publicatie

Spanning, maart 2006 :: FNV houdt vast aan huidige structuur pensioenfondsen: ‘Een staatspensioenfonds wordt al snel gebruikt voor bezuinigingen’

Spanning • maart 2006

FNV houdt vast aan huidige structuur pensioenfondsen

‘Een staatspensioenfonds wordt al snel gebruikt voor bezuinigingen’

Drie soorten pensioenen zijn er: in de eerste plaats de AOW, een basispensioen op minimumniveau. Als tweede de aanvullende collectieve pensioenregelingen die gelden voor de hele bedrijfstak of het hele bedrijf. En ten slotte de individuele pensioenen in allerlei vormen, waarbij je zelf uitmaakt hoeveel je spaart. Over de belangrijke aanvullende collectieve pensioenen – inmiddels goed voor bijna de helft van het totale pensioeninkomen van gepensioneerde werknemers – vallen de besluiten vooral in de CAO-akkoorden tussen werkgevers en werknemers. Reden om een aantal zaken te bespreken met Chris Driessen, hoofd van de afdeling Arbeid van vakcentrale FNV.

Tekst: Peter Verschuren

Het gaat bij de aanvullende pensioenen om geld van de werkgevers en werknemers, maar de overheid bemoeit zich er behoorlijk mee. Hoe kijken jullie daar tegen aan?

‘Het zijn de sociale partners die de arbeidsvoorwaarde pensioen moeten invullen. Dat is voor ons heel duidelijk. Maar op een aantal punten hebben wij de politiek hard nodig om de aanvullende pensioensystemen op een goede manier te kunnen vormgeven. Bijvoorbeeld voor de toepassing van de omkeerregel: de afspraak dat de pensioenpremie aftrekbaar is voor de belasting en dat de pensioenuitkering vervolgens belast wordt. Of voor het stimuleren dat mensen sparen voor hun aanvullend pensioen door het rendement op pensioenbesparingen buiten de belastingheffing in box 3 te houden.

De tweede belangrijke overheidsingreep is de verplichte deelneming in bedrijfstakpensioenfondsen. Zeventig procent van de werknemers bouwt zijn pensioen op in een bedrijfstakpensioenfonds. Als de verplichtstelling, die de overheid organiseert, er niet zou zijn, durf ik er gif op in te nemen dat er in sectoren met veel kleine bedrijven als de bouw, de kleinmetaal, de kappers, uitermate slechte pensioenregelingen van de grond komen – als ze er überhaupt al zouden zijn. Het derde wat de overheid regelt, is een aantal normstellingen waarvan wij vinden dat ze dat mag doen, zoals gelijke behandeling van man en vrouw en het voorkomen van leeftijdsdiscriminatie of achterstelling van mensen met flexibele contracten. Het vierde is het toezicht op de pensioenfondsen en ook dat vinden wij een legitieme overheidstaak.’

Je noemde de omkeerregeling die de pensioenpremie aftrekbaar houdt voor de belasting en de pensioenuitkering belast. In de alternatieve begroting van de SP is voorgesteld die omkeerregel af te toppen boven anderhalf keer modaal. Wat vind je daarvan?

‘Daar zijn wij tegen. Wat je dan doet, is belastinggeld naar voren trekken. De pensioenpremie is dan niet meer aftrekbaar voor de belasting. Dat levert op korte termijn twee tot drie miljard op, maar het veroorzaakt in 2030, 2040, op de top van de vergrijzing, een fors gat. Dat zou je nog kunnen voorkomen door de extra inkomsten te steken in de verlaging van de staatschuld, maar wat ik zie is dat alledrie de linkse partijen de opbrengst onmiddellijk zitten te verjubelen. Ze gebruiken het om korte termijn extra uitgaven te doen, en organiseren daarmee problemen in de toekomst.’

Uit CPB-cijfers blijkt dat juist de hoge inkomens profiteren van de omkeerregeling. Door hem af te toppen, beperk je die bevoordeling.

‘Als je wat wilt doen aan het fiscale voordeel van de hogere inkomens, dan zou je vooral moeten kijken – en dat bepleiten wij ook als FNV – naar het gelei-delijk fiscaliseren van de AOW-premie. En de echte fiscale stimulering zit erin dat je de box 3-heffing niet toepast op de pensioenbesparingen. En als je daar naar zou willen kijken, dan denk ik dat de FNV zegt: daar willen nog we wel eens een goed debat over voeren.’

Nederland kent een lappendeken aan pensioenen en pensioenfondsen. Zou een aanvullend wettelijk geregeld staatspensioen voor iedereen niet veel efficiënter en dus beter zijn?

‘We denken níet dat het allemaal veel mooier wordt als er één groot staatspensioen komt. Integendeel, wij vrezen dat dat leidt tot inperking van de kwaliteit. Omdat de overheid dan – wat ze nu zo af toe ook al doet – denkt: we moeten bezuinigen en we hebben nog een staatspensioen, kunnen we daar niet stukjes van wegmaaien? Bovendien: de zwakste schakel bepaalt de kwaliteit van de ketting. Dan zal het minimum van de huidige regelingen al gauw de norm worden voor het staatspensioen.’

We zien dat nogal wat pensioenfondsen in de problemen komen omdat ze klein zijn. Bij de onder-nemingspensioenfondsen loopt de discussie of er niet een nationaal pensioenfonds zou moeten komen: geen staatspensioen, maar een overkoepelende regeling. Voordeel daarvan zou kunnen zijn dat ook allerlei instellingen aanhaken die nu bij verzekeraars zitten. Wat vind je hiervan?

‘Er is al een proces van schaalvergroting gaande bij de pensioenfondsen en dat is een goede zaak. Je kunt ze uitstekend samenvoegen waar genoeg eenvormigheid bestaat, maar je moet geen sectoren gaan verbinden die sterk van elkaar afwijken, ook qua economisch draagvlak. Dat werkt niet.’

Hoe groot zijn eigenlijk de verschillen tussen slechte en goede bedrijfstakpensioenen?

‘Er is al heel lang geen goed onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de pensioenvoorziening in Nederland. Ik denk dat het tijd is dat dat weer eens gaat gebeuren. Door de nieuwe Wet VUT, Prepensioen en Levensloop (Wet VPL) is de uniformiteit in de aanvullende pensioenregelingen duidelijk toegenomen, maar toch zijn er aanmerkelijke kwaliteitsverschillen. Bij de kleine bedrijfjes die een contract hebben met een verzekeraar blijft de kwaliteit fors achter bij de wat grotere fondsen die het collectiever geregeld hebben.’

Een heet hangijzer in elke pensioendiscussie is het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd. Daar zijn jullie vast tegen…

‘Inderdaad. De leeftijd van 65 jaar moet gewoon -gehandhaafd worden. Dat is ook prima betaalbaar. In de laatste cijfers van het CPB komt de geschatte bruto vergrijzingslast uit op acht procent van het bruto binnenlands product (BBP). Dat is de oploop in de collectieve lasten vanwege de AOW en zorguitgaven tussen nu en 2040. Van dat bedrag verdienen we vijf procent terug door de hogere belastingheffing over het aanvullend pensioen, doordat er steeds meer en hogere aanvullende pensioenen zijn. Dan houd je een netto vergrijzingslast over van drie procent van het BBP, die je voor een deel weer kunt opvangen door de AOW-premie te fiscaliseren (zie verderop in deze Spanning - red.) En die je voor een heel belangrijk deel kunt opvangen door de arbeidsparticipatie verder te vergroten. We leven nu in een anderhalfverdieners-samenleving. Als je daar een ééndriekwartverdieners-maatschappij van kunt maken, dan is de verhoogde AOW-last prima te betalen.’

Is dat reëel?

‘In de jaren tachtig en negentig is de arbeidspartici-patie fors gestegen, dat betekent dat het steeds moei-lijker wordt om nog verder te verhogen. Maar er zit echt nog wel ruimte in. Vooral omdat veel vrouwen nu in een kleine deeltijdbaan werken en dat je die deeltijdsfactor wellicht kunt verhogen. Ook heb je nog altijd een grote groep jongeren die nu uitvalt uit de arbeidsmarkt. Drop-outs. Laaggeschoolden. Met een sluitende aanpak en veel méér en betere begeleiding kun je die terugbrengen in het arbeidsproces. En ik denk ook dat de arbeidsparticipatie van oudere werknemers verder zal oplopen, omdat langer doorwerken lonender wordt. De afgelopen jaren had Nederland na Finland de snelste stijging in de arbeidsparticipatie van 55-plussers.

Ik denk dat dat proces zal doorzetten, omdat langer doorwerken nog sterker lonend is geworden. In de oude VUT was je haast een dief van je eigen porte-monnee als je niet op je 60-ste met pensioen ging. Dat mechanisme is helemaal weg. De signalen die wij tegenwoordig krijgen, zijn dan ook dat werkgevers denken: hoe komen we van die oudere werknemers af? Want die willen eigenlijk helemaal niet dat mensen doorwerken. Maar ja, ze willen ook niet betalen voor een goed pensioen.’

Inhoud