Wat Marx mij leert

Het is al bijna een cliché dat Marx’ inzichten in het kapitalisme, ruim anderhalve eeuw na het verschijnen van zijn magnum opus Het Kapitaal, nog altijd actueel zijn. Maar wat maakt Marx nu precies van blijvende waarde?

Het is natuurlijk onmogelijk om in een pagina recht te doen aan de rijke inzichten die te halen zijn uit de vele duizenden pagina’s die Marx’ imposante oeuvre beslaat, en waarvan ik slechts een beperkt deel gelezen heb, maar ik wil er twee elementen uitlichten die voor mij fundamenteel blijven in de analyse van de hedendaagse mondiale politieke economie.

Het eerste betreft Marx’ begrip van crisis en zijn inzicht dat crises geen periodieke randverschijnselen zijn, maar inherent aan het kapitalisme en voortkomend uit de innerlijke tegenstrijdigheden ervan. De sleutel tot Marx’ theorie van kapitalistische crises is gelegen in het blootleggen van de diepere laag van het kapitalisme, die in de moderne, neoklassieke economie verborgen blijft onder de laag van de 'vrije markt’. Die noemde Marx, met zijn kenmerkende sarcasme, het “hof van Eden van de aangeboren rechten van de mens…. en van de heerschappij van vrijheid, gelijkheid en eigendom.” Wat onzichtbaar blijft in de liberale illusie van de vrijheid en gelijkheid van marktrelaties, zijn de zeer ongelijke productieverhoudingen. In de standaard economische wetenschap wordt de economie voorgesteld als een wereld waarin autonome individuen en bedrijven, die ook als individuen worden gezien, vrijwillig tot een ruilverhouding komen (via geld). De uitkomst lijkt dan ook per definitie eerlijk te zijn. Maar dit gaat voorbij aan de machtsverhoudingen die aan het kapitalisme ten grondslag liggen en aan de bijzondere positie van de loonarbeid.

Voor een neoklassieke econoom ruilt de arbeider vrijwillig zijn arbeid tegen loon. Marx laat echter zien dat in het kapitalisme de arbeider niet zijn arbeid maar zijn arbeidsvermogen verkoopt, waarmee de kapitalist vervolgens kan doen wat hij wil. Zoals de arbeider langer of harder laten werken. Hierdoor ontstaat de winst voor de kapitalist. Maar die is wel afhankelijk van wat de concurrentie doet. Als die door technologische innovatie nog meer waarde uit de eigen arbeiders weet te persen, kan de eerstgenoemde kapitalist niet achterblijven. En hierdoor ontstaan weer crises, bijvoorbeeld door ‘overaccumulatie’, wanneer kapitalisten om de concurrentie te verslaan meer investeren dan er vraag is. Machines staan dan stil, voorraden blijven onverkocht en kapitaal kan niet langer winstgevend worden geherinvesteerd. Soms vlucht het kapitaal dan in financiële speculatie. Waar een dergelijke ‘financialisering van de economie toe’ kan leiden, hebben we in 2008 en de jaren daarna gezien.

Johannes Martin ©

In mijn eigen werk, gericht op de rol van economische elites in de mondiale politiek, spelen crises vooral een rol wanneer (kapitalistische) elites erop moeten reageren en ze hen dwingen tot een strategie van herstel (en hernieuwde) accumulatie. Deze strategie is altijd zowel economisch als politiek, omdat kapitalisten niet zonder de staat kunnen om hun kapitaal te laten groeien. Dit brengt mij dan ook op een tweede centrale element dat ik uit het werk van Marx haal: de rol van het begrip klasse. Zonder een begrip van klasse, als structuur en als actor, kun je de politiek in kapitalistische samenlevingen niet doorgronden. Dat is voor mij hét centrale inzicht dat ik als politicoloog uit de in alle opzichten revolutionaire politieke economie van Marx haal.

Wat Marx niet goed heeft kunnen voorzien, is dat door uiteenlopende economische en sociale ontwikkelingen, door de verdeel- en heerspolitiek van het kapitaal, en door de individualisering onder het neoliberalisme van de afgelopen jaren, de werkende klasse zich niet heeft verenigd tot de collectieve actor die ons naar het wereldsocialisme leidt. Zij is daarentegen juist verder gefragmenteerd geraakt. Waar Marx en Engels de arbeiders aller landen opriepen zich te verenigen, hebben vooral de kapitalisten aller landen deze boodschap ter harte genomen. Zij komen niet alleen jaarlijks bijeen in Davos, maar zijn ook sociaal en politiek georganiseerd in allerlei transnationale elitenetwerken. Daarnaast zijn zij via lobby’s, denktanks en via de draaideur tussen politiek en bedrijfsleven nauw verbonden met de staat en daarmee met de staatsmacht. Dat Rutte zich in het dossier van de dividendbelasting heeft opgesteld als loopjongen van het kapitaal, zegt niet alleen iets over zijn partij maar vooral ook iets over het karakter van de politiek in onze kapitalistische maatschappij, die nog altijd een klassenmaatschappij is. Zolang dat het geval is, zijn de inzichten van Marx van blijvende, actuele waarde.