publicatie

Spanning november 2010 :: Muiterij op de zeven provinciën

Spanning, november 2010

Het rijke rooie leven, deel 61:

Muiterij op de zeven provinciën

Op 4 februari 1933 brak onder het marinepersoneel op De Zeven Provinciën een muiterij uit. Het schip was op 2 januari aan een reis van twee maanden rond Sumatra begonnen. In korte tijd kreeg het marinepersoneel flinke loonsverlagingen te verwerken: achtereenvolgens werden de salarissen met vijf en acht procent gekort. Toen de overheid hier bovenop een korting van tien procent wilde doorvoeren was voor het marinepersoneel de maat vol. Een week later werd met een luchtaanval de muiterij bloedig neergeslagen.

Drie­ëntwintig bemanningsleden lieten het leven en de overlevenden werden tot 644 jaar gevangenisstraf veroordeeld. De Nederlandse communisten waren geschokt door het gewelddadige einde van de muiterij, maar waren tegelijk zeer enthousiast over het gemeenschappelijk optreden van Nederlandse en Indonesische matrozen. Eindelijk kreeg het al zo lang bepleite eenheidsfront van blank en bruin vorm.

Tekst: Paul Benschop, redacteur van het tijdschrift Grenzeloos, auteur van een biografie over Roestam Effendi

Nadat in 1909 de radicale sociaal-democraten de SDAP verlieten, groeiden de tegenstellingen in de opvattingen over het kolonialisme. De SDAP bleef op het oude standpunt staan dat de Indonesische bevolking ‘physiek, verstandelijk en moreel’ nog niet voldoende ontwikkeld was voor onafhankelijkheid. De afgescheiden sociaal-democraten bepleitten de onmiddellijke onafhankelijkheid. Niet ten onrechte stelde de Communistische Partij Holland (CPH) – zoals de afgescheidenen zich sinds 1919 noemden – dat als de arbeiders het Nederlandse kapitalisme omver wilden werpen, ze samen moesten werken met de ‘onderdrukte massa’s’ in Indonesië. De leus ‘Indonesië los van Holland’ werd een centrale eis.

De solidariteit bleef niet beperkt tot woorden. Nederlandse communisten hadden nauwe banden met de Indonesische nationalistische beweging. En nadat door een grondwetswijziging Indonesiërs ook actief en passief kiesrecht kregen, besloot de CPH in 1922 om voor het eerst in de geschiedenis een Indonesiër op de kandidatenlijst voor de Tweede Kamerverkiezingen te zetten. De keuze viel op de Indonesische communist Tan Malaka die als derde op de lijst kwam. De partij behaalde echter slechts twee zetels.

Na de muiterij op De Zeven Provinciën wordt de Indonesische kwestie voor de CPH hét speerpunt in de naderende verkiezingen. De partij komt met een speciale kandidatenlijst: op de eerste tien plekken plaatsen de communisten om en om een Nederlandse en Indonesische kandidaat. De symbolische waarde van deze kieslijst valt niet te onderschatten. Niet langer zijn Indonesiërs ‘inlanders’ die nog niet klaar zijn voor onafhankelijkheid. Door de houding van de CPH worden de Indonesiërs geaccepteerd als mensen met een eigen stem met wie op een gelijkwaardig niveau kan worden samengewerkt. Door de verkiezingsoverwinning van de CPH kwam op 4 juli 1933 de Indonesiër Roestam Effendi als eerste allochtoon in het Nederlandse parlement.

De verkiezingsposter van de CPH is een laatste in een traditie van steun aan het onafhankelijkheidsstreven van de Indonesische bevolking. De poster toont De Zeven Provinciën en het Nederlandse en Indonesische marinepersoneel. Ook koketteert de partij met Lenin, de leider van de Russische revolutie. Nadat de partij in 1935 haar naam verandert in Com­munistische Partij van Nederland (CPN), is de partij niet langer als een zelfstandige partij te beschouwen en verliest zij haar revolutionaire instelling. De CPN verwordt onder druk van het stalinisme tot een verlengstuk van Moskou en stelt haar politieke koers regelmatig bij om aan de belangen van het ‘communistische moederland’ tegemoet te komen. Ze verdedigt consequent alles wat in de Sovjet-Unie gebeurt, inclusief de stalinistische terreur. Ook het Indonesië-standpunt van de CPN moet er aan geloven. De leus ‘Indonesië los van Holland, nu!’ raakt in de vergetelheid. In plaats hiervan bepleit de CPN het opgaan van Indonesië in een gemenebest met Nederland, een breuk met de opvatting van radicale socialisten.