publicatie

Spanning november 2010 :: Bosnië blijft tikkende tijdbom op Balkan

Spanning, november 2010

Bosnië blijft tikkende tijdbom op Balkan

Vijftien jaar na het einde van de bloedige burgeroorlog is Bosnië nog steeds een verdeeld land met een onzekere toekomst. De verkiezingen in oktober verliepen rustig maar sindsdien betrekken alle partijen weer hun eerdere onverzoenlijke posities. Niemand durft te garanderen dat de Bosnische staat in de huidige vorm blijft bestaan. Bosnië blijft een tikkende tijdbom op de instabiele Balkan, concludeert SP-senator Tiny Kox. Hij leidde de waarnemingsmissie van de Raad van Europa bij de afgelopen verkiezingen.

Tekst & Foto’s: Tiny Kox, SP-Eerste Kamerlid

Bosnië ligt vol begraafplaatsen ten gevolge van de burgeroorlog

Sarajevo vandaag is een voortdurende mengeling van heden en verleden. De stad aan de Miljacka is een prettige ontspannen stad, maar overal kijkt het verleden mee. Zoals op de Latijnse brug, waar in 1914 de Bosnisch-Servische patriot Gavrilo Princip de Oostenrijkse aartshertog Franz Ferdinand en zijn echtenote Sophie doodschoot – waarmee hij de Europese grootmachten een excuus verschafte om de Eerste Wereldoorlog te beginnen. Tegenover de brug staat nu een klein museum, met het moordwapen in de vitrine. Ook op de brug bij het Bosnische parlement is de geschiedenis dichtbij. Hier stierven op 5 april 1992 twee jonge vrouwen, Suada Dilberovic en Olga Sucic, onder kogelvuur van sluipschutters. Ze namen deel aan een laatste, indrukwekkende vredesdemonstratie van Bosniërs van allerlei komaf om de dreigende burgeroorlog alsnog te voorkomen. De brug draagt nu hun naam en betoont daarmee eer aan Suada, Olga en de tienduizend andere inwoners van Sarajevo die in de burgeroorlog het leven lieten. Een bosje bloemen laat zien dat ze nog niet vergeten zijn, in de stad die in sneltreinvaart alle kogelgaten onder nieuw pleisterwerk verbergt.

De meeste toeristen trekken naar de oude oosterse stad. Daar stallen kopersmeden, tapijthandelaren en leerzaken hun waren en snuisterijen uitbundig uit. Moskeeën staan er open voor gebed en bezinning en eettentjes bezwangeren de lucht met de geur van döner kebab en andere oosterse lekkernijen. Hier herinnert alles aan de eeuwen dat Bosnië deel was van het machtige Ottomaanse rijk. Wie daarna naar het westen loopt over de drukke Ferhadija, ziet de bebouwing veranderen. De statige gebouwen, kerken en kathedralen daar vertellen je over de late negentiende eeuw waarin de heerschappij van Turken overging op Oostenrijkers, wier keizerrijk tot 1914 een Europese grootmacht vormde. Hier is ook bier te koop en dat is op de gemoedelijke terrassen te merken. Nog verder naar het westen breekt de moderne tijd aan, met grote, soms imposante kantoortorens en de vele weinig aantrekkelijke flatgebouwen uit de periode dat Bosnië tot het twintigste-eeuwse communistische Joegoslavië hoorde.

Barbaars opsplitsingsproces

De brede en drukke Marsala Tita herinnert aan de man die Joegoslavië bevrijdde van de nazibezetting en het land daarna met besliste maar harde hand zijn bijzondere plek in de naoorlogse geschiedenis gaf. Onder Tito was Joegoslavië een dissidente communistische staat, die een brugfunctie had tussen Oost- en West-Europa en een leidende rol speelde in de organisatie van niet-gebonden landen, in een wereld waarin Amerika en Rusland hun Koude Oorlog uitvochten en de wereldpolitiek domineerden.

Bij het groene Velikipark aan de Marsala Tita staat het indrukwekkende monument dat vertelt hoe het na Tito verliep in Joegoslavië en zijn deelstaat Bosnië. De namen van duizenden dode burgers herinneren eraan hoe de Bosnische burgeroorlog meer dan drie jaar alledaagse werkelijkheid was in de hoofdstad van het land, in de eerste helft van de jaren negentig van de vorige eeuw. Nooit was na het einde van de Tweede Wereldoorlog in Europa zo’n orgie van haat en geweld gezien. Meer dan honderdduizend Bosnische doden en meer dan een miljoen verdreven burgers markeren voor altijd het barbaarse opsplitsingsproces van Joegoslavië, dat onder toeziend oog van de rest van Europa culmineerde in de Bosnische burgeroorlog (1992 – 1995).

Monument eerste slachtoffers burgeroorlog Sarajevo

Joegoslavië Tribunaal

Tot op de dag van vandaag staan verantwoordelijken voor die slachting terecht in Den Haag. Daar gaat het Internationaal Joegoslavië Tribunaal na wie waar het internationale humanitaire recht schond tijdens de Joegoslavische burgeroorlog. Het Tribunaal werd al tijdens de oorlog opgericht, daarmee aangevend dat de wereld wist wat er gebeurde in het voormalige Joegoslavië – en zich op enigerlei wijze medeverantwoordelijk voelde voor deze tragedie van ongekende omvang in het naoorlogse tijdperk.

Radovan Karadzic is een van de beklaagden die in Den Haag terechtstaat. Hij riep als eerste president op 7 april 1992 de onafhankelijkheid uit van zijn ‘Republika Srpska’, dat deel van Bosnië waar van oudsher vooral Bosniërs met Servische wortels en een orthodox geloof wonen. In opdracht van Karadzic begon diens generaal Ratko Mladic vervolgens een bloedige oorlog om het Servische grondgebied te vergroten en de nieuwe republiek met geweld schoon te vegen van niet-gewenste Bosniakken en Kroaten. De onafhankelijkheidsverklaring van Karadzic volgde op de eerdere onafhankelijkheidsverklaring van Bosnië door diens president Ali Izetbegovic, de nationalistische aanvoerder van de Bosniakse moslimgemeenschap, gesteund door de vertegenwoordigers van de Bosnische, katholieke Kroaten. Zij beriepen zich bij hun beslissing op de uitslag van een referendum, waarin massaal voor afscheiding van de rest van Joegoslavië was gestemd – maar waaraan de meeste Bosnische Serviërs uit protest niet hadden deelgenomen. De Europese Unie liep voorop bij het erkennen van de nieuwe Bosnische staat, alle waarschuwingen voor het bloedbad dat er het gevolg van zou kunnen zijn ten spijt.

De internationale gemeenschap voelde zich machteloos

Drie jaar duurde de Bosnische burgeroorlog. De internationale gemeenschap, medeverantwoordelijk door de overhaaste erkenning van Bosnië, voelde zich machteloos toen het geweld eenmaal losbarstte. De Verenigde Naties stuurden weliswaar waarnemers en blauwhelmen, maar die waren niet bij machte de orgie van geweld in te dammen. Overal in het land vochten Servische, Kroatische en Bosniakse milities en bendes met elkaar en ze gingen daarbij geen enkele gruweldaad uit de weg. Heel Bosnië is bezaaid met begraafplaatsen en overal zijn kogelinslagen en granaattrechters nog steeds stille getuigen van een gruwelijke strijd. In Nederland kennen we vooral het drama van Srebrenica, de moslimenclave in Servisch gebied die door Nederlandse militairen beschermd zou moeten worden maar in 1995 zonder slag of stoot onder de voet gelopen werd door de troepen van de Bosnisch-Servische generaal Ratko Mladic, die vervolgens hun massamoord op duizenden mannen en jongens uitvoerden.

Kogelgaten: stille getuigen voorbije oorlog

Na de massamoord in Srebrenica en enkele barbaarse aanslagen op de markt in Sarajevo waarbij tientallen doden vielen, besloot de NAVO de Verenigde Naties opzij te zetten en zonder machtiging van de internationale gemeenschap zelf militair in te grijpen. Een maand lang bombardeerden NAVO-vliegtuigen de stellingen van de Bosnische Serviërs, dood en verderf zaaiend in hun linies. Daarna kwamen de inmiddels moegestreden oorlogspartijen in november 1995 bijeen, na drie jaar oorlog en honderdduizend doden, in het Amerikaanse Dayton om daar een wapenstilstand te tekenen.

’s Ochtends gaan de moslimkinderen naar school, ’s middags de Kroatische

Die wapenstilstand duurt vijftien jaar later nog steeds voort in Bosnië. In de akkoorden van Dayton is een staatsvorm voor Bosnië geconstrueerd die de strijdende partijen scheidt, maar ook daadwerkelijke eenwording in het land verhindert. Bosnië bestaat sinds ‘Dayton’ uit twee deelstaten die nauwelijks iets met elkaar van doen hebben: de Republika Srpska in het noorden en oosten van het land en de Bosniak-Kroatische Federatie, waarin moslims en Bosnische Kroaten moeizaam met elkaar samenwonen. Moeizaam, want de steden en dorpen van deze deelstaat zijn door en na de oorlog ook goeddeels mono-etnisch geworden. En als dat niet het geval is, zoals in Sarajevo, is er van samenleven nog geen sprake. Scholen geven in de morgen les aan moslimkinderen, daarna komen de Kroatische leerlingen. Van het door de internationale gemeenschap zo gewenste multi-etnische karakter van Bosnië is nu niet veel meer dan een fictie overgebleven. Een jonge vrouw uit Sarajevo vertelt me hoe ze als kind voor de oorlog niet wist of ze moslim was of orthodox-Servisch. Tijdens de oorlog werden etniciteit en religie ineens een zaak van leven en dood. Families splitsten en vochten tegen elkaar. Zijzelf verloor twee familieleden die in elkaar bestrijdende milities streden. En drie andere familieleden stierven als burgerslachtoffers in een strijd die ze niet konden begrijpen. Het is een verhaal dat moeiteloos door andere verhalen kan worden aangevuld. Etnische strijd en etnische zuiveringen werden weer een Europees begrip door de Bosnische burgeroorlog, hoe plechtig we elkaar ook beloofd hadden dat zoiets na de Tweede Wereldoorlog nooit meer zou mogen gebeuren. De Raad van Europa bezegelde die belofte in het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens. Dit jaar bestaat het verdrag zestig jaar. Maar tussen woorden en daden gapen de wonden van de Bosnische oorlog en de gevolgen ervan – tot op de dag van vandaag.

Discriminerende kiesregels in het Dayton-akkoord

De etnische segregatie – een flagrante schending van de rechten van de mens – heeft zijn beslag gekregen in de hele staatsinrichting van Bosnië. Als enige land in Europa hanteert Bosnië discriminerende regels bij zijn verkiezingen. Alleen wie zich Serviër, moslim of Kroaat noemt, kan zich verkiesbaar stellen voor het presidentschap. Wie zijn identiteit niet door zijn etniciteit wil laten bepalen, staat aan de kant. Bosnische Serviërs kunnen, als ze dat al zouden willen, niet stemmen op partijen en politici uit het moslim-Kroatische deel van het land en omgekeerd kan dat evenmin. De Eerste Kamer van Bosnië wordt volledig via etnische lijnen gekozen. En president van de Servische deelstaat kan alleen een Bosnische Serviër worden. Met al die merkwaardige kiesregels, bindend vastgelegd in het Dayton-akkoord, schendt Bosnië de regels inzake democratie waaraan het land zich verbonden heeft toen het in 2002 lid werd van de Raad van Europa. Alle beloften van opeenvolgende regeringen om een einde te maken aan de discriminerende kiesregels zijn tot nu toe geschonden. Eind vorig jaar velde het Europees Hof van de Mensenrechten van de Raad van Europa een bindend vonnis dat de discriminatie onverwijld moet stoppen. Maar nog steeds vinden de verkiezingen plaats onder etnisch bepaalde regels.

Velen willen maar één ding

Dat dit ook het geval zou zijn bij de verkiezingen van 3 oktober dit jaar, was al duidelijk toen ik begin september voet aan de grond zette in Sarajevo als leider van de waarnemingsmisie van de Raad van Europa. Kort voor de zomer had de parlementaire assemblee van de Raad van Europa in Straatsburg nog eens uitgesproken dat Bosnië daardoor problemen gaat krijgen met zijn lidmaatschap van de organisatie waarbij alle Europese landen (minus Wit-Rusland) zijn aangesloten. Toen was echter de tijd te kort om nog iets aan de regels te wijzigen. Wel vormde de kwestie het hoofdbestanddeel van alle besprekingen die ik met de overige leden van de verkiezingswaarnemingsdelegatie voerde tussen begin september en begin oktober met alle betrokken partijen en instanties. Zowel in Sarajevo, hoofdstad van het land en de moslim-Kroatische deelstaat, als in Banja Luka, hoofdstad van de Servische republiek, verzekerden leidende politici me met de hand op het hart dat na de verkiezingen terstond zou worden begonnen met nieuwe pogingen de Bosnische kiesregels in overeenstemming te brengen met de Europese eisen. In geen van de gesprekken raakte ik echter overtuigd dat de daad ook werkelijk bij het woord gevoegd zou worden. Tijdens een tussentijdse persconferentie in Sarajevo, bij de afsluiting van de eerste waarnemingsfase, stak ik mijn scepsis niet onder stoelen of banken. Ook gaf ik aan dat door de onmacht of onwil van politieke leiders dit probleem op te lossen, er nauwelijks aandacht in de verkiezingscampagne was voor de zaken die de meeste inwoners van het land echt belangrijk vinden: werk, inkomen, onderwijs en verminderen van de welig tierende corruptie in alle delen van het land. Opinieonderzoeken laten zien dat vrijwel niemand in Bosnië gelooft dat politici er zijn om problemen aan te pakken of op te lossen. Veel jonge Bosniërs willen mede daarom eigenlijk maar één ding: een visum voor de Europese Unie, om daar het heil te zoeken dat ze niet meer verwachten van hun eigen politici in hun eigen land.

Monument voor 10.000 slachtoffers burgeroorlog Sarajevo

Stoere taal

Terwijl de burgers van Bosnië zich al jarenlang in de steek gelaten voelen, lieten de politieke leiders als altijd ook in deze verkiezingscampagne vooral stoere taal horen. Zij betoogden, via radio, tv en een tsunami aan billboards hoe zij, mits sterk genoeg gemaakt door de kiezers, de belangen van hun etnische groep nog beter zouden gaan behartigen. Eigen belang eerst, was overal de boodschap. Vanuit het Servische landsdeel werd hardop gezegd dat afscheiding van dat deel nog steeds en zelfs steeds meer een optie is. Wat Kosovo mag van de internationale gemeenschap, mag ons niet ontzegd worden, liet de Bosnisch-Servische minister-president Dodik keer op keer weten. Nooit, was de reactie van de leidende politici van de Bosniakse partijen. Zij beloofden hun kiezers juist de macht van de Servische deelstaat te zullen inperken en de federale macht te vergroten – en daarmee de macht van Bosnische moslimgemeenschap, die de grootste is en bij meer unitaire regelingen de meeste stemmen in de wacht zou kunnen slepen. Dat evenmin, reageerden de politici van Bosnisch-Kroatische huize. Zij bepleitten ook een verdere opdeling van de moslim-Kroatische deelstaat. Daardoor zou de Kroatische gemeenschap, in omvang kleiner dan die van de Serviërs en moslims, verhoudingsgewijs meer invloed en macht verwerven.

Dubieuze geldstromen

De enige partij in Bosnië die, althans in woord, multi-etnisch is wordt gevormd door de overblijfselen van wat ooit de Communistische Partij was en nu Sociaal-Democratische Partij van Bosnië heet. De SDP wordt door anderen echter verdacht van dubieuze zaken. Ze heeft, zo zeggen zij, wel haar oorspronkelijke naam ingeleverd, maar een groot deel van haar toenmalige kapitaal behouden, wat de SDP in staat stelt ruim uit te pakken in campagnetijd. Nogal wat overheidsgebouwen worden gehuurd van de SDP, die daaruit lucratieve inkomsten verwerft. De beschuldigingen aan haar adres worden door de partij genegeerd. En ze wijst op haar beurt naar andere partijen. Zoals de partij die gerund wordt door de grootste mediamagnaat van het land, Radondic. Zijn media waren schaamteloos partijdig tijdens de campagne. ‘Ik weet wie mij betaalt’, vertelde de hoofdredacteur me zonder blikken of blozen. Of de partij die opgericht werd door de eerste president van Bosnië, Izetbegovic en nu wordt geleid door diens zoon. Over hem doen veel verhalen de ronde dat hij diep corrupt zou zijn en dat zijn partij, in ieder geval in het verleden, gespekt is met Saoedisch kapitaal en zelfs Osama bin Laden onder zijn begunstigers telde.

Afsluitende persconferentie internationale waarnemers Sarajevo, 4 oktober 2010

Geschoffeerd door de premier

Eigenbelang eerst lijkt hoe dan ook het richtsnoer van iedere partij. De cynische gedachte doemt op dat het oplossen van problemen goed zou zijn voor Bosnië maar slecht voor de mensen die nu onderling de macht verdelen. Zij leven van de problemen die het land verdelen, de ontwikkeling belemmeren en de bevolking ontmoedigen. Het volk mag kiezen, maar de gekozenen doen wat ze willen.

Het goede nieuws is dat de verkiezingen zelf goed verlopen zijn. Onze waarnemers hebben weinig onregelmatigheden gezien en dat geldt ook voor de waarnemers van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, met wie we nauw hebben samengewerkt. Ikzelf heb als delegatieleider ervoor gezorgd dat ik op de verkiezingsdag mijn gezicht heb laten zien in alle gemeenschappen. Om half zeven in de morgen stond ik voor de deur van een stembureau in Sarajevo, daarna reisde ik af naar Pale, de plaats waar in 1992 de Republika Srpska werd uitgeroepen en vanwaar Bosnisch-Servische troepen de omsingeling van Sarajevo organiseerden. In de middag bezocht ik enkele stembureaus in Kroatische dorpen, om laat op de avond present te zijn bij het tellen van de stemmen in een stembureau in de oude stad. Ondertussen werd ik op de hoogte gehouden van de bevindingen van onze waarnemersteams en die van de OVSE. In de woonplaats van de Bosnisch-Servische minister-president Dodik, nabij Banja Luka, deed zich een van de weinige incidenten voor. Onze waarnemers zijn erbij als hij zijn stem uitbrengt. Dat doet hij niet zoals het hoort in een stemhokje maar open en bloot voor de camera’s. Hij laat zien hoe er gestemd moet worden, als een waarschuwing aan de kiezers en als een schoffering van alle vrijwilligers die in het hele land de hele dag hun uiterste best doen opdat iedereen zich wel aan de regels houdt.

We konden natuurlijk niet overal bij zijn en alles zien. Sommige resultaten wekken verwondering en soms meer dan dat. De opkomst is redelijk, ruim de helft heeft de moeite genomen naar de stembus te gaan, ook al geloven weinigen dat het helpt om het land vooruit te krijgen. Met onze instemming kondigde de Nationale Kiesraad daags na de verkiezingen wel aan een onderzoek in te zullen stellen naar het opmerkelijk hoge aantal ongeldige stemmen bij de verkiezing van een nieuwe president voor de Republika Srpska. Gekozen is Dodik, de voormalige minister-president. Zijn opponent Ivanic had het echter opmerkelijk goed gedaan – en denkt dat hij in werkelijkheid nog meer stemmen heeft gekregen, die later echter ongeldig zijn gemaakt.

Dreigende woorden

Maar al met al zijn het niet de verkiezingen zelf die zorgen baren, meld ik op een persconferentie in Sarajevo, die plaatsvindt op de dag na de verkiezingen. Zorgen baren de wederom verkozen politici, die nu het land moeten leiden. Zij moeten zorgen dat het land nu wel gaat handelen volgens internationale maatstaven als het om verkiezingen en goed bestuur gaat. Maar vanuit het Servische deel klinkt daags na de verkiezingen wederom dreigende afscheidingstaal. En in de weken daarna wordt het er niet beter op. In de onderhandelingen over een nieuw te vormen nationale regering lijken Servische en Kroatische partijen op dit moment een deal voor te bereiden, die voor de Bosniakse partijen een graat in de keel is. In ruil voor minder bemoeienis uit Sarajevo met de Republika Srpska, willen de Servische politici een eind meegaan met meer zeggenschap voor de Kroatische gemeenschap, mogelijk zelfs een derde deelstaat op Bosnisch gebied. Daarmee verdwijnt het idee van het multi-etnische Bosnië nog verder uit beeld, en kunnen de interne spanningen snel weer oplopen. Vijftien jaar na de burgeroorlog blijft Bosnië daarmee een tikkende tijdbom.

De laatste oorlog

De ontwikkelingen in Bosnië vandaag de dag zijn deels bepaald door de bloedige geschiedenis van de jaren ’90 van de vorige eeuw. Daarin heeft ook het Westen een belangrijke rol gespeeld, onder meer door militaire interventies in Bosnië en Kosovo. De SP heeft zich altijd zeer betrokken gevoeld bij deze conflicten, iets wat onder meer tot uiting komt in het boek De laatste oorlog dat Jan Marijnissen en Karel Glastra van Loon schreven over de Kosovo-oorlog van 1999.

In dit boek laten zij aan de hand van de oorlogen in Bosnië en Kosovo zien dat het grote vertrouwen van het Westen in de mogelijkheden van de militaire interventie bij binnenstatelijke en regionale conflicten onterecht, gevaarlijk en kortzichtig is, een constatering die ook leidend is in de lezing Is er toekomst voor de vrede? van Emile Roemer.