publicatie

Tribune 10/2007 :: Kampioenschap te koop

Tribune, november 2007

Interview

Jurriaan van Wessem: “In de Champions League gaat het echt niet om het winnen van een wedstrijd”

Kampioenschap te koop

Tekst Rob Janssen

Hoeveel gesprekken over voetbal zouden eindigen met een verzuchtend: “Ach, het gaat toch allemaal alleen maar om het grote geld”? In zijn boek ‘Verdachte Voorzetten’ analyseert schrijver, sportcommentator en -producer Jurriaan van Wessem hoe de komst van de Europese Champions League manipulatie in een steeds hogere versnelling zette. “De UEFA heeft in tien jaar bewerkstelligd dat de rijke clubs steeds rijker worden.”

We treffen Jurriaan van Wessem in de hal van Utrecht Centraal, een dag na een enerverende Champions League-avond. Real Madrid behaalde een zwaar bevochten zege tegen Olympiakos Piraeus en voormalig winnaar Liverpool ging onderuit tegen het Turkse Besiktas. Maar de grote verrassing was Rosenborg uit

Noorwegen, dat met 2-0 wist te winnen van het veel sterker geachte Valencia.

“Heb je het laatste nieuw al gehoord? Nee? Nou, vanochtend heeft de trainer van Rosenborg ontslag genomen. Terwijl zijn team gisteren nog zo fantastisch won van Valencia. De reden voor zijn vertrek is dat Rosenborg het niet goed doet in de Noorse competitie, waardoor de club deelname aan de Champions League van volgend jaar wel kan vergeten. Dus: wél winnen van Valencia, maar het seizoen is mislukt. Het gaat in de Champions League echt niet meer om het winnen van een wedstrijd, maar puur om deelname. Vanwege de economische noodzaak. Dat is nou precies waar ‘Verdachte Voorzetten’ over gaat.”

Hoe kwam u op het idee voor dat boek?

“Als journalist en commentator volg ik het internationale voetbal al zo’n 25 jaar. Bepaalde ontwikkelingen in het internationale voetbal kun je signaleren door alleen al de erelijsten na te kijken. Dan zie je dat de afgelopen tien jaar een soort clustervorming aan de top heeft plaatsgevonden: steeds dezelfde topclubs komen bovendrijven. Ik heb het altijd heel vreemd gevonden dat daar nooit over werd geschreven. Ik wilde weten hoe het in elkaar stak, welke mechanismen er werken. Dus begon ik te analyseren en te combineren. Het was eigenlijk mijn afkeer van die ontwikkeling in het topvoetbal, die maakte dat ik het boek wilde schrijven.”

U begon dus een patroon te zien: het zijn altijd clubs als Real Madrid, Bayern München, Manchester United en AC Milan die op Europees niveau domineren. Maar in Nederland worden toch ook altijd maar drie clubs kampioen: Feyenoord, PSV en Ajax. Wat is daar zo vreemd aan?

“Ja, en een keertje AZ dan. Maar je hebt gelijk: wij hebben eigenlijk al 25 jaar te maken met een ‘top drie’ die om de landstitel strijdt. Realiseer je echter goed dat Nederland een uitzondering is. Tot 1993 had je in elk ander land bij de start van het seizoen zeker acht clubs die om de landstitel zouden kunnen strijden. In Italië zijn er tussen 1968 en 1992 twaalf verschillende landskampioenen geweest. Die afwisseling had je ook in Spanje, Duitsland en Engeland. In Engeland was Liverpool weliswaar een constante, maar Everton, Aston Villa, Nottingham Forest en Leeds werden ook kampioen.

Maar wat zie je vanaf 1993? Manchester United, nota bene voor het laatst kampioen in 1967, pakt in acht jaar zes titels! In Italië gebeurde hetzelfde: op een gegeven moment werden alleen AC Milan en Juventus nog kampioen. Dat niet alleen: ze verziekten ook nog de hele transfermarkt, door de sterspelers van concurrenten aan te trekken. In één jaar kocht bijvoorbeeld AC Milan Papin van Olympique Marseille, Boban van Dynamo Zagreb, Savicevic van Rode Ster Belgrado en Lentini van Torino. Dus wat we uit de Nederlandse competitie kennen, ging zich afspelen in landen waar het wél altijd open was geweest. Die ontwikkeling had haar weerslag op de Champions League, die juist in die jaren als vervanger van de oude Europa Cup I van de grond werd getild. Want doordat steeds dezelfde clubs landskampioen werden, kreeg je dat de deelnemers in de Champions League altijd dezelfde ploegen waren: de zogenaamde G14. Daar komt nog bij dat op een gegeven moment het toernooi zo werd ingericht, dat de nummers een én twee van de grote landen zich plaatsten. Daarmee werd in feite uitgesloten dat de grote clubs de Champions League zouden missen. Die clustervorming heeft ertoe geleid dat je weliswaar een heel interessant en spectaculair toernooi hebt, maar ook dat een heleboel andere clubs niet meer konden aanhaken.”

Zoals?

“Bijvoorbeeld de clubs uit de Oost-Europese landen. Vroeger had je de Europa Cup I, waarin de landskampioen de enige vertegenwoordiger van het betreffende land was. Toen zag je dat clubs als Steaua Boekarest, Rode Ster Belgrado, en Spartak Moskou regelmatig ver kwamen. Nu moeten ze zich eerst door de voorrondes heenworstelen, terwijl de clustervorming aan de top ervoor zorgde dat de grote clubs de kans kregen om permamént aan die lucratieve Champions League mee te doen. Tegelijkertijd zag je ook dat er steeds meer geld in het toernooi begon om te gaan. Tv-maatschappijen uit de top-voetballanden waren bereid om enorme sommen geld te investeren, want ze waren ervan verzekerd dat ze altijd een mooie wedstrijd van hun eigen landsploeg hadden in het toernooi. Dus werd er veel meer geïnvesteerd, zodat de UEFA weer veel meer geld kon vragen voor die wedstrijden. Zo is die scheefgroei ontstaan.”

Maar wie was dan de aanjager van die ontwikkeling?

“Vanaf midden jaren tachtig ging het bedrijfsleven zich steeds meer op het voetbal storten. Bedrijven zagen hierin een enorme commerciële markt ontstaan, met een enorme exposure voor hun producten. Dankzij televisie. Maar Silvio Berlusconi (eigenaar van AC Milan en mediamagnaat – red.) en Bernard Tapie (voormalig eigenaar van Adidas en tot 1994 president van Olympique Marseille – red.) gaven er met name op mediagebied een heel andere draai aan. Zij waren namelijk gelinkt aan televisie en ze beseften dat ze beter hun eigen competitie konden ontwikkelen dan dat ze nog voor uitzendrechten moesten gaan betalen. Vanaf toen zag je – ik zei het al – dat de overwinning op het veld niet meer telde, maar de overwinning in de boeken. Voorbeeld. Een paar jaar geleden won Artmedia Bratislava met 5-0 van Celtic Glasgow. Het plaatste zich voor de Champions League en deed het daar leuk. Eén ronde duurde dat avontuur. En wat incasseren ze aan extra premie? 120.000 euro. Terwijl als het Arsenal was geweest, die dezelfde prestatie had geleverd, dan had die Londense club 150 keer meer gekregen. 150 keer!”

Hoe kan dat nou?

“Omdat het zo is ingedeeld. En echt: bijna niemand weet dat. Eenmaal in de Champions League heeft een club als Bratislava maar heel weinig media-aandacht. Het systeem dat de premies verdeelt heeft als criterium: het aantal tv-kijkers dat zo’n club genereert ten opzichte van bijvoorbeeld Real Madrid en Arsenal. Dus de grote clubs krijgen altijd meer en kunnen zich zelfs nog versterken. Zo wordt het gat tussen Arsenal en Bratislava nóg groter.”

Maar in Oost-Europa wonen toch ook veel mensen die tv kijken?

“Zeker. De Roemeense tv kan de uitzendrechten weliswaar kopen, maar zegt: Daar gaan we geen miljoenen voor bieden, want na één ronde is de Roemeense ploeg toch al uitgespeeld.”

Een vliegwieleffect dus.

“Juist. In de politiek zeggen ze: de rijken worden rijker. In de voetballerij heeft de UEFA dat de afgelopen tien jaar bewerkstelligd.”

Maar wie zit er uiteindelijk dan aan de knoppen?

“Ik zal nog een voorbeeld geven. Neem Italië. Berlusconi’s tv-kanaal heeft er belang bij om de wedstrijd van AC Milan uit te zenden. Die zender zal dus voor die club kiezen als tegelijkertijd ook een andere Italiaanse club, bijvoorbeeld Internazionale, moet spelen. Andere clubs, zoals AS Roma en Internazionale worden altijd een beetje in een verdomhoekje gezet bij de loting, als wordt bepaald wie er wanneer moet spelen. Ik kan het niet hard maken, maar het valt me altijd op dat bepaalde clubs er steevast slechter uitkomen als het gaat om media-exposure. Terwijl je weet: de clubs krijgen uitbetaald op basis van die media-exposure. De beslissing dáárover neemt Berlusconi in feite zelf! Hij denkt: als ik de wedstrijd van AC Milan uitzend en niet die van Internazionale, dan verdient AC Milan meer. Zonder dat ze beter hoeven te voetballen.”

Over die lotingen: er gaan tal van geruchten dat die doorgestoken kaart zijn. Sommige balletjes, in de grote bokaal waarin gegrabbeld wordt, zouden verwarmd zijn. Is dat waar?

“Waarom zouden die geruchten bestaan, denk je? Ik was zelf bij de loting voor het WK in 1990 in Rome. Ik heb gewoon gezién dat Sophia Loren geschrokken haar hand uit de kom terugtrok toen ze een balletje eruit wilde vissen. Had ze haar vingers verbrand!” Van Wessem schiet in de lach. “Ach, trucjes bij de loting zijn al heel oud. Oké, tegenwoordig komen de naamplaatjes die getrokken worden goed in beeld. Maar ik blijf het opvallend vinden dat bij de grote toernooien het gastland altijd de gunstigste groep loot. Tijdens het laatste WK kwam gastland Duitsland bij Ecuador, Costa Rica en Polen in de poule terecht. Ik bedoel maar...”

Maar tijdens het laatste EK werd outsider Griekenland Europees kampioen; een enorme verrassing. De bal is kennelijk nog steeds rond.

“Ja, maar bij de nationale ploegen speelt iets heel anders. Het clubvoetbal is zo belangrijk geworden, dat de spelers het nationale team helemaal niet meer serieus nemen. Ze verdienen gewoon veel meer bij hun club en willen tijdens interlands vooral niet geblesseerd raken. Bij het laatste EK speelde het Nederlands elftal slecht: de lamlendigheid straalde ervan af. Dan kom je niet ver. Dus Griekenland kan inderdaad Europees kampioen worden. Maar Olympiakos Piraeus die de Champions League wint? Vergeet het maar. Ha, ik heb het al zo vaak gezien: op het moment dat kleine clubs gevaarlijk worden, lopen ze tegen de meest rare gele kaarten op.”

Als het over de scheidsrechters gaat, bedacht u de term ‘G14-fluiters’. Deugen de scheidsrechters dan ook al niet?

“Die term wordt nog steeds gebezigd door Jack van Gelder, dus ik ben er wel trots op, haha. Maar ik zeg niet dat de scheidsrechters niet deugen. Ik ga ervan uit dat ze te goeder trouw handelen. Maar er gebeuren rare dingen en die neem ik gewoon waar. Zo heb ik veel over het Italiaanse voetbal geschreven en ik zat bovenop de Moggi-affaire (Juventus-topman Luciano Moggi was de spil in het grote schandaal in de Italiaanse voetbalwereld dat vorig jaar ontdekt werd en waarbij scheidsrechters gemanipuleerd waren – red.). Het was natuurlijk heel opvallend dat de affaire pas explodeerde nadat Berlusconi de verkiezingen verloor en het kabinet Prodi aantrad. Pas toen gingen de kranten erover schrijven en durfden rechters telefoongesprekken openbaar te maken. In mijn boek beschrijf ik hoe de vice-voorzitter van AC Milan de UEFA-scheidsrechterscommissie opbelt en zegt: ‘Zeg luister eens, we moeten voor de halve finales tegen PSV even wat lekkere scheidsrechters hebben.’ Kreeg hij te horen: ‘Nou, dan geven we die en die.’ Dan zou ik denken: die twee arbiters zijn besmet! Maar sindsdien fluiten ze de ene na de andere wedstrijd. Nogmaals: ik beschuldig de scheidsrechters niet, maar ik weet wel dat ze een ton verdienen als ze acht of negen wedstrijden per jaar in de Champions League fluiten. Als je dat wilt blijven doen, moet je natuurlijk bij de grote clubs in een goed blaadje blijven.”

Bent u nooit vervolgd voor zulke uitspraken?

“Nee, al hebben veel mensen me wel gewaarschuwd. Maar ik verkoop geen onzin, ik lieg niet. Als ik dat wel zou doen, ja, dan kan ik wel een kort geding verwachten. Ik voel me ook geen klokkenluider. Ik vind alleen dat als je als journalist dingen waarneemt, dat je ze dan ook moet melden.

Maar kennelijk is er een machtsblok, dat zulke waarnemingen niet openbaar wil maken. Toen ‘Verdachte Voorzetten’ uitkwam, waren een heleboel media erin geïnteresseerd. Tv-programma’s stonden in de rij: Zembla, De wereld draait door, Pauw en Witteman, noem maar op. In voorgesprekken legde ik mijn bewijslast op tafel. Maar allemaal haakten ze op het laatste moment af. Ik dacht: jeetje...”

Alleen maar ‘jeetje...’?

“Nou ja, ik vond het laf. De motivatie van Pauw en Witteman was, dat ze zelf te weinig kennis van sport hadden. Een kul-argument. We hadden toch kunnen afspreken dat ik in de uitzending niet te gedetailleerd zou worden, zodat ook de leek het kon volgen? Maar ja, de NOS heeft veel belangen in die uitzendrechten van de Champions League. Misschien wilden ze de UEFA niet tegen zich in het harnas jagen. Ik weet het niet. Overigens schonk NOS-radio weer wel veel aandacht aan het boek.”

Bent u weleens beschuldigd van complotdenken?

“Weleens? Alleen maar, zul je bedoelen, haha. Vaak is het ook wel gekscherend bedoeld, hoor. Maar ik geef toe: ik ben van huis uit ook wel een beetje achterdochtig, ook naar dingen buiten de voetballerij. Kijk: als je rare zaken dingen tegenkomt, dan hoéft het geen corruptie te zijn, het hoéft geen complot te zijn. Maar het is wel heel vreemd als je zomaar over die rare dingen heenstapt alsof er niks aan de hand is.

Je moet het op z’n minst signaleren. Daar hebben journalisten een rol in en die rol heb ik op me genomen.

That’s it.” •


Jurriaan van Wessem (1960) is historicus en begon zijn journalistieke loopbaan met het schrijven over de sociaal-maatschappelijke achtergronden van het Italiaanse voetbal. Als correspondent schreef hij onder meer voor NRC, de Volkskrant, Gazzetta dello Sport, Elf en diverse GPD-bladen. Vanaf 1989 werkte hij onder meer als producing director en commentator voor Eurosport in Parijs, waarvoor hij programma’s als Eurogoals en World Cup Legends van de grond tilde. Tegenwoordig is hij actief als freelance sportjournalist.

Inhoud