publicatie

Spanning, maart 2006 :: Het rijke rooie leven: Ome Joop

Spanning • maart 2006

Het rijke rooie leven - deel 14

In een serie artikelen schetst Ronald van Raak de geschiedenis van het socialisme in Nederland.

Ome Joop

Tekst: Ronald van Raak

‘Den Uyl is in den olie

In den olie is Den Uyl.

Koekoek, koekoek

Ja, Joop krijgt voor z’n broek’

Dit is een fragment uit een liedje van Vader Abraham (Pierre Kartner) over Joop den Uyl (1919-1987), op de melodie van ‘De uil zat in de olmen’. Het verwijst naar de autoloze zondagen, die het gevolg waren van de oliecrisis. Het toenmalige kabinet koos in 1973 in de Israëlisch-Arabische oorlog de kant van Israël, waarna Nederland te maken kreeg met een olieboycot van de Arabische landen. Om het olieverbruik te verminderen riep Den Uyl autoloze zondagen uit, wat hem de kritiek opleverde van de autolobby. De plaat van Vader Abraham bereikte in januari 1974 - ondanks een heuse boycot door de VARA - de eerste plaats in de Top-40. Pikant was de bijdrage van ‘boer’ Koekoek, de voorman van de Boerenpartij. Deze zong luidkeels de zin mee over Joops pak voor de broek.

Vorige maand bleek hoe na lang onderhandelen in 1973 het meest linkse kabinet ooit tot stand kwam. Na ‘vadertje’ Drees in de jaren vijftig kreeg Nederland met ‘ome’ Joop opnieuw een sociaaldemocratische premier. Het kabinet Den Uyl, dat steunde op een brede coalitie van de linkse partijen PvdA, PPR en D66 en de christelijke partijen KVP en ARP, kreeg echter kort na aanvang al te maken met internationale problemen. De olieboycot was slecht voor de economie en dwong het kabinet tot bezuinigingen. Ook kreeg Den Uyl te maken met terroristische acties, zoals de Molukse treinkapingen, en met de corruptie van prins Bernhard, die was omgekocht door vliegtuigfabrikant Lockheed. Aan de linkerkant vonden de oppositiepartijen CPN en PSP, maar ook coalitiepartij PPR, dat het kabinet te weinig bereikte. En ter rechterzijde zochten fractievoorzitter Hans Wiegel van oppositiepartij VVD én vice-premier Dries van Agt van regeringspartij KVP de confrontatie met de premier. Den Uyl werd daardoor een middelpunt van de politieke polarisatie in de jaren zeventig.

Rode calvinist

Den Uyl groeide op in een gereformeerde familie. Zijn vader, die overleed toen Joop tien was, had een mandenwinkel. Van 1949 tot 1962 was Den Uyl directeur van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Evenals Balkenende voor het huidige CDA bereidde Den Uyl in die jaren de ideologische koers van zijn partij voor. In artikelen over ‘De kwaliteit van het bestaan’ (1963) en ‘Armoede in de welvaartsstaat’ (1965) zette hij bijvoorbeeld uiteen hoe sociale achterstand mensen vervreemdt van de samenleving, hoe hervorming van het onderwijs nodig is om ongelijkheid te bestrijden en waarom de overheid een verantwoordelijkheid heeft om tegenstellingen in de samen-leving te overbruggen. In ‘De smalle marges van de politiek’ (1970) verdedigde Den Uyl echter ook de politiek van de kleine stapjes: ‘marges gebruiken is soms het verschil tussen een spiraal naar beneden of naar boven. Het verschil tussen uitzichtloosheid en perspectief, tussen hoop en wanhoop.’ Hij had ook veel vertrouwen in de parlementaire politiek en toonde een afkeer van buiten-parlementaire acties, zoals van Provo en de kraakbeweging, die eerder in deze serie aan bod kwamen.

Den Uyl was geen pragmatische sociaaldemocraat, zoals zijn -opvolger Wim Kok. Hij geloofde dat in de politiek slechts kleine stapjes konden worden gezet, maar had daarbij wel een uitgesproken doel voor ogen, dat is terug te vinden in het motto van zijn kabinet: ‘spreiding van kennis, macht en inkomen’. Den Uyl was bereid om politieke risico’s te nemen, zoals in een rede die hij kort na het uitbreken van de olie-crisis hield voor de christelijke werkgeversvereniging NCW, over ‘Socialisme en vrije onder-nemersgewijze productie’. Daarin omschreef hij zichzelf als een ‘hogepriester van de socialistische eredienst’. ‘Als ik pleit voor een verdergaande vervorming van de structuur van de onderneming en voor een verdergaande vermaatschappelijking van het productieproces, dan staat mij een economische ordening voor ogen waarin zij, die in verschillende geledingen van het productieproces werkzaam zijn, gezamenlijk het kapitaal organiseren.’ Hiermee bedoelde hij dat werknemers en burgers meer zeggenschap moesten krijgen over de productie en de investeringen van ondernemingen. In het boek ‘Socialisme, what’s left?’ van het Wetenschappelijk Bureau van de SP (2004) schetst oud-minister Jan Pronk een mooi ideologisch beeld van zijn premier.

Mythes

Den Uyl speelt nog steeds een rol in de actuele politiek. Over zijn -persoon doen twee tegenstrijdige mythes de ronde, zo laat Ilja van den Broek zien in het boek ‘Heimwee naar de politiek. De herinnering aan het kabinet-Den Uyl’ (2002). Aan de ene kant staan linkse sociaaldemocraten, die ontevreden zijn met de ideolo-gische leegte van de huidige PvdA. In 1997, twintig jaar na de val van het kabinet Den Uyl en midden in de paarse periode van Kok, verwoordde journalist Michiel Zonneveld in Het Parool deze heimwee als volgt: ‘Den Uyl staat volgens velen voor alles wat in de politiek van nu node gemist wordt: passie, bevlogenheid en ideologie.’ In liberale kringen deed een tegenmythe van het kabinet Den Uyl de ronde, die bijvoorbeeld in 1998 in de Volkskrant werd verwoord door Gerry van der List, toenmalig medewerker van de Teldersstichting, het wetenschap-pelijk bureau voor de VVD. Hij sprak van ‘een luidruchtig, zelfingenomen links kabinet dat weinig tot stand bracht en de overheids-financiën ontwrichtte.’

Het kabinet Den Uyl is er, ondanks de interne oppositie, in geslaagd om veel te investeren in onderwijs en sociale zekerheid. Den Uyl werd in 1977 ook beloond met een verkiezingsoverwinning, waarbij de PvdA tien zetels won. Maar Van Agt en Wiegel hielden de winnaar buiten de regering. Het was bovendien onder de kabinetten van deze zelfverklaarde ‘puinruimers’ dat de staatsschuld opliep. Den Uyl is nog steeds geliefd én gehaat. Diens gebogen tred en gekreukelde pakken werkten vertederend. Maar ‘ome’ Joop was ook een bestuurder die durfde discussiëren. Zijn politiek van kleine stapjes ging steeds gepaard met een perspectief op een betere toekomst. Of zoals toenmalig directeur van de Rijksvoorlichtingsdienst Gijs van der Wiel zei: ‘Hij kon een stijging van de uitkeringen met een half procent uitleggen alsof het een revolutie was. Alles werd gebracht tegen de achtergrond van de spreiding van kennis, macht en inkomen.’ Dat verklaart misschien ook waarom de kleine stapjes die Den Uyl nam zoveel kritiek losmaakten, dat er zelfs een hit mee gescoord kon worden.

Inhoud