Marx over kapitalisme

Geert Reuten heeft veel over het werk van Marx geschreven, zoals De Kleine Marx, een lezenswaardige introductie tot Marx’ economische analyses. Daarin bespreekt hij de relevante onderdelen van Marx’ werk voor onze tijd. Hoewel in 150 jaar tijd veel is veranderd, zijn volgens Reuten een aantal centrale inzichten van Marx overeind gebleven.

Karl Marx was filosoof, socioloog, politiek activist en de grondlegger van een politieke en economisch zienswijze die zijn naam draagt. De veelvoud aan onderwerpen die hij bespreekt en zijn negentiende-eeuwse taalgebruik maken hem niet makkelijk leesbaar. Met econoom en Marx-kenner Geert Reuten bespreek ik hoe Marx het kapitalisme van zijn tijd begrijpt. We brengen het ruim 2000 pagina’s tellende magnum opus, Het Kapitaal, terug tot een aantal centrale begrippen.

Werkers maken de winsten

Dat werkers de winst maken was eigenlijk geen nieuw inzicht in Marx’ tijd. Ook de klassieke econoom die bekendstaat om zijn idee van de onzichtbare hand, Adam Smith, zag al in dat arbeiders de winst maken. Karl Marx was wel de eerste die analyseerde hoe dat in zijn werk gaat binnen het kapitalisme. Ook was hij de eerste die beschreef hoe technologische ontwikkelingen daarop van invloed zijn.

Hij keek naar wat er in het productieproces gebeurt. In zijn tijd, de negentiende eeuw, betekende dat onderzoeken wat er eigenlijk in fabrieken gebeurt. Het product dat arbeiders daar maken, is meer waard dan het loon dat ze krijgen. Voor het verschil daartussen bedacht Marx de term meerwaarde. Dat deel van de geproduceerde waarde wordt door de eigenaar van de fabriek toegeëigend. “Een deel daarvan wordt weer teruggepompt als nieuw kapitaal. Een van de belangrijke stellingen van Marx is dus dat uiteindelijk kapitaal geproduceerd wordt door arbeid. Het is heel wrang dat wat arbeid zelf produceert, kapitaal, tegelijkertijd gebruikt wordt om arbeid in toom te houden”, zo stelt Geert Reuten vast.

Maar stel je nu eens een fabriek voor waar schoenen worden gemaakt. Op een dag besluit de baas om betere machines te gebruiken, waardoor met dezelfde mensen meer schoenen kunnen worden gemaakt. Dan gaat de winst omhoog, maar de schoenmakers hebben daar niet voor gezorgd. Heeft de baas dat dan niet gedaan met de aanschaf van nieuwe machines?

“We moeten niet vergeten dat technieken ook het product van arbeid zijn. Sociale arbeid waaraan verschillende werkers verschillende onderdelen bijdragen”, zegt Geert Reuten. “Er wordt vaak gedacht dat nieuwe technieken in bedrijven te danken zijn aan de vindingrijkheid van de baas en het management. Maar wie heeft uiteindelijk die nieuwe machines bedacht en gemaakt? Dat zijn veelal de werkers in loondienst. Zo stelt Marx als een van de eersten.” Het is een belangrijk inzicht van Marx. Zeker in een tijd waarin kapitaalbezitters veel meer worden gewaardeerd dan de mensen die het werk doen. We hebben onze welvaart niet te danken aan een kleine groep mensen die haar kapitaal steeds maar vergroot door het werk van anderen toe te eigenen, maar aan de werkers.

Kapitaalaccumulatie

Wereldwijd gaat de armste 50 procent er weliswaar wat op vooruit, maar de rijkste 1 procent wordt vele malen sneller rijker. Om nog maar te zwijgen over de rijkdom die zich bij de grootste multinationals concentreert. Om een voorbeeld te noemen: Apple is net door de grens van 1000 miljard dollar aan beurswaarde gegaan. Terwijl het besteedbaar inkomen van huishoudens in de ontwikkelde landen al een tijd daalt, groeit de ongelijkheid. Volgens Marx is dat geen toeval. Het is een inherente eigenschap van het kapitalisme als het op zijn beloop wordt gelaten.

Als je het woord “kapitaal’ hoort, denk je al snel aan een grote som geld. We zeggen niet voor niets dat iets kapitalen kost. Maar bij Marx staat kapitaal niet zonder meer gelijk aan een grote som geld. Kapitaal vertegenwoordigt waarde die telkens weer opnieuw geïnvesteerd wordt om te groeien.

Kapitaal wordt geïnvesteerd in machines, grondstoffen en arbeid om producten te maken die met winst worden verkocht. Het kapitaal is dan gegroeid, zodat er weer meer te investeren is om nog meer winst te maken. En zo heb je een cirkeltje. Kapitaal wordt telkens geïnvesteerd om er meer kapitaal van te maken. Marx noemt dit proces kapitaalaccumulatie. Daarover schrijft Geert Reuten in De Kleine Marx, hier en daar de grote Marx citerend:

“De bedrijfseigenaren hebben profijt van het kapitalistisch systeem en zijn er een aandrijfwiel van, maar tegelijkertijd zijn zij eraan onderworpen. De kapitalistische productie dwingt tot een onafgebroken vergroting van het in een industrieel bedrijf geïnvesteerde kapitaal. “De concurrentie dwingt hem zijn kapitaal voortdurend te vergroten om het in stand te kunnen houden, en hij kan het alleen maar vergroten door een steeds toenemende accumulatie.’ Maar tegelijkertijd resulteert dit in de “uitdijende directe en indirecte heerschappij van de kapitalisten’.”

Kapitalisme heeft crises nodig om door te groeien

Het proces van kapitaalaccumulatie gaat niet altijd zonder meer door. We zien van tijd tot tijd crises optreden. Wat heeft Marx daarover geschreven? “Karl Marx was de eerste econoom die enige regelmaat in crises zag. In zijn tijd, de negentiende eeuw, was dat een cyclus van ongeveer 10 jaar. Dat is een grote verdienste van Marx. Dat zeg ik niet alleen. Ook de grote conjunctuureconoom van de twintigste eeuw, Joseph Schumpeter, die je toch zeker niet op socialistische ideeën kunt betrappen, roemt Marx voor zijn analyse van crises.”

Marx laat zien dat het opeenvolgen van economisch goede en slechte tijden niet willekeurig is. Er zitten patronen in die voortkomen uit de werking van het kapitalisme. “De kapitalistische productie is winst gedreven. Er wordt immers geïnvesteerd om winst te maken. Je kunt zeggen dat dit steeds weer doorschiet. Marx noemt dat de overaccumulatie van kapitaal.’

Reuten beschrijft dat als het economisch goed gaat, in de hoogconjunctuur, de winsten weliswaar stijgen, maar het rendement dat op de investeringen gehaald wordt uiteindelijk daalt. Marx noemt dit de “tendentiële daling van de winstvoet’. Dit fenomeen treedt op door de voortgaande technologische ontwikkelingen. Er is in de economie altijd wel een bedrijf dat nieuwe technieken toepast in de productie, waardoor de arbeidsproductiviteit stijgt. Dat bedrijf kan daardoor de prijzen van zijn producten verlagen. Om niet achter te blijven zijn andere bedrijven gedwongen om eveneens de nieuwe techniek toe te passen. Daardoor kunnen ook zij voor dezelfde lage prijs produceren. Maar als alle bedrijven de producten voor dezelfde lage prijs aanbieden, dan is er in totaal minder winst per investering te maken.

“Er wordt daarom steeds meer kapitaal geïnvesteerd om toch rendement op de investeringen te behalen. De totale productiecapaciteit groeit daardoor, totdat er een crisis ontstaat. Op dat moment is de productiecapaciteit groter dan de afzet – er ontstaat dus overcapaciteit. Het gevolg is een recessie, of laagconjunctuur, waarin het tegenovergestelde gebeurt. In die periode dalen de winsten, maar stijgt het rendement op investeringen weer. Aan de ene kant gebeurt dan wat tegenwoordig herstructurering van kapitaal wordt genoemd. Er wordt kapitaal vernietigd door faillissementen, fusies en overnames. Productiebedrijven sluiten en kleine ondernemers gaan failliet. Aan de andere kant stijgt de werkloosheid enorm, waardoor er een grote druk op de lonen ontstaat. Dat allemaal samen legt de basis voor een periode waarin de winsten weer kunnen stijgen.”

De crisis is als het ware een ventiel waaruit een te grote druk ontsnapt, waarna de economie zich opnieuw op kan blazen. Maar uiteindelijk zal het rendement ook weer dalen en zo beweegt de economie zich in golven voort.

Het reserveleger: werkloosheid

Toen Karl Marx onderzoek deed naar het kapitalisme van zijn tijd bestond het woord werkloosheid nog niet. Voor mensen zonder werk muntte hij de term “reserveleger van arbeiders’. Mensen die klaarstonden als anderen het werk niet deden, of een hoger loon eisten. En zodra ze niet meer nodig waren, werden ze net zo hard weer gedegradeerd tot een bestaan in het reserveleger. Hij beschrijft hoe de lonen worden gedrukt door het reserveleger. Is er behalve de woordkeus sindsdien iets veranderd?

“Het wrange van het kapitalisme is dat het werkloosheid nodig heeft. Alle politici zeggen dat ze de werkloosheid omlaag proberen te krijgen. Maar zodra we een werkloosheidspercentage van zo’n 2 à 3 procent hebben, spreken ze opeens over krapte op de arbeidsmarkt en schreeuwen de werkgeversorganisaties dat het zo niet langer kan. Het is logisch dat ze dat roepen, want zodra de werkloosheid omslaat in arbeidskrapte gaan de lonen omhoog, maar de winsten omlaag. Feitelijk claimen werkers dan een stuk van hun arbeidsproductiviteitsstijging terug. Het kapitalisme kan dus niet zonder werkloosheid, omdat het anders ten koste van de winsten gaat. Dat is heel wrang.”

“In de laatste recessie moesten heel veel mensen een paar procenten inleveren. Maar degenen die echt moesten inleveren waren de mensen die hun baan verloren. Het is verschrikkelijk als dat gebeurt. Het heeft niet alleen betrekking op jou, maar ook op je kinderen. Je raakt je inkomen kwijt, je eventuele vermogen, je waardigheid. Dat draag je je hele leven met je mee. Werkloosheid is de gesel en gezel van het kapitalisme.”

Geld in het kapitalisme

Uiteindelijk moet je toch geld hebben om te leven. En veruit de meeste mensen moeten daaraan zien te komen door te werken. Als ik Geert Reuten vraag hoe Marx de rol van geld in het kapitalisme ziet, begint hij opeens over kunst. “Wat vind je van dat schilderij?”, vraagt hij me. “Dat is een mooi schilderij zeg, dat zal je wel wat gekost hebben”, antwoord ik hem. “Dit is nou precies een voorbeeld van wat Marx te zeggen heeft over geld.” Ik kijk hem vragend aan. Reuten vertelt dat volgens Marx de dingen een gebruikswaarde hebben: een kopje gebruik je om uit te drinken, een telefoon om mee te bellen, et cetera. Daarnaast hebben ze ook een geldwaarde. Aan vrijwel alle producten is een prijskaartje te hangen.

“Op zich is het niet verkeerd dat dingen ook een geldwaarde hebben”, zegt Geert Reuten. “Orthodoxe economen, zeg maar de huidige mainstream-economen, stellen dat geld alleen maar een handig neutraal ruilmiddel is. Als de een schoenen maakt en de ander telefoons, heb je iets anders nodig om de spullen uit te wisselen en dat is geld. Toch is dat niet het hele verhaal. Marx laat zien dat de geldwaarde van de dingen helemaal niet zo onschuldig is. De geldwaarde domineert in de kapitalistische productie. Als een bedrijf schoenen zou maken vanwege de gebruikswaarde, dan is het bedrijf snel klaar. Namelijk als alle werkers schoenen hebben. Het product is dus niet waar het om gaat, het draait uiteindelijk om geld.”

“Een consequentie daarvan is dat er alleen geproduceerd wordt wat geld oplevert en op zo’n manier dat het ook geld in het laatje brengt. Zo vind je in de schappen van Albert Heijn alleen dingen die een geldwaarde hebben. We hebben keuzevrijheid, voor zover er winst op gemaakt kan worden.” Het is dit verschil tussen gebruikswaarde en geldwaarde waardoor medicijnen voor ziekten die alleen in ontwikkelingslanden voorkomen niet op de markt worden gebracht. De geldwaarde van die medicijnen is laag: de mensen daar kunnen ze simpelweg niet betalen. Terwijl de gebruikswaarde enorm groot is.

Revival

Het zijn deze ideeën die opnieuw weerklank vinden. Dat blijkt wel uit de opkomst van Bernie Sanders en Jeremy Corbyn. Het lijkt wel alsof de grote financiële crisis van 2008 het gedachtegoed van Karl Marx heeft gerehabiliteerd. Was marxist tien jaar geleden nog een scheldwoord, vandaag de dag schrijven gerespecteerde denkers, zoals Irene van Staveren en Ewald Engelen, in mainstream kranten over hem. Uiteindelijk stortte de wereld na 2008 niet in. Maar het risico daarop kwam wel bloot te liggen. Net als de grote ideeënarmoede over de alternatieven die tot een betere wereld kunnen leiden.

Mijn generatie (ik ben van 1991) groeide op in een neoliberaal tijdperk. De markt zou onze welvaart regelen en de economie zou telkens weer in evenwicht komen. In 2008 bleek dat allemaal niet te kloppen. Het is niet gek dat mensen op zo’n moment dominante ideeën bevragen en terzijde schuiven als ze niet voldoen. Waarna de weg vrij is om op zoek te gaan naar ideeën en concepten die wel helpen om de wereld om ons heen te verklaren. Nieuwe omstandigheden kunnen oude ideeën weer relevant maken, ook al zijn ze 150 jaar oud. Karl Marx zegt meer over onze tijd dan Milton Friedman.