Tribune 05/2007 :: Reportage - Circusdieren: Heibel in de tent

Tribune, mei 2007

Reportage

Circusdieren: Heibel in de tent

‘Wilde’ dieren moeten volgens dierenrechtenactivisten de tent uit. Ze horen niet in een circuspiste te worden gebruikt ter vermaak van mensen. Bovendien zouden circusmensen geweld tegen hun dieren niet schuwen. In de lokale en landelijke politiek gaan steeds vaker stemmen op om ‘wilde’ dieren in het circus te verbieden. De circuswereld is de kritiek spuugzat en is een tegenoffensief gestart.

Tekst Natasha Gerson en Marjo van Lijssel Foto’s Bart Muhl

Het is woensdag 11 april 2007, de dag waarop de circusbranche zich massaal keert tegen de ‘leugens’ die dierenactivisten verspreiden over dierenwelzijn in hun circussen. Regionale en landelijke journalisten zijn in groten getale in Breda aanwezig. Ze hebben zich verzameld rond de piste van Circus Herman Renz, waar ze worden toegesproken door alle circusdirecteuren die zijn aangesloten zijn bij VNCO, de Vereniging van Nederlandse Circusondernemers. Hun boodschap: dressuur is al decennialang diervriendelijk, gebaseerd op beloningsprincipes. Wie de nummers goed bekijkt, ziet dat ze aangepast zijn aan de natuurlijke aanleg van de dieren. Brandende hoepels en verklede aapjes, eindeloos te berde gebracht door de tegenstanders, zijn een rariteit geworden. Het gaat niet meer om onderwerping, maar om het tonen van de band. Het gegrauw, het slaan naar de zweep, allemaal show.

Precies andersom, stellen de actievoerders buiten de tent. Juist de zogenaamde spontane knuffelmomentjes zijn ver buiten het zicht van het publiek ingestudeerd, waarschijnlijk met flink gebruik van die zweep, of erger. Zie de video’s van de verschrikkingen op websites. Zie steeds dezelfde grijsgedraaide video’s van zeldzame buitenlandse excessen die ze al jaren uitventen, hoont het circus terug.

Op het circusterrein, vlak voor de leeuwenkooi, barst een felle discussie los tussen woordvoerder van de coalitie Wilde Dieren de Tent Uit, Jeroen van Kernebeek, en een circusbezoekster die zich opwerpt als fanatiek voorstander van dieren in het circus. Eén van de leeuwen ligt op de achtergrond, vanuit zijn kooi, het verbale gevecht te aanschouwen. Hij geeft zich echter al snel over aan de geneugten van het zonnetje, waarvan net een paar straaltjes op zijn snuit schijnen. Geeuwend, het felle debat over zijn toekomst negerend, dommelt hij langzaam in slaap. Hij is tenslotte wel wat gewend.

Zijn hele leven reist hij al door Europa. Boven de standaardgeur van elk circus – platgetrapt gras en popcorn, vinyl, diesel en paarden – snuift hij altijd weer andere geuren op die aan zijn trailer voorbijgaan. Van het civet in sjiek damesparfum tot de hormoonwasem van opgeschoten jeugd. Hoort hij geroep, hondengeblaf, muziek. Ziet hij flapperend tentzeil, het geschitter van gepailletteerde kostuums aan een waslijn. Maar hij blijft onwetend van de vragen die over hem worden gesteld. Is hij zielig? Is hij een wild dier?

“Ik een dierenbeul? Mijn hele leven draait om die tijgers!”

“Er zijn al veertig jaar geen wilde dieren meer in het circus,” stelt Mike Leegwater, woordvoerder van Circus Herman Renz. “Clubjes als Wilde Dieren De Tent Uit blijven ze ‘wild’ noemen om mensen het idee te geven dat er dieren uit het wild gehaald worden voor het circus. Onzin. Tachtig procent is eigen fok, de meeste stammen af van generaties circusdieren. De rest is overschot uit dierentuinen.” “Ik zou geen wilde dieren moeten,” zegt dompteur Tom Dieck sr., die altijd gewerkt heeft met leeuwen én tijgers. “Dieren die in het wild geboren worden, moeten in het wild blijven. Voor wat ik met ze doe, moet ik liefst vanaf de geboorte een band met ze opbouwen.”

Jeroen van Kernebeek, van Wilde Dieren De Tent Uit, zet daar tegenover: “Wij blijven het hebben over wilde dieren omdat ze dat toch heus zijn: wild als tegenovergestelde van gedomesticeerd. We noemen het niet zo om mensen op het verkeerde been te zetten, maar om ze ervan te doordringen dat het daar toch werkelijk om gaat. Geen dompteur zal ontkennen dat ze ook heus gevaarlijk blijven.” Inderdaad. Maar datzelfde argument gebruikt Job Lijfering, tijgerdompteur bij het Moskou Staatscircus, om juist het tegenovergestelde punt te maken. “Roofdieren blijven altijd roofdieren. Je moet dus wel een goede band met ze hebben, want ze vallen je gewoon aan of vreten je op als je slecht voor ze bent.”

Wild of niet wild, instincten zijn dus intact. Maar wat een in gevangenschap opgegroeid dier voor besef heeft van van zijn leven is nagenoeg onconstateerbaar. We kunnen de dieren niet vragen wat ze er van vinden. Wat wel kan, is observeren. Maar daar wringt de schoen: hoe interpreteer je wat je ziet? Dat is een kwestie van beleving. De circuswereld en het spectrum van dierenrechtenactivisten verwijten elkaar stelselmatig hetzelfde: wereldvreemdheid, onkunde, verborgen agenda’s en geheimen die het daglicht niet kunnen verdragen.

Emotioneel loopt het hoog op. Tom Dieck sr., bij Herman Renz: “Ik word heel verdrietig van de beschuldigingen van dierenactivisten. We zeggen altijd: als je het echt objectief wilt bekijken en er objectief over wilt praten dan moet je een aantal maanden met ons meereizen. Maar ze willen zich niet laten informeren. Het zijn fundamentalisten.”

Tijgerdompteur Job Lijfering: “Gevoelsmatig betekenen de tijgers alles voor me. Ik ben er niet op uit om hun karakter te breken. Ik hou juist van hun individualisme, hun wispelturigheid, hun explosiviteit. Daar moet je altijd mee dealen. Wij begrijpen elkaar, ik ben eigenlijk zelf een soort tijger. Je moet er van jongs af aan mee leren omgaan en elk dier kennen. Ik zal nooit op vakantie gaan, want ik kan en wil mijn dieren niet aan een ander overlaten. Het doet dus verschrikkelijk veel pijn dat ze me vertellen dat ik een dierenbeul ben. Mijn god, ik ben de grootste dierenliefhebber die er rondloopt! Mijn hele leven draait om die tijgers.”

“Circusdieren hebben recht op een beter leven”

Alex Romijn richtte twee jaar geleden Actiegroep Circusleed op: “Ik kom al van kleins af aan op voor dieren. Ik werd vegetariër toen ik tien was, tekende petities en was lid van organisaties. Zo rond mijn negentiende werd ik veganist, omdat ik inzag dat ik door mijn consumptie van zuivel en eieren nog veel bijdroeg aan dierenleed. Mijn hele leven, mijn baan, mijn bedrijf, mijn hobby’s staan inmiddels in het teken van opkomen voor mens, dier en natuur. Tot twee jaar geleden kende ik het circus slechts oppervlakkig, zoals de meeste mensen. Toen ging ik eens kijken bij Circus Herman Renz. De tijgers liepen constant op en neer. Ook zag ik hoe ze met een stok geprikt werden, en zo naar een ander deel van de kooi gedreven. Uren ben ik daar blijven staan, ik besefte dat ik er iets mee moest. Inmiddels heb ik me natuurlijk veel meer verdiept in het circus. We hebben veel geobserveerd. Ik ken zo ongeveer alle dierhouders die in Nederland rondreizen. Ik weet niet altijd hun naam, maar wel hoe ze met de dieren omgaan. De een wellicht wat beter dan de ander, als je daar gradaties in gaat maken, maar alle circusdieren hebben recht op een beter leven dan ze nu hebben.”

Tom Dieck: “Mijn vader was ook dompteur. Ik heb het overgenomen, mijn zoon neemt het nu weer van mij over. Ik vind het prachtig om met zulke dieren te mogen werken. Dat vind ik een verrijking van mijn leven, en voor het leven van die dieren ook. Ze zijn bezig, ze leren iets, ze worden er slimmer door. Ze worden heel los en lief. Dat kun je niet in woorden vatten, dat moet je eigenlijk gewoon meemaken. Je ziet gewoon hoe die dieren bloeien, hoe ze willen, hoe ze meegaan, hoe ze nadenken. In een uurtje zie je dat niet.”

Actievoerder Romijn: “Ik hoef niet langdurig met een circus mee te reizen om bij mijn mening te blijven dat alle dieren lijden in het circus. Als circussen bijvoorbeeld het gedrag van olifanten die ‘waven – stereotiep gedrag waarbij de dieren constant het lichaam heen en weer bewegen – verklaren als ‘dansen’ en zeggen dat de dieren er zin in hebben… Triest dat ze het op zo’n manier verklaren, terwijl zulk gedrag duidelijk aangeeft dat de dieren ergens last van hebben. Dat is ook door experts vastgesteld.”

Jeroen van Kernebeek: “In het circus wordt altijd enorm geschermd met de succesvolste dieren en hoe oud die wel niet worden. Maar wat gebeurt er met dieren die niet goed te trainen blijken, of die niet tegen het gesleep kunnen? Die verdwijnen in het niets.”

“Als ik in een dierenpark werk, word ik ineens anders bekeken”

Daan Gutierrez, lid van de Partij voor de Dieren, is naar eigen zeggen een wat minder extreme mening toebedeeld dan de meeste van zijn collega-dierenactivisten. Zo denkt hij dat het diercircus niet van vandaag op morgen verboden moet worden, want waar moeten die dieren dan blijven? Maar ook hij wil dat het ophoudt: via een uitsterfbeleid of een fokverbod. Een circusvoorstelling bezocht hij echter nooit. “In principe hoeft dat ook niet,” zegt hij, “lang voordat ik lid werd van de Partij voor de Dieren was ik al tegen uitbuiting en onderdrukking van welk levend wezen dan ook. Gevangenschap is naar mijn mening een vorm van onderdrukking.” Job Lijfering: “Nou, dan is een manegepaard ook onderdrukt. Echt goed contact met dieren heft de nadelen van gevangenschap op, kijk maar om je heen”.

Hoe wisselend ertegenaan gekeken wordt als je met dieren werkt, ondervindt trainer van pinguïns en zeeleeuwen Steven Pederson aan den lijve. Dit seizoen werken hij en zijn vrouw en dochter bij Circus Herman Renz, met twee zeeleeuwen: de 19 jaar oude Candy en de 6 jaar oude Scooby. Daarbuiten is hij ook actief in maritieme themaparken. “Als ik een seizoen in een van die parken werk, dan word ik totaal anders bekeken. Daar hebben we nog nooit een dierenbevrijder gezien! Wat ik daar wel zie, zijn goed opgeleide en vooral goedgebekte trainers die met zeeleeuwen werken. Wat ze doen, qua training en show, verschilt eigenlijk nauwelijks van de manier waarop wij dat in een circus doen. Het meeste is actie-reactie met kinderen in het publiek. Wij lullen misschien wat minder, maar we doen des te meer. Zij hebben niet de expertise die ik heb om op terug te vallen omdat ik ermee opgegroeid ben, net als mijn vader en mijn grootvader. Als ik in zo’n park werk, krijg ik van die trainers heel wat vragen over hun zeeleeuwen. Maar als ik aan het eind van het contract klaar ben en ik schroef de circusbordjes weer op de trailers, dan verander ik exact op dat moment kennelijk weer van een gerespecteerde zoölogische professional in een of andere zwervende dierenbeul.”

Handig lobbywerk en gekissebis

Het is wonderlijk dat ons overgereguleerde landje nauwelijks wetgeving ten aanzien van circusdieren heeft, in tegenstelling tot de ons omringende landen. Dat heeft een aanzuigende werking op circussen die in bijvoorbeeld Duitsland of zelfs het Oostblok niet meer worden toegelaten, met alle gevolgen van dien. Gemeenten zijn slordig in hun vergunningsverstrekking. Vaak weten ze nauwelijks aan wat voor circus ze een vergunning geven en is het een kwestie van wie zich het eerst aandient. Zowel de landelijke politiek als de Nederlandse circussen is dat een doorn in het oog.

De Vereniging van Nederlandse Circusondernemers (VNCO) kreeg eind 2004 subsidie van het ministerie van LNV, in het kader van ‘zelfregulerende activiteiten’, om richtlijnen te ontwikkelen. Het resultaat, het rapport Welzijn Circusdieren, werd een jaar geleden gepresenteerd aan de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA). Op 6 maart jongstleden kwam het antwoord. De RDA kon er allemaal niet veel mee. Allereerst stelde de Raad nadrukkelijk zich aan de discussie over wenselijkheid van dieren in het circus te willen onttrekken. De bedoeling was dat er een werkbaar model zou komen, waar zowel gemeenten en exploitanten als controlerende instanties mee uit de voeten kunnen. Daar voldeden de richtlijnen van de VNCO nog lang niet aan, aldus de Raad, een en ander moest gezien worden als een eerste aanzet. De gevolgen waren tekenend. De VNCO concludeerde kwaad dat er blijkbaar niemand ter zake kundig genoeg is om tot een goed oordeel te komen en hekelde de geheime samenstelling van de commissie en de snelheid waarmee Wilde Dieren De Tent Uit haar reactie in een persbericht had rondgestuurd, mét de RDA-brief, nog voordat de NVCO die had ontvangen – als geadresseerde en de facto opdrachtgever nota bene. Een pijnlijk lek.

Ondertussen schreef SP-Kamerlid Krista van Velzen op haar weblog: ‘De Raad voor Dierenaangelegenheden, een adviesraad voor de regering, heeft de regels bekeken en komt tot een voor de hand liggende conclusie, namelijk dat het verantwoord houden en exploiteren van wilde dieren in het circus niet mogelijk is.’ “Nee, dat klopt niet,” zegt Jeroen van Kernebeek. “Dat heeft de Raad niet geconcludeerd, maar wij.” SP-fractiemedewerker Nicole van Gemert geeft desgevraagd toe dat ze zich, in haar haast om kamervragen te stellen, misschien een beetje te veel heeft laten leiden door het handige lobbywerk van de actiegroep. En zo verzandt voor het brede publiek het hele verhaal weer in gekissebis en politiek vliegen afvangen. Zonder dat er een dier iets mee opschiet.

“Er is vast een grotere markt voor circussen zonder dieren”

Maar hoe zit het nu? Een van de voornaamste kritiekpunten van de RDA op de VNCO-richtlijnen is dat er te weinig gebruik gemaakt is van wetenschappelijke literatuur. De Raad stelt voor om de standaardwerken over dieren in dierentuinen te raadplegen. Voor dierhouders in het circus grenst die aanbeveling aan een belediging. Want in hun beleving zijn dierentuindieren niets gewend, gedwongen tot langdurige werkloosheid, en in hun ledige leventje totaal vervreemd van de relatie tussen activiteit en overleving. Hun dieren daarentegen zijn werkende dieren, profi’s, die nog snappen dat ze iets moeten doen voor de kost!

Steven Pedersen: “Er wordt door de welzijnslobby bijvoorbeeld gesteld dat zeeleeuwen nauwelijks bereisbaar zijn. Dat is dan gebaseerd op ervaringen van dierentuinen. Nou, het klopt vast dat het enorme stress oplevert als hun zeeleeuwen een keer verplaatst moeten worden. Die moeten in kratten getransporteerd worden, onder verdoving of zo. Maar de mijne, in het circus geboren, hebben alleen iets van: ‘Oh, wordt de stop uit het bad getrokken? Doet u ons even de proviand voor onderweg, ja bedankt, let’s roll!’ Ik zou echt gráág willen dat experts, een inspecteur, een dierenarts, een afstuderende, whatever, zouden komen bestuderen waarin onze dieren verschillen van andere dieren, en waarin ze hetzelfde zijn. Daar zou ik echt heel erg geïnteresseerd in zijn, volgens mij is het ook buiten de hele controverse boeiend.” Tom Dieck vertelt en passant dat onder circusleeuwen normaal gesproken een vrouwtje de ‘alfa’ van de roedel is, in plaats van het grootste mannetje, zoals in het wild. Emancipatie dus. Waar, net als in de mensenwereld, buiten de natuur het belang van fysieke omvang het aflegt tegen slimheid en sociale vaardigheid in het systeem van werk-en-beloning, krijgen de dames de overhand. Pedersen: “Laat er dus maar iemand komen met een laptopje, die onze dieren vierentwintig uur per dag gaat volgen in alles wat ze doen.”

Je kunt je afvragen waarom de VNCO, of haar Europese evenknie de ECA, zoiets niet zelf entameert in plaats van de slachtofferrol aan te nemen. De VNCO heeft budget gekregen van het Ministerie van LNV om tot haar richtlijnen te komen, maar een valide kritiekpunt is dat in hun commissie geen enkele wetenschapper of zelfs maar onafhankelijke beschouwer zat. De Raad krijgt in een ander punt van kritiek bijval van Steven Pedersen, namelijk dat er eigenlijk niet uitgegaan moet worden van circussen als geheel maar van de individuele dierhouders, als zelfstandig ondernemers: “Ja, dat klopt. Het circus bestaat eigenlijk niet. Het is een naam, een directie en een tent, meer niet. De artiesten wisselen. De dierhouder zelf is verantwoordelijk voor het welzijn, dus zo moet het ook bekeken worden.”

“Maar dat betekent dan wel dat het controlesysteem in orde moet zijn,” oppert Tom Dieck sr. “We hebben laatst controle gehad in Etten-Leur. Die meneer wist amper het verschil tussen een leeuw en een tijger. Nou, zo’n man hoeft mij dus echt niet te controleren. Dat moet een deskundige zijn, die weet waar hij het over heeft.”

Verder blijft het de vraag in hoeverre het opstellen van richtlijnen zin heeft, als de dierenactivisten er zulke resolute uitgangspunten op na houden dat het eigenlijk niet echt om het welzijn gaat, maar om het principe op zich. Het is logisch dat het bij circussen contraproductieve ergernis wekt, als degenen die het minst van circussen weten het hoogste woord hebben. Mensen die, zoals Gutierrez, zelfs nooit een voorstelling hebben gezien maar wel zeker menen te weten “dat er vast een grotere markt is voor circussen zonder dieren”. Hoewel de praktijk toch (helaas?) keer op keer het tegendeel bewijst. Het grote voorbeeld, Cirque du Soleil, kan ondanks de fenomenale entreeprijzen nog steeds niet zonder cultuursubsidie draaien – en wil zelf trouwens niet als voorbeeld tegenover diercircussen geplaatst worden. Gutierrez stelt dat circussen “de menselijke acrobatiek dan maar wat spectaculairder moeten maken”. Maar wie wél de nummers van bijvoorbeeld luchtacrobaat Pedro Carillo dit seizoen bij Herman Renz heeft gezien, door een Amerikaanse recensent al beschreven als ‘bijna bovenmenselijk’, weet dat nóg spectaculairder eenvoudigweg niet bestaat.

“Bent u een hondentrainer?”

Feit blijft dat er tot op heden nog steeds geen échte discussie heeft plaatsgevonden, ondanks alle ophef. De meningen van de dierenwelzijnslobby en de circusbranche liggen zo ver uiteen dat het alleen maar bij over en weer modder gooien lijkt te blijven. Zelfs binnen de SP lopen de meningen sterk uiteen, zowel op landelijk als regionaal niveau. Wat heet, in de huiskamer van gezin Marijnissen wordt ook gedebatteerd over dit onderwerp. “Hou toch op over die onzin dat wilde dieren de tent uit moeten”, zegt Jan Marijnissen stellig. “Ik ben vóór het circus, mét dieren. Uit respect voor traditionele cultuur, historie.” “Maar zijn dieren in een circus nog wel van deze tijd?” vraagt zijn dochter Lilian zich af. Met pijn in haar hart keurde zij als raadslid van de gemeente Oss onlangs een motie van GroenLinks af, waarin gepleit werd voor een lokaal verbod op circussen met wilde dieren. “De meerderheid van de SP-fractie in Oss was tegen een verbod, slechts een kleine minderheid was voor,” aldus Lilian. “Wel hebben we duidelijk aangegeven dat er regelgeving moet komen op landelijk niveau.”

Toen Circus Herman Renz zijn tent in Oss opsloeg, was Lilian wel bereid om een circusvoorstelling te bezoeken. Daarnaast nam ze nog eens uitgebreid de tijd om met dompteur Tom Dieck van gedachten te wisselen over trainingsmethodes en het welzijn van zijn dieren. “Dat zouden politici eens wat meer moeten doen,” zegt Mike Leegwater. “Ons terrein is open, iedereen mag altijd komen kijken.” Waarvan acte. Langs de woonwagen van Tom Dieck laat een buurtbewoner zijn drukke hond uit, of eigenlijk lijkt het andersom. Terwijl de bezoeker zijn hond voorovergebogen vermanend toespreekt zegt Tom Dieck, die het tafereel ironisch heeft aanschouwd: “Meneer, mag ik u een tip geven? Blijf rechtop staan als u tegen uw hond praat. Anders snapt hij niet dat u iets van hem wil.” “Bent u een hondentrainer?” vraagt de bezoeker. “Mwah, soortement van,” zegt Europa’s beroemdste dompteur vaag. Pas als hij terugloopt naar de roofdierkooi valt bij de man het kwartje. Vlak voor zijn hond hem verdersleurt.

Inhoud