalen helaas niet geleerd uit de krediet-crisis.’

Daarmee zijn wij bij een van uw centrale stellingen: het neoliberalisme heeft op een kwalijke manier publieke belangen geprivatiseerd. Hoe werkt dit in de praktijk?

‘Neem de financiële sector. Daar zijn door twintig jaar neoliberaal dereguleringsbeleid alle aspecten van het financiële bancaire systeem in contact met elkaar gekomen. Met alle ongewenste consequenties van dien. Een probleem in één deel van het financiële systeem besmet het hele systeem.

Dat hebben we met de kredietcrisis gezien. Speculerende bankiers gingen met het spaargeld van burgers aan de haal. Dat deden zij vanuit hun private belang en vanuit hun eigen optiek is het nog begrijpelijk ook. Het systeem maakte het mogelijk voor hen om zo te handelen. En omdat de bancaire sector in Nederland, maar ook in bijvoorbeeld Ierland en IJsland, zo groot was moest de overheid ervoor borg staan. Anders zou het bij ons en elders in het honderd lopen. Daarmee werden de private belangen van de bankiers met publieke middelen overeind gehouden.

Dat is de wereld op zijn kop. Daarom zeg ik als liberaal: zorg voor een heldere scheiding tussen private en publieke belangen. Maak waterdichte schotten tussen zakenbanken, die speculeren, en retailbanken, die ervoor zorgen dat het gewone economische verkeer kan plaatsvinden. Dat laatste is een publieke opgave. Richt daarnaast als overheid een rijkspostspaarbank op. Ik heb mijn geld daar veel liever, dan bij zo’n speculerende zakenbank.’

Geldt deze vermenging van privatisering van publieke belangen alleen voor de bancaire sector of zijn er meer voorbeelden?

‘Er zijn veel meer voorbeelden, waar je ziet dat private belangen publiek georganiseerd worden. Of beter gezegd: waar door verzelfstandiging private belangen op een kwalijke manier vermengd worden met publieke opgaven. Kijk maar eens naar wat er nu met het onderwijs gebeurt. Ons onderwijssysteem krijgt steeds meer het karakter van private instanties. Met alle gevolgen van dien. Dan zie je verschijnselen die je in de private sector niet ziet: een explosieve groei van het aantal managers, die tot overmaat van ramp geen binding met de werkvloer hebben en die – als je even pech hebt – door exorbitante salarissen aan zelfverrijking doen. Zo wordt de staat gebruikt om een kleine groep te verrijken. Let wel, dit proces is niet zozeer het gevolg een van een politieke samenzwering of iets dergelijks. De betrokkenen zelf zijn zich vaak niet bewust van de processen die op dit terrein spelen. Zij zijn dergelijke salarissen normaal gaan vinden.

Dat leidt tot ironische, maar tegelijkertijd ook heel pijnlijke ontwikkelingen, Zoals een school die geld kreeg voor beter onderwijs, maar die daarmee naar de beurs ging. Dat ging heel prima: die school werd wel rijk, maar daar zijn scholen niet voor. Die moeten goed onderwijs geven, geen winst maken.’

Hoe voorkom je dan dat scholen en andere publieke instellingen zich als private partijen gaan opstellen?

‘Voor de publieke en private sector gelden verschillende waarden en verschillende mechanismen. Voor beide sectoren is een plek, maar beide sectoren moeten ook hun grenzen kennen. De private sector wordt gekenmerkt door de noodzaak winst te maken, te concurreren, het leven van de concurrent zuur te maken, klantgericht te werken om ervoor te zorgen dat je als bedrijf overeind blijft. Voor heel veel zaken gaat dat ook prima. Maar niet voor publieke opgaven, zoals het onderwijs. Daar gelden andere waarden, die door het publieke belang worden ingegeven. De overheid moet iedereen gelijk behandelen, niet uit zijn op winst, maar responsief handelen richting haar burgers.

Dat zijn heel oude inzichten, die overigens niet alleen in democratische landen tot uiting hoeven te komen. Het zijn beginselen van goed openbaar bestuur. Dat had Ulpianus al door, een Romeins rechtsgeleerde aan het begin van de derde eeuw na Christus. Zijn stelling was dat de Romeinse staat verantwoordelijk was voor de publieke verantwoordelijkheden en dat dit met publiekrecht moest worden vastgelegd. Daar waar het ging om de relatie tussen individuen was het privaatrecht van toepassing.’

Maar hoe bepaal je wat een publieke en wat een private aangelegenheid is?

‘Dat is voor een groot deel de uitkomst van een ideologische afweging. Maar het ideologisch debat is al langere tijd dood. Ere wie ere toekomst, de SP was de eerste en is de enige partij die nog serieus oppositie voert tegen het neoliberalisme en de politiek van de onvermijdelijkheid. Ik was – juist als liberaal – bijzonder getroffen door wat Emile Roemer onlangs in Buitenhof zei over de relatie tussen de private en publieke zaak. Het was me uit het hart gegrepen.’

Hoe komt het dat de VVD, tot voor kort toch uw partij, niet gevoelig lijkt te zijn voor uw argumenten?

‘De VVD is van oudsher erg georiënteerd op het Amerikaanse en Britse liberalisme. In deze landen is een soort achttiende-eeuws liberalisme dominant, een soort van defensief liberalisme. In de achttiende eeuw streden de liberalen tegen de monarchie, die toen nog absolute macht had. De liberale strategie was erop gericht om deze macht zoveel mogelijk in te perken. De achttiende-eeuwse liberalen waren toen niet in staat om een rechtstreeks gevecht met de gevestigde orde om de regeringsmacht te winnen. Zo min mogelijk macht voor de koning en zo veel mogelijk ruimte voor vrije burgers was het devies. Daarin paste een kleine overheid. Je vindt dit liberale gedachtegoed nog terug in de Grondwet van de Verenigde Staten. Die kwam in 1787 tot stand en ademt nog het defensief liberalisme. Die Grondwet is bijna heilig geworden in de Verenigde Staten en daarmee ook een vorm van liberalisme dat een zo klein mogelijke overheid voor staat.

In de negentiende eeuw veranderde het liberale gedachtegoed. In Europa, Frankrijk voorop, werd de liberale beweging sterker en kon ze na de Franse Revolutie van 1789 de strijd met de gevestigde orde om de regeringsmacht wel aan. Het negentiende-eeuwse liberalisme is een scheppend liberalisme: met aandacht voor hoe de overheid vorm zou moeten krijgen. De liberale grondlegger van het huidige Nederlandse politieke systeem, Thorbecke, is daar een voorbeeld van. Thorbecke zag het belang van infrastructuur en spoorwegen. Hij heeft daarover nog geschreven – de geschiedenis zit vol met toeval – met mijn bet-overgrootvader, die toendertijd een katoenfabriek in Deventer had. Voor Thorbecke ging het om de vraag hoe we de staat zouden moeten inrichten en hoe we publieke belangen moeten waarborgen. In het defensief liberalisme is deze vraag nooit aan de orde geweest.

Rutte en zijn regering zijn erg van het defensieve liberalisme. Zij zijn absoluut geen opvolgers van de negentiende-eeuwse Nederlandse liberalen. De VVD vandaag de dag is de les van de Franse Revolutie vergeten. Die revolutie ging erom de publieke en private taken uit elkaar te trekken. Wat je nu onder het mom van het neoliberalisme ziet, is dat private belangen publiek gemaakt worden. Daarmee gaat het neoliberalisme tegen de kern van het liberalisme in.’

Volgens u is de kredietcrisis een keerpunt in de geschiedenis – net als 1789, de beide wereldoorlogen en de val van de Muur dat waren. Als dat zo zou zijn, zouden we dat ook moeten merken. Doen we dat wel?

‘Nee, en dat is bijzonder ergerlijk. De politiek, in Nederland en daarbuiten, ziet niet goed onder ogen wat de consequenties zijn. Wat je ziet is dat er wel maatregelen worden genomen, maar ik verwacht weinig van regelgeving. Regelgeving heeft altijd lekken en banken zullen zoeken naar lekken en deze gebruiken. Daarom is het zo ongelooflijk belangrijk dat het debat over de kredietcrisis op gang komt. Maar dat gebeurt niet.

Kijk maar eens naar het regeerakkoord. Daar staat het onomwonden. We moeten hard bezuinigingen, 18 miljard. Maar hoe het komt dat we nu moeten bezuinigen, staat er niet. De bezuinigingen worden als een onvermijdelijkheid gepresenteerd. De regering zegt: er zal stringent beleid moeten worden gevoerd, wat iedereen hard raakt, maar naar de achtergronden van de crisis kijken we niet. En dat is symptomatisch voor het huidige tijdsgewricht. Het is de politiek van de onvermijdelijkheid, die een ernstige bedreiging voor onze democratie is.’

Hoe komen we hier uit?

‘Bewustwording is in dit opzicht de eerste stap. Om het maar hard te zeggen: erkennen dat we gechanteerd worden. En dat dit beleid in het belang is van een kleine groep. We zeggen vaak dat we in een representatieve democratie wonen, maar dat klopt niet. We leven in toenemende mate in een oligarchie, een stelsel waarin een kleine groep het voor het zeggen heeft en waarin deze groep door middel van publieke organisaties zijn eigen belang veiligstelt. In dat opzicht zijn we op weg terug naar het feodalisme waar de staat garant staat voor het belang van een bepaalde, private groep.

In dat opzicht ben ik ontsteld over hoe de Tweede Kamer op dit moment met zich laat sollen. Als je kijkt hoe de regering de Kamer informeert. Onlangs verscheen er een proefschrift over hoe slecht, laat en onvolledig de regering het parlement informeert. En niemand wordt daar boos over. Dat parlementariërs zich zo laten piepelen en niet zeggen: ‘Dit pikken we niet. Zonder informatie gaan wij niet het debat met de regering aan.’ Los van oppositie en coalitie zou daar veel grotere verontwaardiging moeten staan. Knoeien met informatie is knoeien met macht. Als de Tweede Kamer niet ingrijpt, gooien we onze democratie te grabbel.

Dat we tegelijkertijd ook experimenteren met burgerfora, participatieve democratie en referenda helpt ons niet vooruit. Dat zijn lapmiddelen. Dat is doen alsof je de relatie tussen kat en muis verandert door te zeggen dat de kat de muis nog steeds mag opeten, maar dat de muis protest mag aantekenen. Daar wordt geen bestuurder echt bang van.

Maar er is hoop. Onderzoek laat zien dat burgers bereid zijn om onder omstandigheden de publieke belangen voorrang te geven boven private belangen. In die zin zouden partijen veel meer werk ervan moeten maken om deze publieke belangen te mobiliseren. CDA en VVD doen dat op dit moment niet en zeggen: wij gaan voor economische groei, daar wordt onze private rijkdom groter van. Maar burgers willen meer en zijn bereid daaraan ook hun stem te verlenen.’

Lees verder:

Frank Ankersmit (1945) is emeritus hoogleraar Theoretische en Intellectuele Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarnaast is Ankersmit eredoctor aan de Universiteit van Gent. Sinds 1986 is hij lid van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW), de overkoepelende organisatie voor wetenschappelijk onderzoek in Nederland. Ankersmit was lange tijd prominent lid van de VVD. In 2004 was hij mede-auteur van het Liberaal Manifest, dat de VVD onder de toen net aangetreden partijleider Mark Rutte publiceerde. In 2009 zegde Ankersmit zijn VVD-lidmaatschap op, omdat hij vond dat de partij geen geloofwaardig antwoord had op de kredietcrisis en haar gevolgen.