publicatie

Spanning, september 2007 :: Politiek en media

Spanning, september 2007

Politiek en media

Voor veel maatschappelijke organisaties – en daar kunnen we politieke partijen ook toe rekenen – vormen de media hun belangrijkste contact met de samenleving. Als ze iets willen bereiken is het belangrijk om ‘de krant te halen’, want anders kunnen ze hun boodschap niet op grote schaal voor het voetlicht brengen. We zullen eerst bekijken hoe de relatie tussen media en politiek is en de bijzondere plaats van socialisten daarbinnen. Ook socialisten dienen rekening te houden met het gegeven dat ze voor de gewone media slechts aantrekkelijk zijn als er spectaculair wordt uitgepakt. Hoe kunnen ze hun boodschap dan toch kwijt?

Tekst: Sjaak van der Velden

De relatie tussen politiek en de media komt geregeld naar voren als een nogal problematische verhouding. Toen Fortuyn werd vermoord kwam de kogel volgens sommigen van links, maar ‘de media’ waren er volgens hen zeker zo schuldig aan. Algemener is de klacht dat de media, en dan vooral de politieke verslaggeving, teveel de nadruk leggen op personen, conflicten en incidenten. We hebben daar deze zomer ook weer de nodige voorbeelden van gezien, maar het probleem is ouder.

Kranten, maar voor radio en televisie geldt dat nog sterker, eisen dat er iets spectaculairs te berichten valt. Een sympathisant van Greenpeace die folders uitdeelt in een winkelcentrum haalt het nieuws niet, maar als er van een schoorsteen wordt afgedaald, dan klikken de camera’s enthousiast. Diepgang is in de berichtgeving nauwelijks te verwachten, want de meeste fotografen en journalisten gaan direct op zoek naar het volgende spektakel. Slechts een enkel actualiteitenprogramma of de nieuwe omroep LLiNK zorgen voor analyses.

In 2003 vroeg de regering aan de Raad voor Maatschappelijk Advies (RMO) om onderzoek naar de relatie tussen media en politiek te doen. Een belangrijke conclusie van de RMO was dat de agenda in het publieke debat nog steeds vooral door de politiek wordt bepaald en niet door de media. De media zijn wel – in de woorden van het rapport – ‘decorbouwers van de publieke zaak. De media bouwen het decor waarbinnen politici hun rol kunnen spelen en daarmee oefenen ze een belangrijke invloed uit op de manier waarop het spel gespeeld wordt.’[1]

Die media verrichten hun bouwwerkzaamheden en de politici voeren hun toneelstuk op volgens de mogelijkheden en beperkingen van het medium waarbinnen men werkt. Kranten, radio, televisie en internet bepalen ieder op hun eigen wijze de spelregels en niemand kan daaraan ontsnappen. Doe je niet mee, dan tel je niet mee.

In het rapport geven de schrijvers aan waar zich het veld van het publieke domein bevindt. Dat veld is de oppervlakte van de driehoek: burgers-politiek-media. Er is dus sprake van een driehoeksrelatie.

Nu is het zo, dat in een driehoeksrelatie er meestal één partij is die zich het minst prettig voelt. Het lijkt niet vreemd om te veronderstellen dat deze partij wordt gevormd door de burgers. Toch is dat niet het beeld dat naar voren komt uit het RMO-rapport. Eigenlijk oordeelt het tamelijk positief over de ontwikkelingen. De globalisering, de opkomst van internet en de professionalisering van de media zijn goede zaken. Als er maar toezicht op is. Helemaal positief vinden de schrijvers de ontwikkeling waarbij bedrijven zich verantwoorden voor hun maatschappelijk optreden (‘governance’). De schrijvers hebben wel oog voor de minder positieve zaken, zoals de enorme concentratie waardoor tegenwoordig per medium nog slechts drie grote bedrijven de markt beheersen (zie kader mediaconcentratie). Het gevaar dat die grote concerns de journalistieke vrijheid niet zo serieus nemen loert natuurlijk altijd om de hoek terwijl ook de macht van adverteerders niet onderschat mag worden. Niemand keek er eigenlijk vreemd van op toen onlangs in De Pers van 10 september de bekende sportverslaggever Johan Derksen hiervan een aardig voorbeeld gaf. Hij weigerde ooit een kritisch artikel over Dick Scheringa, de eigenaar van voetbalclub AZ, die wekelijks in het blad van Derksen adverteert, want ‘het zou ons tonnen aan inkomsten hebben gekost.’

Niet alle politiek identiek

We kunnen ons echter afvragen of de hele aanpak van het probleem niet op een misvatting berust en de RMO de zaak niet al te technocratisch bekijkt. De driehoek burgers-politiek-media van het rapport lijkt een voor de hand liggende metafoor, maar voor alle drie geldt natuurlijk dat ze geen eenheid vormen. De politiek is verdeeld in meerdere partijen op diverse niveaus. Een lokale SP-afdeling opereert toch heel anders dan de Tweede Kamerfractie van het CDA. Hetzelfde geldt uiteraard voor de media. Een buurtkrant en RTL4 zijn beide onderdeel van het verschijnsel media, maar of ze kunnen worden samen geveegd tot één speler in de genoemde driehoek?

Eenzelfde bedenking valt te maken bij het begrip ‘burgers’. Het rapport kan wel beweren dat zuilen en klassen er tegenwoordig niet echt meer toe doen en netwerken van mensen belangrijker zijn geworden. Of dat echt zo is, valt te bezien.

De Nederlandse samenleving was volgens de gangbare opvatting gedurende de eerste zestig jaar van de vorige eeuw verdeeld in zuilen. Een protestantse arbeider was lid van een christelijke vakbond en een katholieke geitenfokker schreef zich in bij de desbetreffende vereniging. Iets soortgelijks gold voor andere aspecten van het leven, zoals de padvinderij of de krant die men las. Men hengelde niet in elkaars vijver, maar geloofde in de soevereiniteit in eigen kring. Heel anders was dat gesteld met de zogenaamd socialistische ‘zuil’ van vooral Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP)/Partij van de Arbeid (PvdA) en Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV). Die stond open voor iedereen en zeker de vakcentrale wilde mensen organiseren op basis van de maatschappelijke klasse waartoe zij behoorden. Men riep gelovige arbeiders daarom op zich ook bij het NVV aan te sluiten. Pas na de oorlog vormden de socialisten echt een zuil omdat zij toen inzagen dat hengelen naar leden uit een van de zuilen uit den boze was als ze met die anderen wilden samenwerken. Ook zij omarmden toen het principe van de soevereiniteit in eigen kring.

Binnen twintig jaar na deze stap begon echter een proces van ontkerkelijking waardoor de zuilen verbrokkelden. Inmiddels zijn de zuilen grotendeels verdwenen, hoewel er misschien een nieuwe in opkomst is.

Of ook klassen vrijwel verdwenen zijn, zoals velen beweren, vraag ik me af. Als we een karikaturaal klassenbegrip hanteren waarbij de arbeider wordt uitgebeeld met een pet en vuile handen en de kapitalist met een hoed en een dikke buik, dan zijn klassen niet meer van deze tijd. Iedereen draagt immers een spijkerbroek, hoewel de prijsverschillen daarin ook wel weer gigantisch zijn. Maar om dit soort uiterlijke zaken gaat het natuurlijk niet. Klassen zijn een sociaaleconomische categorie. Er bestaan nog steeds mensen met macht over het reilen en zeilen van de economie en mensen die zulke macht niet hebben.

Het zijn juist de mensen die tot die laatste klasse behoren die de driehoek heel anders zouden inkleuren als we hen in de plaats van het vage begrip ‘burgers’ zetten, dan wanneer daar de hoogste of de middenklasse staan. Er zijn ooit onderzoeken gedaan naar de houding van de media ten opzichte van grote stakingen. Daaruit bleek dat stakende werknemers niet veel te verwachten hebben van de media. Stakers worden in eerste instantie genegeerd. Pas als er iets gebeurt dat mediageniek is en waar een mooi plaatje van kan worden gemaakt, dan komen ze in beeld. Het grote verhaal achter hun optreden komt in de meeste media echter nauwelijks aan bod, want dat laat geen spektakel zien. En dat willen de huidige media en dan vooral de televisie laten zien: spektakel. Hoe groter en gekker, hoe beter. Analyses zijn ondergeschikt aan spectaculaire beelden of juist kleine, persoonlijke feitjes. De Franse socioloog Alain Bihr betoogt dat het gevolg hiervan is dat hoewel er nog nooit zoveel media geweest zijn, het besef van de sociale werkelijkheid eerder verkleind dan vergroot is . [2]

Dit verschijnsel wordt nog verergerd doordat de gemiddelde journalist weliswaar tot de media behoort, maar daarnaast een gewone werknemer is. Ook journalisten hebben te lijden onder de cultuur waarin alles snel, snel, snel moet. Tijd voor gedegen onderzoek is de meesten niet gegund en vanuit dat perspectief kiezen ze voor ‘googelen’, een kort telefonisch interview en het liefst spectaculair beeldmateriaal.

Eigen media

Vanuit het besef dat de maatschappij zeer duidelijk onderscheiden belangengroepen kent – of we die nu klassen noemen of niet – kunnen socialisten nooit volstaan met de simpele RMO-metafoor van de driehoek. Als we die al willen gebruiken, dan toch in de wetenschap dat er meerdere driehoeken bestaan. De driehoeken waarbinnen socialisten willen opereren zijn dan heel andere dan waarbinnen de meeste reguliere media optreden.

In de socialistische beweging wordt het probleem dat ‘de gewone man’ er in de berichtgeving bekaaid vanaf komt en gedegen analyses van maatschappelijke problemen niet voldoende aan bod komen, al zeer lang onderkend. Daarom hebben de honderden socialistische organisaties in het verleden altijd hun eigen media gemaakt. Socialisten blijken eigen media nodig te hebben om die zaken te publiceren die niet uitsluitend vallen onder personen, conflicten en incidenten. Ook tegenwoordig bestaan die nog, we hoeven slechts op de Tribune te wijzen en zo bestaan er nog wel meer bladen. Wat echter niet meer haalbaar lijkt, is op papieren niveau de concurrentie aangaan met ‘burgerlijke’ kranten zoals voorheen Het Volk en De Waarheid deden. Dat dit met de nieuwe media wél mogelijk is, bewijst de website van de SP.

[1] Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, Medialogica, Over het krachtenveld tussen burgers, media en politiek Den Haag 2003, p. 7

[2] Alain Bihr, Hoe de media de mens terugdringen tot een passief bestaan in: Buiten de orde, lente 2006