Meer voor kapitaal, minder voor mensen

De broekriem aanhalen. Door de zure appel heen bijten. Het huishoudboekje dat op orde moet. Eerst het zuur, dan het zoet. Onze verantwoordelijkheid nemen voor de toekomstige generaties.

We kennen de metaforen en we weten waarvoor ze staan. Afbraak van rechten, afbraak van de publieke sector, afbraak van de verzorgingsstaat. We zouden wel willen dat er geld voor was, zeggen alle kabinetten sinds Lubbers. Maar helaas mensen, dat geld is er niet. Het is de verhulling van een historische machtsverschuiving: van arbeid naar kapitaal.

Publieke diensten moesten goedkoper. Uitkeringen werden afgeknepen, tot ze nu weer terug zijn op het niveau van eind jaren zestig. Een miljoen sociale huurwoningen werden verkocht. Postbodes, schoonmakers en thuiszorgers verloren niet alleen hun vaste baan bij de overheid, maar ook een deel van hun loon en hun waardigheid. Niet langer deden ze nuttig werk in en voor de samenleving, ze waren voortaan een kostenpost op een begroting van een op winst gericht bedrijf, een kostenpost die alsmaar omlaag moest. Aan onderwijs, politie, zorg en wetenschap kleeft steeds meer een associatie met geldgebrek, overwerk en almaar toenemende bureaucratie. Het gaat niet alleen om de afbraak van de waardering voor deze beroepen die de samenleving draaiende houden. Het gaat om de afbraak van dat wat van ons allemaal is.

Maar is er dan echt geen geld? De bedrijfswinsten zijn vier keer hoger dan twintig jaar geleden. Het dividend, uitbetaald aan de aandeelhouders van niet-financiële vennootschappen, ging zelfs vijf keer over de kop. Waren de inkomsten uit de vennootschapsbelasting in hetzelfde tempo gestegen, dan had de samenleving nu 22 miljard meer in kas gehad. In plaats daarvan betalen werkenden een steeds groter deel van de overheidsinkomsten en draagt belasting op bedrijfswinsten en vermogen steeds minder bij.

Hoe dat kan? De belastingtarieven op bedrijfswinsten en vermogen dalen steeds verder. Zo kunnen de winsten wel stijgen, maar betalen bedrijven steeds minder belasting. Dat is nog los van andere voordelen die grote bedrijven krijgen in ons vestigingsklimaat, zoals de mogelijkheid met de Belastingdienst een lager tarief af te spreken. Probeert u eens een geheime afspraak met de Belastingdienst te maken, en u krijgt waarschijnlijk Justitie achter u aan.

En zo roepen regeringsleiders al dertig jaar lang dat ze het wel zouden willen, meer geld naar de publieke sector, maar dat er helaas geen geld is. De overheidsfinanciën moeten immers gezond blijven.

De afgelopen dertig jaar is de balans tussen mensen en multinationals met tientallen miljarden verschoven. De verzorgingsstaat voor mensen wordt afgebroken, om plaats te maken voor een verzorgingsstaat voor multinationals. Het geld is er. We weten waar het zit. Er steeds minder belasting over heffen en ondertussen de publieke sector steeds verder uitknijpen, is een politieke keuze.

Hieronder zie je de verschuiving in grafieken. Hier lees je meer over de afbraak van de verzorgingsstaat en hier lees je meer over de opbouw van de verzorgingsstaat voor multinationals.

Bron: CBS, Bewerking: SP. Gecorrigeerd voor inflatie middels CPI.

In deze grafiek zie je het totale uitgekeerde bedrag gedeeld door hetaantal uitkeringsontvangers. Het valt op dat veel uitkeringen,gecorrigeerd voor inflatie, weer op het niveau van de jaren zestig zitten.

Bron: CBS, Bewerking: SP

De omvang van de overheid wordt vaak uitgedrukt in de totale collectieve uitgaven als percentage van het bruto binnenlands product (bbp). Stel je voor dat we in 2018 net zoveel van het Nederlandse bbp via overheidsuitgaven zouden besteden als in 2010, 2000 of 1990. Hoeveel miljard zouden we dan extra hebben om bijvoorbeeld de problemen in de publieke sector aan tepakken? Dat zie je in deze figuur.

Bron: CBS, Bewerking: SP

Arbeid betaalt steeds meer belasting, kapitaal steeds minder. Hierboven staat uitgesplitst welk deel wordt geheven op het werk van mensen (zoals loon- en inkomstenbelasting), en welk deel op bezit, of op winst uit kapitaal (vennootschapsbelasting, dividendbelasting, belasting op vermogen). Btw en accijns zijn buiten beschouwinggelaten. Vanaf 1995 groeit het aandeel van de factor arbeid gestaag,als deel van de belastinginkomsten. De bijdrage van kapitaal daalt juist. Gemiddeld over de jaren bekeken is het een verschuiving van ongeveer 10%.