Het Communistisch Manifest in de 21e eeuw

Het 170 jaar oude Communistisch Manifest is nog altijd lezenswaardig en verrassend actueel. In slechts zo’n 30 pagina’s geven Marx en Engels een samenhangende analyse van hun tijd vol economische, politieke, en technologische veranderingen. Ze klagen aan en bieden handvatten om wat te doen aan de ellendige omstandigheden van arbeiders.

Met het Communistisch Manifest ontwaarden Karl Marx en Friedrich Engels het spook van het communisme. Een beweging die streed voor een betere wereld. Het is een ongelooflijk rijke tekst met een enorme historische betekenis. En dan te bedenken dat Marx en Engels respectievelijk 30 en 28 waren toen ze het schreven. Hun jeugdig enthousiasme heeft een groot stempel op de geschiedenis gedrukt.

Enig overgebleven pagina van het manuscript van Het Communistisch Manifest. (Foto: Wikimedia)

De titel van het manifest maakt het verleidelijk om het met de verschrikkingen van de Sovjet-Unie in verband te brengen. Maar daarmee zouden Marx en Engels ernstig tekortgedaan worden. Het manifest moet gelezen worden in het besef dat het in 1847 geschreven en in 1848 gepubliceerd is.

Over het waarom van het woord ‘communistisch’ in de titel schrijft Friedrich Engels in 1890 in het voorwoord van een nieuwe vertaling: “Toen het uitkwam, konden we het niet een socialistisch manifest noemen. Onder socialisten verstond men in 1847 twee soorten mensen. Enerzijds de aanhangers van verschillende utopische systemen [het ‘utopische socialisme’, –red.]. (…) Anderzijds de meest uiteenlopende sociale kwakzalvers, die met behulp van verscheidene wondermiddelen en allerlei lapwerk de maatschappelijke misstanden uit de weg wilden ruimen, zonder het kapitaal en de bedrijfswinsten ook maar een centje pijn te bezorgen.” Kortom: “In 1847 was het socialisme dus een bourgeoisbeweging, het communisme een arbeidersbeweging.” Net zoals alle woorden, veranderen ‘communisme’ en ‘socialisme’ in de loop van de geschiedenis van betekenis. Aan de titel van het manifest kun je dus niet ontlenen of Marx en Engels zich nauwer verwant zouden voelen met de ‘communist’ Vladimir Lenin, of met de ‘sociaaldemocraat’ Pieter Jelles Troelstra.

Revolutie

Marx en Engels schrijven met het manifest een samenhangende aanklacht tegen de alsmaar toe-nemende dominantie van de factor ‘kapitaal’ ten koste van de factor ‘arbeid’, kortom: tegen het kapitalisme. Ze stellen dat de kracht van het kapitalisme is dat het revolutionair is. Het neemt de hele maatschappij op de schop. Marx en Engels schrijven: “De voortdurende ingrijpende verandering van de productie, het ononderbroken aan het wankelen brengen van alle maatschappelijke toestanden en ten slotte de eeuwige onzekerheid en beweging kenmerken bij uitstek het tijdperk van de bourgeoisie [het kapitalisme, –red.].” Continu is het in beweging. Je kunt niet zomaar wat berekeningen maken op basis van Marx’ geschriften om te bepalen wanneer het kapitalisme ten einde komt. Elke tijd vergt zijn actuele analyse van het kapitalisme.

De voortgaande technologische ontwikkeling maakt dat de productiviteit steeds verder verhoogd kan worden door nieuwe technieken toe te passen. Zo kunnen we met minder uren werken toch meer waarde toevoegen aan een product. In Marx’ tijd was een belangrijk voorbeeld daarvan de stoommachine in de fabriek. Het werk werd productiever, maar bepaald niet leuker: “Hij [de werker, –red.] is niet meer dan een accessoire van de machine, waarvan alleen de eenvoudigste, eentonigste en makkelijkst leerbare handeling wordt verwacht.” Voor veel mensen anno 2018 is dat nog steeds een dagelijkse realiteit.

Kapitaal en technologie

De toepassing van computertechnologie op het werk is een enorme verandering van de afgelopen jaren. Enerzijds nemen computers ons veel werk uit handen en maken zij het werk een stuk productiever. Anderzijds zorgen zij ook voor meer administratief werk. Eigenlijk gaan alle banen steeds meer op elkaar lijken: we staren allemaal naar een schermpje in een kantoor. Zelfs de schepen in de Rotterdamse haven worden gelost vanachter een computerscherm. Marx en Engels schrijven daarover: “De belangen en de levensomstandigheden binnen het proletariaat [de werkersklassen, –red.] gaan steeds meer op elkaar lijken, omdat de machines de verschillen in de arbeid hoe langer hoe meer wegwissen en het loon vrijwel overal terugdringen tot hetzelfde lage niveau.” En inderdaad: ook het besteedbaar inkomen daalt voor de grootste groep werkers.

In de tijd van het Communistisch Manifest werden de omstandigheden van grote groepen werkers vergelijkbaar en daarmee ook hun belangen. Arbeiders kwamen als klasse tegenover de mensen voor wie zij werken te staan. “De klasse van de moderne arbeiders, die alleen leven als ze werk vinden, en die alleen werk vinden als hun arbeid het kapitaal vermeerdert. Deze arbeiders, die zich ‘per stuk’ moeten verkopen, zijn een waar als elk ander handelsartikel; vandaar dat ze evengoed onderhevig zijn aan alle grillen van de concurrentie, aan alle schommelingen van de markt.”

Dat doet denken aan de Uber-taxichauffeurs, of aan de Deliveroo-bezorgers die als zzp’er op hun eigen fiets door de stad sjezen met eten. Het vaste contract en het algemeen verbindend verklaren van de cao zijn lange tijd een rem op loonconcurrentie onder werkers geweest. De laatste dertig jaar neemt echter het aantal mensen flink toe dat als zzp’er werkt of een contract heeft dat de baas zo op kan zeggen. Lees het Communistisch Manifest en zie: we rennen niet vooruit maar achteruit, richting de negentiende eeuw. Arbeiders zijn een verhandelbaar goed geworden, die onderling maximaal moeten concurreren om werk, zodat ze in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Het resultaat is dat kapitalisten hun kapitaal vergroten, terwijl het loon van hun werkers daalt.

Nationaal en internationaal

“Proletariërs aller landen, verenigt u!” Misschien is dit wel de bekendste zin uit het Communistisch Manifest. Een zin die door Marx in de praktijk werd gebracht met zijn werk voor de International Workingmen’s Association, ook wel bekend als de Eerste Internationale. Vaak wordt de zin aangehaald om internationale solidariteit te bepleiten. Maar net als toen worden deze vrome woorden zelden door daden gevolgd. Dat is ook moeilijk. De leefwerelden van mensen op verschillende plekken op aarde zijn niet overal hetzelfde. Daarnaast moeten we vaststellen dat solidariteit vaak omgekeerd evenredig is met fysieke afstand. Marx en Engels wisten dat destijds ook wel. De oproep moet dan ook vooral duidelijk maken dat de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid belangrijker en doorslaggevender is dan de, al dan niet vermeende of opgeklopte, belangentegenstelling tussen landen. Socialisme in plaats van nationalisme dus.

Het uiteindelijke doel is universeel: emancipatie van de werkende klasse. Maar wat er precies te doen staat en welke strategie gevolgd moet worden, verschilt per land. “De strijd van het proletariaat tegen de bourgeoisie is – niet wat de inhoud, maar wat de vorm betreft – in eerste instantie een nationale strijd. Het proletariaat van elk land moet natuurlijk eerst afrekenen met zijn eigen bourgeoisie.” En verder: “Doordat het proletariaat eerst de politieke heerschappij moet veroveren, zich tot nationale klasse moet verheffen en zichzelf als natie moet constitueren, is het nog nationaal.”

Een beweging om te winnen

Soms zou je denken: bedrijfseigenaren hebben de strategie uit het Communistisch Manifest beter begrepen dan werkers. De organisatiegraad van mensen die het in bedrijven voor het zeggen hebben is namelijk heel groot. Negentig procent van de bedrijfsbazen is verenigd in organisaties zoals VNO-NCW, MKB en LTO. Van de werkers is daarentegen slechts twintig procent lid van een vakbond. De organisatiegraad van werkers is al een aantal jaar aan het dalen en dat wordt door verschillende onderzoekers in verband gebracht met het steeds lagere besteedbaar inkomen. Ook de individualisering van de maatschappij heeft daar zeker toe bijgedragen. Marx en Engels ondervonden in hun tijd al dat het organiseren van werkers niet zonder slag of stoot gaat. Hoewel arbeiders een gemeenschappelijk belang hebben, concurreren ze ook onderling. “Deze organisatie van de proletariërs als klasse, en daardoor als politieke partij, wordt elk ogenblik weer opgeblazen door de concurrentie onder de arbeiders zelf. Maar ze verrijst telkens opnieuw – sterker, hechter en machtiger. Ze dwingt de erkenning af van de afzonderlijke belangen van de arbeiders in de vorm van wetten, doordat ze gebruikmaakt van de onderlinge verdeeldheid van de bourgeoisie. Zie bijvoorbeeld de tienurenwet [in Engeland, –red.].”

Deze strategie heeft zich keer op keer bewezen. Want sindsdien hebben werkers onder andere de 8-urige werkdag, vakantiedagen, het minimumloon, cao’s, en sociale wetten afgedwongen door zich te verenigen. Maar veel sociale verworvenheden staan de laatste dertig jaar onder druk. Het verdedigen van de sociale rechten is dan ook in het belang van de sociale vooruitgang.

Het Communistisch Manifest maakt duidelijk dat alleen het verdedigen van sociale rechten niet genoeg is. Uiteindelijk is vrijheid de inzet. Marx en Engels schrijven over hun doel: “De oude burgerlijke samenleving met haar klassen en klassentegenstellingen wordt opgevolgd door een associatie waarin de vrije ontwikkeling van een ieder voorwaarde is voor de vrije ontwikkeling van allen.” En tot slot: “De proletariërs hebben daarmee niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen.”

Voor de citaten uit dit artikel is de vertaling van Hans Driessen uit 2015 gebruikt.