publicatie

Spanning, juli/augustus 2005 :: Van Bommel: Over tien jaar bemoeit Europa zich veel minder met onze wetten en regels

Spanning • juli/augustus 2005

Terug- en vooruitblikken met Harry van Bommel

‘Over tien jaar bemoeit Europa zich veel minder met onze wetten en regels’

In de referendumcampagne groeide hij uit tot hét Europese gezicht van de SP en meteen na de NEE-overwinning zette hij de toon met een voorstel voor een brede maatschappelijke discussie over de toekomst van Europa. Harry van Bommel over Turkije, Europese solidariteit en de EU van de toekomst.

Dat NEE ging winnen op 1 juni hing al in de lucht. Maar de hoge opkomst en de omvang van de overwinning waren wel héél opmerkelijk. Hoe verklaar jij die zaken?

Tekst: Peter Verschuren

‘Mijn conclusie uit de uitslag op 1 juni is dat de Nederlanders door een aantal zaken massaal vervreemd zijn van de Europese Unie. Dat zijn ze omdat de uitbreiding te snel is gegaan, met tien nieuwe lidstaten in één keer; omdat Europa zich met te veel zaken bemoeit; omdat Europa te duur is: we betalen te veel en er zit nog oud zeer vanwege de euro; en omdat Europa te ver van Nederland af staat. Ze doen maar wat in Brussel, is een veelgehoorde mening.

Die vier ‘omdats’ zijn allemaal aspecten van een Europese superstaat, en daar hebben veel Nederlanders een unheimisch gevoel bij. Bij het referendum was het zoiets van al die jaren is ons niets gevraagd. Nu hebben we eindelijk wél iets te vertellen, en dat zullen we doen ook.’

Het referendum als uitlaatklep?

‘Ik zie dat niet als een uitlaatklep, want dat suggereert iets van frustratie. En dat was het niet. Het was het manifest worden van het ontbreken van draagvlak voor de ontwikkeling van de EU.

Nederland was één van de founding fathers van de EU, we liggen midden in het EU-gebied en onze regeringen hebben altijd voorop gelopen als het om Europa ging. Maar blijkbaar zonder instemming van de bevolking. De veronderstelling dat de mensen het wel goed vinden, is een misvatting gebleken. Balkenende noemde de uitslag van het referendum een koude douche, en daarin heeft ie’ wel gelijk. Het is even schrikken, maar je bent wel meteen goed wakker.’

Is dat inderdaad het effect? Is de regering echt wakker geworden uit haar Europese droom?

‘Staatsecretaris Nicolaï van Europese Zaken analyseerde dat Europa voor de mensen blijkbaar te snel, te bemoeizuchtig, te duur en te ver is. Die visie delen wij. Europa moet bescheidener zijn in zijn ambities. Dat vinden wij en dat heeft Nicolaï ook erkend.’

Wat betekent dat ‘bescheidener zijn’ concreet?

‘Dat betekent dat we het moeten gaan hebben over de vraag welke taken die Europa overgenomen heeft, weer gerenationaliseerd moeten worden, weer terug moeten naar nationaal niveau. Ik denk dan in de eerste plaats aan de landbouwsubsidies en de structuurfondsen. De landbouwsubsidies maken nu veertig procent uit van de Europese begroting en ze zijn onhoudbaar als we de ontwikkelingslanden een eerlijke kans op ontwikkeling willen geven. De structuurfondsen hevelen nu geld over van de rijke landen naar de zogenaamd arme regio’s in andere rijke landen. Europa betaalt nu voor de aanleg van fietspaden in Drenthe, voor een geveltuinwedstrijd in Amsterdam en voor het opknappen van de Vereeniging in Nijmegen – om een paar voorbeelden te noemen. Dat is onzinnig. Natuurlijk, lokale of provinciale bestuurders die een greep doen in de Europese pot, hebben groot gelijk. Maar dat dit kán, toont de waanzin van het stelsel. Dit soort zaken moeten landen, regio’s en gemeenten gewoon zelf regelen. Daarvoor hebben we toch geen EU nodig?’

Maar waar blijft dan de solidariteit? Voor Nederland kan het uit de landbouwsubsidies en de structuur fondsgelden inruilen tegen de afdracht aan Brussel. Maar hoe zit dat in bijvoorbeeld Polen? Dat land heeft het structuurfondsgeld hard nodig voor zijn ontwikkeling. En wat blijft er over van het platteland als de boeren weggesaneerd worden?

‘De reconstructie van het platteland is een enorme operatie. Maar wel één die het beste nationaal geregeld kan worden. En ik zeg niet dat we de structuurfondsen moeten afschaffen. We moeten ze verregaand beperken en ze omvormen, zodat het geld naar arme regio’s in arme landen gaat. Want natuurlijk is het uit solidariteit en voor de ontwikkeling van héél Europa belangrijk dat we in de arme landen een ontwikkeling op gang brengen om hun welvaart naar het Europees gemiddelde te brengen. Ik ben niet van de stroming Balkenende die concludeert dat de mensen NEE gestemd hebben omdat Nederland te veel bijdraagt aan de EU en dat onze bijdrage dus koste wat kost omlaag moet. Mijn verhaal is: ga landelijk regelen wat landelijk veel beter geregeld kan worden, en kijk dan wat er dan nog nodig is om armere lidstaten vooruit te helpen.’

In de Kamer is een motie van jou aangenomen om een brede maatschappelijke discussie te gaan voeren over de gewenste toekomst van de EU. Kan dat wat worden? Of gaat het net zo als met de brede maatschappelijke discussie over kernenergie, waarvan de regering de uitkomst in de prullenbak gooide?

‘Ik zou niet weten waarom het niet zou lukken. Voorafgaand aan de toetreding van Nederland tot de Europese Monetaire Unie is er bijvoorbeeld een groot en levendig debat geweest in de RAI in Amsterdam. Waarom zou dat nu niet kunnen? En bovendien: we moeten wel. Het alternatief is dat de politiek wéér over Europa gaat besluiten over de hoofden van de mensen heen. En de Tweede Kamer zou wel gek zijn, als ze eerst zegt we gaan in debat en nemen dat serieus, en vervolgens zegt we doen er niets mee. Dat is voor mij een onvoorstelbare gang van zaken, een politiek onbegaanbare weg.’

Oké, de discussie komt er en de uitkomst is dat heel veel mensen zeggen ‘het islamitische Turkije mag niet bij de EU’. Wat dan?

‘Het debat moet primair gaan over de EU zoals die is. We moeten het vooral hebben over taken en bemoeienis van Brussel: hoe ver moeten die gaan? En het debat moet minder gaan over de vraag wie moeten erbij. Al ligt daar natuurlijk wel een relatie tussen: elk land dat erbij komt, krijgt invloed. Verder moet je wel beseffen dat als Turkije over vijftien of twintig, of misschien wel dertig jaar klaar is voor toetreding, dat er dan niet alleen een ander Turkije is, maar ook heel andere Europese Unie is, met veel minder bevoegdheden dan nu. De vraag over toetreding van Turkije is daarom nu niet fair, niet reëel.’

Dat kun jij vinden, maar wat als de mensen er in de brede maatschappelijke discussie daar anders over denken?

‘O, ik ga de discussie niet uit de weg. Ik zal uitleggen wat ik net verteld heb, en ik zal duidelijk maken dat ik vind dat we Turkije strikt de maat moeten nemen als het gaat om de vraag of ze aan de eisen voldoen die we stellen aan nieuwe EU-leden.’

Er is al overleg geweest over de vorm van die brede maatschappelijke discussie. Hoe gaat het nu verder?

‘Er is inderdaad overleg geweest, en daaruit blijkt dat de regering en de Kamer niet op één lijn zitten. In de aangenomen motie Van Bommel, die overigens mede door Verhagen van het CDA is ondertekend, wordt gesproken van betrokkenheid van de regering én van de Kamer. De regering wil de discussie echter naar zich toetrekken, en stelt voor dat een curatorium, zeg maar een commissie, de leiding krijgt over de discussie. Daar voel ik niets voor, want dat betekent dat dat curatorium ook verantwoordelijk wordt voor het formuleren van de uitkomsten van het debat. Het presidium van de Kamer heeft andere voorstellen gepresenteerd, die wel recht doen aan de rol van de Kamer. Ik verwacht dat de knoop snel na het reces doorgehakt wordt, en dat de discussie in het najaar zal beginnen.’

In campagne riep Wouter Bos ineens dat de EU-opstelling van de SP betekent dat nauwere samenwerking tussen PvdA en SP uitgesloten is. Hoe zit dat nu?

‘Bos was boos, vooral op de toon van de campagne. Wij hebben die toon níet aangepast, en vervolgens werd Bos door de uitkomst van het referendum geconfronteerd met een meerderheid in zijn eigen achterban die het SP-standpunt onderschrijft. Bos wás boos, en hij raakte in verwarring. In het debat over de uitslag van het referendum is híj vervolgens van toon veranderd. De PvdA is met de eigen achterban in debat gegaan over Europa en de partij heeft haar koers veranderd, is opgeschoven in onze richting Al met al zie ik het referendum niet als belemmering, maar juist als stimulans voor linkse samenwerking.’

Wat voor Europese Unie hebben we over pakweg tien jaar?

‘Over tien jaar is er een Europa dat zich minder ingrijpend met allerlei wetten en regelingen bemoeit dan nu gebeurt.’

Is dat ook een socialer Europa?

‘In ieder geval zal dat Europa van de toekomst ons in veel mindere mate neoliberaal beleid dwingend kunnen opleggen. De koers van de EU wordt nu sterk bepaald door de Lissabon-agenda, het streven om in 2010 de meest concurrerende economie van de wereld te hebben. Dat is illusiepolitiek en leidt tot asociaal wanbeleid. Het Europa van de komende jaren ontkomt er niet aan die agenda los te laten. Maar laten we niet te veel naar Europa kijken: sociaal beleid wordt op nationaal niveau afgedwongen. We moeten het neoliberalisme in eigen huis aanvechten. Keihard de regering aanpakken. De meeste neoliberale veranderingen komen van de regering zelf en hebben niets met Europa te maken. Kijk naar de Zorgverzekeringswet, of de WAO-afbraak.’

Wat wel van Europa komt, is het beschermen van de onbeperkte concurrentie. Neem bijvoorbeeld de nieuwe zorgverzekeringswet, waarin regels zijn opgenomen om de scherpe kantjes van de marktwerking af te halen. Het is maar zeer de vraag of die overeind blijven als buitenlandse verzekeraars ze aanvechten. Voor een sociaal Nederland zullen we een forse stap terug moeten met die concurrentiebepalingen. Maar is dat ook reëel?

‘Ik heb geen glazen bol. Ik weet wel dat die concurrentiebepalingen enorme gevolgen hebben. Hun invloed grijpt als een infectieziekte om zich heen. Ze krijgt steeds meer greep op de publieke sector, waardoor de publieke organen hun taken niet langer naar behoren kunnen uitvoeren. Of we ze kunnen veranderen, zal afhangen van de druk van de bevolking in Nederland en in andere landen op de regering om in Brussel andere regels te eisen. De nationale politiek zal de komende jaren van veel groter belang zijn. Dan zal blijken of Nederland aanvaardt dat onder Europese spelregels zorg, onderwijs en wonen tot marktwerking gedwongen worden en verziekt raken.

De ontwikkeling van de EU werd wel gezien als fietsen: je moet doorrijden, anders val je om. Ik geloof daar niet in. Er is altijd een weg terug. Het vereist wel veel politieke moed om hem te bewandelen.’