publicatie

Spanning, februari 2007 :: De provincie moet weer saai en nuttig worden

Spanning, februari 2007

De provincie moet weer saai en nuttig worden

Bevrijd de provincies van de managers

In ‘Het opgeblazen bestuur’ schetst bestuurskundige Klaartje Peters een onthutsend beeld van het provinciale bestuur. De provincies eisen steeds meer bevoegdheden en geld op, voeren een oncontroleerbaar hapsnapbeleid en lopen daarbij ook nog het Rijk en de gemeenten voor de voeten. SP-Tweede Kamerlid Ronald van Raak concludeert dat de schreeuwerige beleids-adviseurs uit de provincies moeten verdwijnen en vervangen moeten worden door bescheiden bestuurders.

Tekst: Ronald van Raak

De bestuurlijke structuur van de Randstad moet worden versterkt, ‘wil men serieus werk maken van (…) een Kennisboulevard van de Magic Mile in Amsterdam Zuid tot de Maasboulevard in Rotterdam Oost, met Leiden, Den Haag en Delft in de as van de Nanotechnologische, Life Science en Kenniseconomische ontwikkeling gekoppeld aan een hoogwaardige infrastructuur van onderling verbonden Culturele Topinstellingen, die de infrastructurele allure van Capital Cities als Amsterdam, Rotterdam en Den Haag op internationaal regionaal niveau onderling kracht bij zetten.’ Deze onnavolgbare tekst is niet afkomstig uit een gelikte folder van het bedrijfsleven, maar uit het boek ‘Theorie van de provincie’ (2005). Het is geschreven door de bestuurskundige Theo Toonen, in opdracht van Interprovinciaal Overleg (IPO), de belangenvereniging van de provincies.

Klaartje Peters citeert deze woorden in ‘Het opgeblazen bestuur’, waarin zij een onthutsend beeld schetst van de provincies. Dit citaat laat zien hoe het provinciale bestuur in de greep is geraakt van de managementtaal. Bestuurskundige Peters noemt dit voorbeeld ook om te laten zien hoe de provincies steeds op zoek zijn naar een rechtvaardiging voor hun bestaan en zich daarbij verliezen in grootheidswaan. Aanleiding voor dit boek zijn de ervaringen die zijzelf opdeed als provinciaal beleidsadviseur. Aanvankelijk had Peters hetzelfde beeld als de meeste mensen van de provincie als een saaie, maar nuttige bestuurslaag. De werkelijkheid in de provinciehuizen blijkt echter anders: hier regeren managers, die voortdurend op zoek zijn naar meer bevoegdheden en geld: ‘Behalve dat het de bestuurlijke partners ergert, kost het handenvol geld, leidt het tot verwaarlozing van het klassieke takenpakket van de provincies en staat het daadkrachtig bestuur en het oplossen van problemen zelfs in de weg.’

Van een opgeblazen provincie…

De provincies zijn de oudste bestuurslaag van Nederland; het graafschap Holland en de hertogdommen Brabant en Gelre bestonden al lang voordat in 1579 de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ontstond. Tot het einde van de Republiek in 1795 hadden de provincies een grote mate van autonomie. Sindsdien hebben de provincies veel invloed verloren. Provincies hebben een beperkt takenpakket gekregen. Ze zijn onder meer verantwoordelijk voor het financiële toezicht op de gemeenten, het toetsen van de gemeentelijke bestemmingsplannen en de organisatie van het provinciale openbaar vervoer. Voor deze zaken blijken de burgers echter niet warm te lopen. Sinds de jaren negentig bemoeien de provincies zich daarom met steeds meer onderwerpen die wél populair zouden zijn onder de bevolking, zoals armoedebeleid, scholingsprojecten en jeugdbeleid. Veel geholpen heeft het echter niet. Vandaag de dag weten maar weinig mensen wat het provinciale bestuur precies doet. Steeds minder mensen zijn ook bereid om voor de Provinciale Staten te stemmen: in 1987 was dat 66 procent, in 2003 slechts 47,5 procent. Steeds vaker klinkt de roep om de provincies te hervormen.

Provinciaal beleid begint vaak met zogenoemde ‘regiovisies’, waarin wordt aangetoond dat problemen regionaal moeten worden aangepakt, en eindigt met het opzetten van projecten. Dat gekozen wordt voor losse projecten komt vooral omdat provincies zich bezighouden met onderwerpen waarvoor eigenlijk anderen verantwoordelijk zijn. De effecten van deze projecten zijn vervolgens moeilijk te meten. Evaluaties blijven vaak voor ‘intern gebruik’, omdat bestuurders bang zijn dat Statenleden de gegevens gebruiken om zich meer met het beleid te bemoeien. Peters laat zien dat deze imagoprojecten niet alleen duur en oncontroleerbaar zijn, maar ook leiden tot verwaarlozing van de traditionele taken van de provincies. Onder het mom van ‘modernisering’ en ‘horizontalisering’ wordt bijvoorbeeld minder financieel toezicht gehouden op de gemeenten. Steeds minder werk wordt ook gemaakt van de provinciale verantwoordelijkheid om gemeentelijke bouwplannen te toetsen aan de streekplannen, wat leidt tot verrommeling van het platteland.

…naar een bescheiden provincie

Klaartje Peters, die actief was in D66, heeft een uitgesproken mening over hoe het verder moet met de provincies. Dat het provinciale bestuur zich zover kon opblazen heeft volgens haar vooral te maken met de verkiezing van de provincies. De provinciale bestuurders zijn niet populair, maar moeten wél het vertrouwen zien te winnen van de bevolking. Dit zou ertoe leiden dat zij voortdurend de drang voelen zich tegenover die kiezers te bewijzen. Als de druk van de verkiezingen wegvalt, zouden provinciale bestuurders zich wat nuchterder opstellen en zou gesnoeid kunnen worden in de vele projecten en subsidies. Het is echter de vraag of het managementdenken in de provincies zoveel te maken heeft met angst voor de kiezers. Afschaffing van de Provinciale Staten leidt er bovendien toe dat nóg minder controle mogelijk is. Slecht bestuur bestrijd je niet door minder, maar juist door meer democratie.

Provincies moeten weer gaan voldoen aan het beeld dat de meeste mensen hebben, van een saai, maar nuttig bestuur. ‘Het opgeblazen bestuur’ laat zien dat niet de provinciale structuren het probleem zijn, maar de grootheidswaan van provinciale bestuurders. De provinciehuizen lijken in de ban van schreeuwerige beleidsadviseurs, die voortdurend op zoek zijn naar nieuwe en grotere projecten. De provincies hebben echter behoefte aan bescheiden bestuurders, die de hand op de knip houden. Provinciale bestuurders moeten succesvol beleid van gemeenten ondersteunen, zonder hen voor de voeten te lopen. Statenleden moeten de huidige uitwassen aan de kaak stellen. In aanloop naar de verkiezingen van 7 maart moeten wij de kiezers uitleggen dat daarbij een mooie taak is weggelegd voor de SP.

Klaartje Peters - Het opgeblazen bestuur. Een kritische kijk op de provincie. ISBN 97 8908 5064 008 / 14,95 euro

Wat doen de provincies?

De provincies hebben veel taken. De meest bekende zijn:

Bestuur

Initiëren van gemeentelijke herindelingen.

Cultuur

Financieren van regionale omroepen en

ondersteuning openbare bibliotheken.

Economie

Stimuleren regionale economie, arbeidsparticipatie, toerisme en promotie van de provincie in het

buitenland.

Financiën

Toezicht op de gemeentelijke financiën.

Landelijk gebied

Investeringsbudget Landelijk Gebied (verdelen van geld voor natuur, landschap, recreatie, milieu, water, etc.).

Milieu

Vergunningverlening grote bedrijven, energiebeleid, luchtkwaliteit, geluidshinder. Provincies hebben vaak aandelen in energiebedrijven.

Natuur en landschap

Uitvoering Ecologische Hoofdstructuur en financiering provinciale landschappen.

Onderwijs

Scholen voor voortgezet onderwijs spreiden en stimuleren van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt.

Sociaal

Hoofdverantwoordelijke jeugdzorg, ondersteunen gemeentelijke uitvoering Wmo, ondersteunen regionale patiënten- en consumentenplatforms, stimuleren armoedebeleid, vrijwilligersbeleid, sport, integratie, zorgbeleid, etc.

Stedenbeleid

Provinciaal (grote)stedenbeleid.

Vervoer

Onderhoud provinciale wegen, aanbesteding regionaal openbaar vervoer, regionaal verkeersveiligheidsbeleid, aanleg fietspaden en fietsvoorzieningen.

Water

Opstellen waterbeleidsplan, toezicht op de waterschappen, muskusrattenbestrijding. Provincies hebben vaak aandelen in drinkwaterbedrijven.

Het Interprovinciaal Overleg

Het Interprovinciaal Overleg (IPO) bestaat sinds 1986 en is de belangenbehartiger van de provincies in Den Haag. De vereniging heeft ongeveer zeventig medewerkers, waaronder zo’n veertig beleidsadviseurs. In 2005 gaf het IPO bijna 12 miljoen euro uit, voor het overgrote deel betaald door de provincies. Het IPO probeert invloed uit te oefenen op beleidsnota’s en nieuwe wetgeving die te maken hebben met de taken en bevoegdheden van de provincies. Dat gebeurt door formele overleggen, door informele lobby, maar ook door in de media commentaar te geven op nieuwe plannen.

De Randstadprovincie: nog meer grootheidswaan?

“Snoeien in het aantal provincies, zonder te kijken wat het werkelijke probleem is en dáár wat aan te doen, is als bij huwelijksproblemen besluiten eerst maar eens het huis te verbouwen.” Dit was het commentaar van bestuurskundige Frank Hendriks, in de Staatscourant van 6 februari 2007, op het voorstel voor een Randstadautoriteit. Hierin zouden de provincies Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en een deel van Flevoland moeten worden samengevoegd.

Dit voorstel werd gedaan door een commissie onder leiding van oud-PvdA-premier Wim Kok. Leden van deze commissie waren onder meer Morris Tabaksblat, oud-bestuursvoorzitter van Unilever, Paul Nouwen, oud-hoofddirecteur van de ANWB, Gerlach Cerfontaine, bestuursvoorzitter van Schiphol, Marjan Oudeman, voorzitter van de directie van Corus en Hans Zwart, oud-bestuursvoorzitter van Randstad.

De commissie stelt dat het economische belang van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht vraagt om één bestuur, dat het initiatief moet nemen in de bouw van bedrijventerreinen, de aanleg van wegen en de ontwikkeling van Schiphol en de Rotterdamse haven. Dit zijn echter zaken van nationaal belang, die niet door een nieuwe superprovincie, maar door de nationale overheid moeten worden bekeken. De SP ziet meer in schaalverkleining. In Noord- en Zuid-Holland en Utrecht zouden de huidige provincies vervangen kunnen worden door een aantal provinciale regio’s, bijvoorbeeld rondom de grote steden. Daarmee worden de huidige (niet-gekozen) bestuurlijke regio’s, waarin gemeenten samenwerken, overbodig. De grote provincies kunnen eveneens worden opgedeeld in kleinere regio’s, op voorwaarde dat daarvoor steun is van de bevolking. Voor kleinere provincies is dat niet nodig.

Inhoud