publicatie

Spanning, juli-augustus 2005 :: Democratisering in Oost-Europa: een lange route met veel dwaalwegen

Spanning • juli/augustus 2005

Democratisering in Oost-Europa:

Een lange route met veel dwaalwegen

Op het eerste gezicht is het een successtory zonder weerga: het democratiseringsproces in het voormalig Oostblok dat bezegeld werd met de recente toetreding van acht voormalig communistische landen tot de EU. Op basis van een nadere beschouwing geeft Arjen Vliegenthart echter een genuanceerder beeld. Niet overal is de democratisering geslaagd – en wel overal is de kloof tussen rijk en arm gegroeid.

Tekst: Arjan Vliegenthart

Waar het van boven opgelegde democratische bestel in Irak en Afghanistan nauwelijks voet aan de grond krijgt, is Oost-Europa voor velen het schoolvoorbeeld van hoe het wel moet. Democratie van onderop doordat mensen zelf in actie komen tegen de zittende regeerders, vrije verkiezingen waarin meerdere partijen strijden om de politieke macht, en vrijheid van meningsuiting.

Het democratiseringsproces in Oost-Europa is in veel opzichten inderdaad een opmerkelijk succes. Toch zijn er wel degelijk kritische kanttekeningen te plaatsen bij te veel ‘hosanna’. Lang niet overal is het democratiseringsproces geslaagd en in alle landen in het voormalig Oostblok is de kloof tussen rijk en arm toegenomen. In dit artikel zal het democratiseringproces in Oost-Europa nader onder de loep genomen worden, waarbij we ons ook de vraag stellen hoe er vanuit Nederland en West-Europa bijgedragen kan worden aan een duurzame democratisering in dit deel van de wereld.

Glasnost, het begin van het democratiseringsproces

Voor velen begint het succesverhaal van Oost-Europa met de val van de Berlijnse muur in 1989. Na wekenlange protesten van Oost-Duitsers was het communistische regime niet langer in staat weerstand te bieden aan de eisen van de demonstranten: de muur viel en de weg naar hereniging van Duitsland werd definitief geopend. In tal van andere landen putten mensen moed uit deze gebeurtenissen en gingen ze ook de straat op. Het resultaat was indrukwekkend. In een paar maanden viel het ene na het andere communistische regime en greep de democratische oppositie de macht. Kwamen deze vreedzame revoluties nu zomaar uit de lucht vallen of was er iets anders aan de hand? Voor antwoord op deze vraag moeten we een paar jaar teruggaan, naar maart 1985 op precies te zijn.

Toen namelijk luidde de toenmalige leider van de Sovjet-Unie, Michael Gorbatsjov, een periode van glasnost in. Gorbatsjov had gemerkt dat het communisme onder toenemende economische en politieke druk kwam te staan en wilde het Sovjetsysteem in stand houden en hervormen met meer politieke vrijheid en economische hervormingen. Glasnost, wat openheid of transparantie betekent, was de eerste stap in dit hervormingsproces. In 1987 werd de democratische glasnost gecompleteerd met economische hervormingen, de zogenaamde perestrojka.

Lange tijd was het praktisch onmogelijk geweest om in het Oostblok kritiek te uiten op de regerende communistische partijen. De nieuwe openheid leidde ertoe dat mensen die commentaar leverden op het beleid van de Russische communistische partij, niet meteen in de gevangenis belandden. Van deze nieuwe vrijheden werd al snel heftig gebruik gemaakt. In veel van de landen in het voormalige Oostblok gingen de mensen de straat op om te demonstreren voor meer politieke vrijheden. In tegenstelling tot eerdere protesten greep het leger dit keer niet in en was Gorbatsjov niet bereid de communistische regimes in Centraal- en Oost-Europa te steunen. Daarmee was dan ook snel het hek van de dam. In het ene na het andere land bezweek het zittende regime.

Democratie is in de ogen van velen onlosmakelijk gekoppeld aan vrije-markteconomie

Wat opvalt aan het proces van democratische hervormingen, is dat het bijna altijd gepaard ging met de invoering van economische hervormingen. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog was het economische en het politieke beleid zozeer met elkaar verweven geraakt, dat voor veel burgers in Oost-Europa verandering van het één niet zonder aanpak van het andere lijkt te kunnen gaan. Het Westen met zijn combinatie van democratie en vrije markt geldt hierbij als het grote voorbeeld. Ook vandaag de dag viert het vertrouwen in de vrije markt nog hoogtij, wat verbazend mag klinken gezien de economische problemen die sommige landen hebben meegemaakt. De hoop op westerse welvaart is voor velen nog steeds onlosmakelijk verbonden aan het idee van de vrije markt.

Dit wil niet zeggen dat iedereen zonder meer tevreden is met de huidige situatie. De transitie in Oost-Europa kent zowel winnaars als verliezers. Met name in de voormalige Sovjet-Unie zijn veel mensen vandaag de dag economisch slechter af dan tijdens het communistische bewind. Daar zijn dan ook grote groepen die terug verlangen naar de oude tijd. Niet zozeer omdat ze tegen democratie zijn, maar omdat de veranderingen niet tot een verbetering hebben geleid in hun situatie. Corruptie tiert weelderig en in sommige landen, zoals Wit-Rusland, hebben de democratische processen allang plaatsgemaakt voor een nieuwe dictatuur.

Centraal-Europa: democratische structuren, maar ook toegenomen ongelijkheid

Er zijn grote verschillen aan te wijzen tussen de landen in Oost-Europa. Sommige zijn er vijftien jaar na de val van de muur stukken beter aan toe dan anderen. Koplopers op dit gebied zijn zonder twijfel de landen in Centraal-Europa die sinds 1 mei 2004 lid zijn van de Europese Unie (EU). Deze landen hebben een, naar westerse maatstaven, geslaagd proces van democratische en economische hervormingen achter de rug. Toch is dit proces nog steeds niet helemaal afgesloten. Landen zoals Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Estland, Letland en Litouwen mogen vandaag de dag gerust democratisch genoemd worden, maar economisch gezien ligt hun niveau nog stukken lager dan in West-Europa.

De transitie is dus een proces van de lange adem en kent zowel positieve als negatieve componenten. Aan de ene kant is er stevig geïnvesteerd in democratische structuren, zoals vrije verkiezingen en burgerrechten. Dit is zonder meer winst. De protesten tegen de communistische regimes waren voornamelijk gericht tegen de politieke onderdrukking. Voor burgers die decennia lang onder een dictatoriaal regime hebben geleefd, voelt democratie aan als een verademing. De Europese Unie heeft op dit gebied veel bijgedragen. Om lid te mogen worden van de EU, moesten de landen aan strenge eisen voldoen als het gaat om de rechten van minderheden en politieke vrijheden.

Aan de andere kant heeft het door het Westen geëiste economische hervormingsbeleid geleid tot toegenomen ongelijkheid en meer armoede. Privatiseringsprogramma’s hebben geleid tot duidelijke winnaars en net zo duidelijke verliezers. De werkeloosheid in Centraal-Europa ligt met bijna vijftien procent duidelijk hoger dan in West-Europa, terwijl de sociale voorzieningen er nog lang niet het hetzelfde peil hebben als in het Westen.

Met de opening van de het ijzeren gordijn kwamen er ook veel westerse ondernemingen naar Centraal-Europa. Om toe te mogen treden tot de EU, moesten de regeringen hun economie openstellen voor deze ondernemingen. Wie ooit is wezen winkelen in Boedapest, Praag of Warschau kan zich zonder probleem in Amsterdam wanen: overal dezelfde westerse winkels en bijna dezelfde prijzen. Zijn de Centraal-Europese stadscentra voor ons nog steeds redelijk goedkoop, voor een gewone Hongaar is een biertje in een van de luxe restaurants aan de Donau bijna onbetaalbaar geworden.

Voorbeeld voor het Westen?

In Centraal-Europa werd de EU lange tijd gezien werd als het beloofde land. Als de toetreding eenmaal een feit was, zouden de meeste problemen zoals armoede en werkeloosheid vanzelf verdwijnen. Althans, zo preekten veel Centraal-Europese politici. Tegelijkertijd werden impopulaire maatregelen door dezelfde politici verkocht onder de noemer dat het moest van ‘Europa’. Toch bleef de EU lange tijd ongehoord populair. Ik kan me nog goed herinneren dat ik een paar jaar geleden door studenten uit Centraal Europa voor gek werd verklaard vanwege mijn opmerking dat de EU ondemocratisch was en dat het economisch beleid dat onder de Lissabon agenda bedreven werd, niet het mijne was. Ze vonden het gezwets dat alleen rijke burgers zich konden veroorloven: Europa betekent toch welvaart en democratie?!

Ondertussen zijn de hoge verwachtingen wel wat naar beneden bijgesteld en hebben ze plaatsgemaakt voor een realistischer voorstelling van wat lidmaatschap van de EU betekent. Toch hebben veel politici hun geloof in meer marktwerking nog lang niet verloren. Door middel van lagere belastingen proberen zij zo veel mogelijk buitenlands kapitaal aan te trekken. Ze hopen op deze manier de economie van hun land verder te kunnen ontwikkelen. Wat er echter gevreesd moet worden, is dat andere (West)-Europese landen zullen volgen waardoor het effect teniet wordt gedaan. De Europese Centrale Bank heeft al laten weten dat West-Europa een voorbeeld kan nemen aan haar oostelijke buren waar het gaat om de lage belastingdruk en de geringe progressiviteit in het belastingsstelsel. Dat dit ten koste gaat van de verzorgingsstaat wordt niet vermeld, evenmin wordt erop gewezen dan andere belastingen dan omhoog moeten gaan.

Deze ontwikkeling roept een prangende vraag op: hoe kunnen wij vanuit Nederland en de rest van Europa ertoe bijdragen dat de landen in Centraal-Europa zich tot volwaardige economieën kunnen ontwikkelingen zonder dat wij allemaal in een ‘race to the bottom’ gedwongen worden? Belangrijk is daarbij om allereerst vast te stellen dat democratisering en neoliberale hervormingen niet noodzakelijkerwijs bij elkaar horen. Uit opinieonderzoek blijkt juist dat de eerste demonstraties in bijvoorbeeld Polen juist ingegeven waren door het feit dat mensen wilden dat het communistische leiders hun beloften van een eerlijke en rechtvaardige verdeling van goederen en kansen daadwerkelijk zouden nakomen. Van privatisering was toen nog geen sprake. Politieke vrijheid schrijft niet automatisch een bepaald economisch systeem voor. Er zijn wel degelijk alternatieven mogelijk die meer sociale rechtvaardigheid met zich meebrengen dan het huidige beleid.

Zo is belastingcompetitie bij uitstek een terrein waar Europese afspraken wel degelijk nuttig zouden zijn. Tot nu toe lijken de verschillende lidstaten niet erg happig op zulke afspraken. Liever proberen zij internationale ondernemingen van elkaar af te vangen met zo laag mogelijke belastingtarieven. Ook Nederland doet hier vrolijk aan mee. Tegelijkertijd lijkt de Europese Commissie, zie de Bolkensteinrichtlijn, er eerder op uit de laagste sociale voorzieningen tot norm te maken dan de nieuwe lidstaten naar het gemiddelde Europese niveau toe te trekken. Het is echter wel degelijk mogelijk om door middel van Europese afspraken (gedeeltelijk) een einde te maken aan de belastingcompetitie. Dit zou een belangrijke stap kunnen zijn op weg naar een socialer Europa, zowel voor Oost als voor West.

Voormalige Sovjet-Unie: nieuwe regenten lijken verdacht veel op de oude

Heel anders dan in nieuwe EU-lidstaten is op dit moment de situatie in de voormalige Sovjet-Unie. Toen de Sovjet-Unie in 1991 uit elkaar viel, werden veel van de voormalige Sovjetrepublieken zelfstandige staten. Met uitzondering van de Baltische landen (Estland, Letland en Litouwen) kreeg het democratiseringsproces hier echter nauwelijks voet aan de grond. De meeste landen zakten al tamelijk snel terug in een autoritaire of semi-autoritaire staatsvorm. We kunnen hierbij denken aan het bewind in Wit-Rusland, maar ook aan Poetin die in toenemende mate de Russische pers onder controle probeert te krijgen. De grote vraag is natuurlijk waarom het democratiseringsproces in deze landen tot nu toe zo weinig succes heeft gehad. Vaak wordt dan gewezen op een het gebrek aan een democratische traditie. Daar waar de landen in Centraal-Europa voor de Tweede Wereldoorlog gedeeltelijk al geëxperimenteerd hadden met de democratische staatsvorm, was dit in de voormalige Sovjet-Unie niet het geval. Daarom kon er ook niet terug gegrepen worden op oude sociale structuren die de overgang naar een democratie zouden vergemakkelijken.

Afgelopen najaar leek echter het democratiseringsproces opnieuw op gang te komen in de voormalige Sovjet-Unie. De vreedzame revoluties in Georgië en de Oekraïne gaven velen hernieuwde hoop op daadwerkelijke democratisering. Tot nu toe echter zijn de ervaringen op zijn zachtst gezegd gemengd. Onlangs kopte de Duitse krant Die Tagesspiegel dat in de Oekraïne een jaar na de Oranjerevolutie veel weer bij het oude is. In velerlei opzicht lijken de nieuwe regenten verdacht veel op de oude. Dat is spijtig, omdat een gedeelte van de sociale bewegingen in deze landen wel degelijk een interessante politieke agenda heeft. Die sociale bewegingen zijn een echt product van het globaliseringsproces. Ze hebben vertakkingen in diverse landen en houden elkaar via e-mail en internet op de hoogte van hun activiteiten. Het is een bonte verzameling van mensenrechtsactivisten, neoliberalen, meer traditionele sociaal-democraten en socialisten, die gemeenschappelijk strijden voor een democratische toekomst.

Contacten met westerse andersglobalisten ontbreken helaas

Positief aan de recente ontwikkelingen is dat democratisering opnieuw op de politieke agenda staat. Tegelijkertijd hebben de nieuwe sociale bewegingen ook de aandacht getrokken van Amerikaanse en andere westerse politieke en economische organisaties. Het is spijtig dat de Nederlandse en Europese andersglobaliseringsbeweging tot nu toe nog nauwelijks contacten heeft kunnen aanknopen. Hierdoor leunen deze nieuwe bewegingen op mensen en organisaties die weliswaar vóór democratisering zijn, maar die neoliberale hervormingen net zo belangrijk vinden. Voor de SP zou een uitdaging kunnen zijn om samen met de Nederlandse andersglobalisten geestverwanten te ondersteunen zodat zij minder afhankelijk worden van organisaties die hen weliswaar steunen, maar tegelijkertijd ook hun eigen economische en ideologische belangen hebben. Deze strategie is waarschijnlijk succesvoller dan het helpen van politieke partijen in de regio. De meeste bestaande politieke partijen in de voormalige Sovjet-Unie zijn niet bepaald een schoolvoorbeeld van democratie, en waarschijnlijk is het democratiseringsproces meer gebaat bij het opbouwen van een sociaal netwerk dan het winnen van de eerstvolgende verkiezingen door een linkse partij.

Democratische transitie is een proces van de lange adem

Als één ding duidelijk geworden is uit de ontwikkelingen in Oost-Europa, dan is het dat democratisering niet van vandaag op morgen gerealiseerd kan worden. Er gaan jaren overheen voordat we echt kunnen spreken van een volwaardige democratie. Sociale bewegingen die met hun voeten in de samenleving staan en actief bijdragen aan het totstandkomen en onderhouden van democratische processen, zijn daarvoor onmisbaar. Deze organisaties verdienen daarom in de eerste plaats onze aandacht en steun. Samenwerking met bestaande politieke partijen is alleen dan echt zinvol als die duidelijk hun wortels in de samenleving hebben.

Daarnaast is het belangrijk om vast te houden dat democratisering en neo-liberalisme niet onlosmakelijk bij elkaar horen. Democratie betekent niet automatisch privatisering en liberalisering. De westerse invloed in Oost-Europa laat wat dat betreft van gemengde gevoelens achter. De EU heeft het democratiseringsproces gesteund, maar tegelijkertijd sociale ongelijkheid gepromoot onder de noemer van ‘economische ontwikkeling’. Het is zaak deze twee dingen scherp uit elkaar te houden. Het eerste verdient onze steun, over het laatste kunnen we niet kritisch genoeg zijn.

Arjan Vliegenthart is als politicoloog verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam en het Wetenschappelijk Bureau van de SP. Hij doet onder andere onderzoek naar de economische en politieke transitie in Oost-Europa.