publicatie

Spanning, september 2007 :: Het rijke rooie leven

Spanning, september 2007

Deel 28: Jan Willem Stutje over Ernest Mandel, 1923-1995

Denker in opstand

Tekst: Stutje, Jan Willem, Ernest Mandel

‘Ideeën die in de lucht zweven, die op papier staan, die gedrukt worden of alleen maar door het gesproken woord gedragen zijn, dat vrezen de heren niet zo sterk. Wat zij vrezen is de organisatie, de georganiseerde actie, het georganiseerd trachten die ideeën te verwezenlijken’, aldus de in 1995 overleden radicale politicus en ondogmatische marxistische denker, de Vlaming Ernest Mandel.

Mandel sprak uit ervaring. In Duitsland en Berlijn werd hij in 1972 tot ongewenst persoon verklaard, omdat, aldus Genscher, de liberale Minister van Binnenlandse Zaken: ‘Professor Mandel de leer van de permanente revolutie niet alleen wetenschappelijk uitdraagt, maar zich er ook (…) actief voor inzet.’ Genscher stond niet alleen: ook in Frankrijk, Zwitserland, de Verenigde Staten en Australië legden de autoriteiten Mandel in de jaren zeventig een beroeps- en inreisverbod op. In de Amerikaanse senaat kreeg hij het etiket terrorist opgeplakt, omdat hij de gewapende strijd in Latijns-Amerika tegen terroristische dictaturen zoals in Chili en Argentinië (dus niet voor Europa of Noord Amerika) een te verdedigen strategie vond.

Ongewenst was Mandel ook in de Sovjet-Unie, in China en in het toenmalige Oostblok. In bibliotheken werden zijn boeken weggeborgen in de ‘gifkast’, alleen voor zorgvuldig geselecteerde, politiek betrouwbare specialisten toegankelijk. Kort voor de muur in november 1989 viel, verhinderde de Stasi hem nog naar Oost-Berlijn te komen. In een vuistdik dossier stond hij gebrandmerkt als een ‘gefährlicher Trotzkist’, ‘Gegner der Soviet Union’.

Mandel kreeg meer inreisverboden dan waar Karl Marx ooit last van had. Alleen in Cuba en Joegoslavië was hij welkom. Che Guevara voor wie een economie zonder humanistisch perspectief en communistische moraal ondenkbaar was, schatte hem en zijn raad hoog. De ontmoetingen waren hartelijk en duurden lang.

Man van vele talenten en gezichten

Voor ons, behorende tot de protestgeneratie van 68, sloeg Mandel een brug met de traditie van het klassieke en creatieve marxisme en met de strijdbare socialistische arbeidersbeweging die we alleen kenden uit boeken en van horen zeggen. Hij belichaamde een alternatief voor de partij- en staatsideologie van het marxisme-leninisme en verdedigde een open, radicaal kritisch en zelfkritisch marxisme dat afwijzend stond tegenover alle varianten van stalinisme en maoïsme. Naar aanleiding van zijn overlijden merkte de Frankfurter Allgemeine Zeitung op: ‘Deze Belgische politieke-wetenschapper had meer dan wie ook de banvloek horen uitspreken van rechts en orthodox links (…). Maar voor de generatie van 68 betekende de naam Mandel een inspiratiebron en een voorbeeld.’

Zonder hem had de radicale studenten- en jongerenbeweging in het Europa van de tweede helft van de vorige eeuw inderdaad een ander gezicht gekregen. Studentenleiders als Rudi Dutschke in Duitsland, Alain Krivine in Frankrijk, Tariq Ali in Engeland, maar ook Ton Regtien in Nederland beïnvloedde hij diepgaand. Zijn boeken en brochures behaalden oplagen van honderdduizenden exemplaren en werden in veertig talen vertaald. In ons land bestond de SUN (nu onderdeel van Uitgeverij Boom) zelfs bij de gratie van door Mandel niet geïnde royalty’s.

Wie hem gekend of meegemaakt heeft, zal hem niet licht vergeten. De rol van volkstribuun was hem op het lijf geschreven. Hij was een orator die tijdens de Portugese Anjerrevolutie arena’s met tienduizenden toehoorders toesprak. Maar hij bezielde ook het kleinschaliger debat, in Nederland bijvoorbeeld in fameuze discussies met Joop Den Uyl, Arnold Heertje of met Karel van het Reve. Meestal een ongelijke strijd, want de bevlogen Mandel had niet alleen het publiek maar ook de tijdgeest mee. Ondanks zijn goedburgerlijke uiterlijk – in zijn onafscheidelijke pullover met v-hals zonder mouwen maakte hij allerminst de indruk een vijand van de staat te zijn – was hij een man met vele talenten en gezichten – een immens productieve journalist die duizenden artikelen schreef, ook voor respectabele bladen als Le Monde, Vrij Nederland of Die Zeit. Maar hij was ook een geleerde van faam die in 1978 de prestigieuze Alfred Marshall Lectures aan de Universiteit van Cambridge verzorgde. Hij schreef een studie over de ontwikkeling van de misdaadroman (Uitgelezen moorden), maar ook de inleidingen bij de Penguin-vertaling van Marx’ Das Kapital.

Een ketters theoreticus

Mandel was bovenal een ketters theoreticus die tegen de gangbare, ook de marxistische, stroom in zwom, getuige zijn Traité d’économie marxiste (De economische theorie van het marxisme) dat in 1962 verscheen. De studie die hem alom naam bezorgde, was een uitdagend experiment, omdat Mandel – ongebruikelijk in het door de Sovjets beheerste partijmarxisme - de geschiedenis terugplaatste in het hart van Marx’ economische theorie. De politieke economie, inclusief de marxistische gold toen net als vandaag als achterhaald, obscuur en niet de moeite waard. Mandel lukte het de verweesde theorie te actualiseren en te populariseren. Hij liet zien dat Marx’ theorie historisch en empirisch ook met de data van de officiële universiteitswetenschap bevestigd kon worden. Het was een slag in het gezicht van het dominante positivisme en structuralisme in de sociale wetenschappen, maar ging ook dwars in tegen de toentertijd populaire Althusseriaanse filosofie die het marxisme van ieder historisch spoor ontdeed.

De Traité werd talloze keren herdrukt en in vele talen gepubliceerd. Wie vraagtekens plaatste bij de officiële door Stalin geïnspireerde handboeken, ervoer de sensatie een geschiedenis te lezen – van de neolithische tot de moderne tijd – die de wereld zelf tot onderwerp had. De versteende Marxsche theorie veranderde door Mandel op slag in een spannende, actuele en verhelderende analyse, waaruit sprak dat de werkelijkheid veranderbaar was en dat de mens niet voor altijd een slaaf van geld en markteconomie, van ongelijkheid en tirannie hoefde te zijn. Een dwingend appel aan de kritische verbeelding van een jonge generatie die aanvankelijk nog schoorvoetend maar gaandeweg de jaren zestig versneld terrein won. Het werk markeerde het begin van de Marx-renaissance van de tweede helft van de twintigste eeuw.

Het heden zien als slechts een moment in de geschiedenis, zich niet laten verblinden door de naoorlogse voorspoed, maar ook haar keerzijde en omslag verklaren uit de bijzondere tegenspraken van het economische wonder, dat was de toetssteen van een marxistische theorie die up-to-date wilde zijn. Het project liet Mandel niet meer los en in 1972 verscheen Spätkapitalismus: Versuch einer marxistischen Erklärung. Eerst in het Duits, weldra in vele vertalingen. Een ambitieuze poging alle relevante variabelen van de kapitalistische ontwikkeling in een heldere samenhang te presenteren. De bevindingen verleidden Mandel tot de prognose dat op de lange naoorlogse bloeiperiode een lange depressie zou volgen. In het midden van de jaren zeventig was het zover en sloeg de conjunctuur om. De Alfred Marshall lectures in 1978 waren geheel aan deze lange golven in de kapitalistische ontwikkeling gewijd.

Mandel behoorde tot het slag socialisten dat zeldzaam was geworden. Hij vatte zijn wetenschappelijk werk op als deel van zijn revolutionaire activiteit. Een engagement dat hij vanaf zijn vroegste jeugd in het raamwerk van de door Leon Trotsky in 1938 opgerichte en Vierde Internationale gestalte gaf. Maar Mandels woord reikte verder, over de grenzen van zijn organisatie heen. Hij was een open intellectueel die de aandacht trok van een veel breder links publiek, en was zelfs in liberale en katholieke kring – en niet alleen in België – een veel gevraagde gesprekspartner.

Een revolutionair optimisme

Mandel groeide op in Antwerpen in een vrijzinnig joods intellectueel milieu, dat hem al vroeg bewust maakte van de dreiging van stalinisme en fascisme. De Moskouse processen en de Spaanse burgeroorlog leverden de lesstof. Na 1933 bood het gezin onderdak aan joodse en linkse activisten op de vlucht voor Hitler. Tijdens de bezetting ging Mandel in het verzet. Het Vrije Woord, het ondergrondse blad dat hij hielp redigeren, was de eerste illegale publicatie in het Vlaams. Sommige edities in het Duits werden onder Wehrmachtsoldaten verspreid. Drie keer werd Mandel gearresteerd, twee keer wist hij te ontsnappen. Dat hij het er levend van afbracht, is een wonder: als verzetsstrijder, als Jood en als revolutionair marxist, die door stalinistische medegevangenen werd veracht, waren zijn levenskansen minimaal.

Ernest Mandel (1923-1995) Was een marxistische econoom. Hij slaagde erin om aansluiting te vinden bij het creatieve marxisme van rond 1900 en gaf de geschiedenis weer een plaats in de marxistische theorie, waaruit het onder invloed van de Sovjetwetenschappen in de jaren dertig was verdwenen. De boeken van Mandel speelden een grote rol in de jongerenbeweging van rond ‘1968’. Hij was overigens niet alleen een man van de theorie, maar was actief in de Vierde Internationale.

Deze ervaringen in de bezetting voedden zijn optimisme. Dat optimisme berustte op de overtuiging dat verzet en streven naar emancipatie ten diepste een menselijke eigenschap is. Graag schaarde hij zich in de traditie van even beminnelijke optimisten als Marx, Engels, Luxemburg en Trotsky, al hun fouten ten spijt. Dat hij zelf nog ernstiger vergissingen beging, daarvan was hij zich bewust. Maar, verdedigde hij zich: ‘Wat dan nog? Begaan onze tegenstanders niet oneindig verwerpelijker misdaden?’ Optimisme was voor Mandel een reden van bestaan. Hij hield vast aan de veranderbaarheid van de onmenselijke, op winststreven en concurrentie gebaseerde samenleving en putte hoop uit ieder graantje verzet, begin van de lang verwachte revolutie. En enige malen leek deze inderdaad aangebroken: bij de algemene staking in België in de winter van 1960/1961, bij de Parijse Mei in 68 en bij de Portugese Anjerrevolutie in 1974.

Mandel onderschreef Trotsky’s theorie van het verbureaucratiseerde socialisme en vol verwachting beschouwde hij daarom ook bijna iedere rebellie in de zogenaamde socialistische landen (Hongarije 1956, Tsjecho-Slowakije 1968, Polen 1980, DDR 1989) als het begin van een nieuwe tweede revolutie, waarin de arbeidersklasse de partij- en staatsbureaucratie zou wegvagen en vervangen door een socialistische radendemocratie. In de winter van 1989/90 verbleef Mandel in Berlijn. Hij beleefde er de massademonstraties en liet zich meeslepen door zijn hoop. Aan de roep om een snelle hereniging schonk hij geen aandacht, des te meer aan al die stemmen die geloofden in een wending ten goede, in een vrij socialisme, in een herstel van een radendemocratie, desnoods in de gedaante van een hervorming van bovenaf. Het snelle herstel van het kapitalisme en het uiteenvallen van de Sovjet Unie schokten hem diep. De transformatie van de bureaucratie in een extreem brutale klasse van kapitalistische gangsters kon en wilde hij aanvankelijk niet zien. Aan de bureaucratie in de arbeidersbeweging wijdde hij een van zijn laatste boeken, Power and Money (1992). Het werd een hartstochtelijke verdediging van het marxisme, want het debacle van het bureaucratische socialisme in de Sovjet Unie en Oost Europa was het falen van de bureaucratie, niet van het socialisme.

Mandel werkte alleen, hij vormde geen wetenschappelijke school. Dat weerhield hem er niet van steeds het debat te zoeken, tegen te spreken en tegen te laten spreken. Tegenover zijn vriend en mentor, de in Amerika levende Marx-kenner Rosdolsky liet hij zich ontvallen dat uit een enkel brein doorgaans weinig opwindends voortkomt. ‘Om vonken te doen springen, moeten ongelijkvormige koppen het liefst tegelijk op elkaar botsen.’ En daarvoor gaf en nam hij alle ruimte. Aan de morele plicht tot solidariteit met verdrukten en ontheemden hield hij onwrikbaar vast, maar voor het overige was hij een nieuwsgierige ketter, een ongelovige, een onweerstaanbare denker in opstand, die Marx’ lijfspreuk tot de zijne maakte: ‘twijfel aan alles’.

Stutje, Jan Willem, Ernest Mandel. Rebel tussen droom en daad

Antwerpen/Gent: Houtekiet / Amsab, 2007; ISBN 978-90-5240- 926-9 ; 480 pp. E 32,50

Dr. Jan Willem Stutje is historicus. Hij is verbonden aan het biografie-instituut van de Universiteit van Groningen en het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam. Stutje maakt deel uit van de redactie van het blad Grenzeloos. In 2000 publiceerde hij ‘Paul de Groot: de man die de weg wees’, over de Nederlandse communistische partijleider Paul de Groot (1899-1986). Momenteel is hij bezig met een biografie van Ferdinand Domela Nieuwenhuis.