publicatie

Spanning, mei 2008 :: Column - Reislust en Kyoto

Spanning, mei 2008

Column Paulus Jansen

Reislust en Kyoto

De mens is een reislustig wezen. We verplaatsen ons niet alleen om naar ons werk te gaan, inkopen te doen, te sporten of om familie te bezoeken, maar ook louter omdat we het leuk vinden. De ontdekkingsreizigers werden gedreven door een combinatie van nieuwsgierigheid en ondernemingsgeest. Voor de wat minder grote waaghalzen is er een overdaad aan reisgidsen en bewegwijzerde ontdekkingsreizen voor de wandelaar, fietser, openbaar vervoergebruiker en automobilist. Klaarblijkelijk is reizen voor de mens een eerste levensbehoefte.

Maar is onbeperkt reizen dat ook? Gingen we vroeger op de fiets naar het werk, later werd dat de auto of de trein en tegenwoordig zijn er al een paar honderd mensen die dagelijks tussen Schiphol en Londen pendelen voor hun werk. Bestond 50 jaar geleden de vakantie –als daar al geld voor was- uit een of twee weken op de camping of in een pension aan de kust, tegenwoordig vliegen we voor een strandvakantie naar Mexico of Thailand, aangevuld met de nodige tussendoortjes in Barcelona of Rome.

De enorme schaalvergroting van de mobiliteit heeft het genoegen van de verplaatsing in toenemende mate gepaard aan negatieve maatschappelijke effecten: een snel stijgend gebruik van fossiele energiebronnen, geluidsoverlast in de buurt van verkeerswegen en vliegvelden, fijnstofproblematiek, versnippering van schaarse open ruimte en barrièrewerking door autowegen en spoorlijnen. Probleem is dat degenen die gebruik maakt van het vervoermiddel niet tegelijkertijd geconfronteerd wordt met de nadelen. Er is één uitzondering waar de lusten en de lasten beide neerslaan bij de reiziger: de file.

Natuurlijk is het mogelijk om veel van de negatieve effecten van de groeiende mobiliteit te beperken met technische middelen. Onze nota

Van stilstand naar vooruitgang staat er vol mee. Toch kun je niet volstaan met dat soort maatregelen. Zo zijn de automotoren de afgelopen 25 jaar véél zuiniger en schoner geworden, maar zijn desondanks het brandstofverbruik en de CO2 emissies sterk gestegen door de groei van het wagenpark, de aanschaf van steeds grotere en zwaardere auto’s en de groei van het aantal gereden kilometers per huishouden. In landen als China, India en Brazilië, waar de bevolking door de gestegen welvaart ook steeds reislustiger wordt, is het effect van de volumegroei nog veel groter. De snel stijgende brandstofprijzen zijn een weerslag van die volumegroei.

We ontkomen op termijn niet aan een vorm van volumebeleid. Daarbij zal de schaarste op een eerlijke manier verdeeld moeten worden. En daaraan schort het bij veel plannen, zoals de kilometerbeprijzing van Camiel Eurlings en de betaalsnelwegen voor de rijken van Eelco Brinkman. Waarom geven we niet iedere Nederlander een basishoeveelheid belastingvrije reiskilometers en belasten we de kilometers daarboven extra hoog?

Ook op mondiaal niveau zal er iets gedaan moeten worden aan de rechtvaardiger verdeling van energie en daarmee van welvaart en reismogelijkheden. De ecologische voetafdruk van een Amerikaan is nu honderd keer groter dan die van een Soedanees, voor een Europeaan vijftig keer groter. Bij het Kyotoverdrag hebben slechts een beperkt aantal landen zich gebonden aan een absolute verlaging van hun emissies. De Amerikanen en Australiërs deden niet mee, omdat hun verbruik nu zó ver boven het mondiale gemiddelde ligt, dat ze relatief zwaar moesten inleveren. De ontwikkelingslanden willen nog de ruimte krijgen om hun bevolking te laten delen in de welvaart die in Europa normaal gevonden wordt.

Het Kyotoverdrag loopt af in 2011. Voor de periode daarna moet over twee jaar in Kopenhagen een nieuw verdrag tot stand komen. Het zou goed zijn als dan een flinke stap gezet wordt in de richting van een mondiaal volumebeleid voor broeikasgassen. Ook al betekent dit dat we een weekendje minder naar Barcelona kunnen vliegen.

Paulus Jansen