publicatie

Spanning maart 2011 :: HET RIJKE ROOIE LEVEN Deel 65: Vaders en zonen

Spanning, maart 2011

HET RIJKE ROOIE LEVEN Deel 65

Vaders en zonen

Tekst: Johan van den Hout

Generatieconflicten zijn zo oud als de weg naar Rome. Of toch in ieder geval sinds in Rome keizer Julius Caesar werd vermoord door zijn eigen zoon, notabene op de vloer van de Senaat. ‘Tu quoque fili mi?’ – ‘Ook gij, mijn zoon?’ – moeten daarna vele vertwijfelde vaders hebben uitgesproken of ten minste gedacht. Ook in de rijke rode geschiedenis geen gebrek aan generatieconflicten.

Zoals bij Karl Marx, om maar meteen met niet de minste te beginnen. Als zoon van een advocaat begint hij braaf aan een rechtenstudie, en draagt hij zijn dissertatie zelfs op aan zijn schoonvader. Maar al snel daarna begint het gedonder. Zijn weerbarstige opstelling naar de Duitse autoriteiten bezorgen zijn vader grijze haren. De oude Marx had vroeger voor de lieve vrede zijn naam veranderd en was geswitcht van het jodendom naar protestantisme. Niet bepaald een strategie die zijn rebelse zoon overnam. Ook de schoonvader van Karl, van adel en grootgrondbezitter, moest met lede ogen aanzien hoe zijn eerst zo ideale schoonzoon veranderde in een revolutionair. Marx zelf werd een generatie later echter evenmin gespaard. Zijn dochter Laura trouwde met de socialist Paul Lafargue, mooier had vadertje Marx het niet kunnen wensen. Maar terwijl hij zijn hele leven wijdde aan analyses van ‘de arbeid’ en het werkende proletariaat zag als de motor van de geschiedenis, deed Lafargue drie jaar voor de dood van zijn schoonvader stof opwaaien met een artikel getiteld ‘Het Recht Op Luiheid’. Gehakt maakte hij van de verheerlijking van alles wat met arbeid te maken had. Marx overleed een maand nadat het artikel als brochure werd uitgegeven, maar een verband daartussen is nooit aangetoond...

Rond diezelfde tijd, maar dichter bij huis, bloeide een ander generatieconflict. Pieter Jelles Troelstra stond vol passie en bewondering te kijken naar de allereerste 1 mei-demonstratie in Leeuwarden (1890) toen zijn vader – liberaal wethouder van de Friese hoofdstad – hem dreigde te onterven als hij niet snel zijn sympathie voor het socialisme zou opgeven. ‘Denk niet dat ik die zaak ooit ontrouw zal worden. Ik moet, het is mijn roeping!’ bezwoer de jonge Troelstra. Zijn vader was al overleden toen Pieter Jelles in 1918 poogde in navolging van Duitsland ook hier de revolutie uit te roepen.

Marx’ brother-in-arms Friedrich Engels, pleitbezorger van het socialiseren van alle productiemiddelen, was zoon van een groot Duits industrieel. Deze moeilijke relatie herhaalde zich bijna een eeuw later bij schrijver Bertolt Brecht. Zijn conservatieve vader was opgeklommen van boekhouder tot directeur van een papierfabriek in Duitsland. Zoonlief ontwikkelde zich diametraal tot een links-radicaal die later zelfs besloot vrijwillig in de DDR te gaan wonen en werken. Ondanks de zeer uiteenlopende politieke idealen en levenswandel bleef vader Brecht zijn zoon financieel en moreel steunen.

Nog minder conflictueus ging het toe in de familie Drees. Sinds 1904 was Willem Drees lid van de mede door Troelstra opgerichte SDAP. Na de oorlog werd hij minister in het kabinet-Schermerhorn en van 1948 tot 1958 was hij minister-president. Toen echter de jonge honden van de inmiddels PvdA een ‘nieuw linkse koers’ inzetten vond Willem Drees het welletjes en hij zegde in 1971 zijn lidmaatschap op. ‘Te links, te radicaal’, was zijn oordeel. Een jaar eerder had zijn zoon, Willem Drees jr., er al de brui aan gegeven. Al lid van de SDAP/PvdA vanaf het einde van de oorlog, was ook junior niet te spreken over ‘Nieuw Links’ en richtte zijn eigen DS’70 (Democratische Socialisten) op. DS’70 was tegen samenwerking met radicaal-links en stond positief tegenover de NAVO. Senior werd nooit lid maar was wel openlijk sympathisant van de partij van zijn zoon en stemde ook DS’70. Junior schopte het na de eerste verkiezing waaraan zijn partij deelnam zelfs nog tot minister, maar dat was van korte duur. Twee jaar later viel ‘Biesheuvel’ en maakte het plaats voor het eerste kabinet-Den Uyl. Zo kan het dus ook, een zoon die met zijn vader meegaat in een generatieconflict binnen de partij.

Tekenaar Peter van Straaten vond in datzelfde jaar 1970 meer dan voldoende inspiratie om zijn ‘Vader en Zoon’-strip te starten, die tot 1987 in het Parool zou worden gepubliceerd. Het eeuwige generatieconflict tussen vader en zoon op puntige wijze weggezet tegen de roerige politieke achtergrond van de jaren zeventig en begin tachtig. De wat dikkere, kalende vader met traditioneel rechtse opvattingen nam het op tegen zijn slungelachtige zoon-met-ziekenfondsbril die in zijn ogen (natuurlijk) naïef idealistisch was. Recht tegenover elkaar, allebei overtuigd van het grootste gelijk, en allebei even noodzakelijk voor een fatsoenlijk politiek generatieconflict.

Inhoud