Het nut van de vakbond

De vakbonden hebben ons in de pakweg 150 jaar van hun bestaan veel goeds gebracht. Zaken die we nu als volkomen vanzelfsprekend beschouwen, zoals de achturige werkdag, de collectieve arbeidsovereenkomst en allerlei vormen van sociale zekerheid, waren er zonder de inzet van vakbonden nooit gekomen. En ook al staat hij in toenemende mate onder druk, het belang van een sterke vakbond blijft onverminderd groot.

Vakbonden kampen met een negatief imago. Dikwijls worden ze gezien als clubs van grijze, witte mannen die in het verleden zijn blijven hangen. Als ze al in het nieuws komen, is dat vaak vanwege dalende ledenaantallen of interne onenigheid. Aan de andere kant blijkt telkens weer uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat vakbonden veel vertrouwen genieten onder de bevolking. Zij worden meer vertrouwd dan de grote ondernemingen, de Tweede Kamer of de regering. Dus voor veel mensen doen vakbonden er nog toe.

En zij hebben gelijk. Want ondanks dat vakbonden aan macht en invloed hebben ingeleverd, spelen zij op tal van terreinen nog een prominente rol. Zo valt ruim driekwart van de mensen in loondienst onder een cao die door een of meerdere bonden is afgesloten, beheren vakbonden samen met de werkgevers een pensioenvermogen van honderden miljarden euro’s, en bepalen zij door hun positie in de Stichting van de Arbeid en de SER mede het sociaaleconomisch beleid van Nederland.

Daarnaast staan vakbonden hun leden bij in arbeidsconflicten, organiseren zij mensen op de werkvloer, roepen zij stakingen uit en voeren zij actie voor hogere lonen. Ook internationaal zijn zij op vele terreinen actief. En hoewel haar ledental in rap tempo afneemt, is de FNV na de ANWB en de KNVB nog altijd de derde ledenvereniging van Nederland. Samen tellen de vakbonden nog zo’n 1,6 miljoen leden. Dus dood en begraven is de vakbond zeker niet.

Illustratie: Len Munnik©

Georganiseerde tegenmacht

En dat is maar goed ook, want de rechten van werkende mensen staan steeds meer onder druk. Een vaste baan en een fatsoenlijk inkomen zijn geen zekerheid meer, net als een goed pensioen en goede sociale zekerheid in geval van werkloosheid, ziekte of arbeidsongeschiktheid. Hoewel werkende mensen het nu over het algemeen een stuk beter hebben dan in de tijd dat de vakbonden werden opgericht, is het geen vanzelfsprekendheid dat dat altijd zo zal blijven. Wat ooit is afgesproken in cao’s of is vastgelegd in wetten, kan immers worden veranderd. We hoeven niet direct te vrezen voor negentiende-eeuwse toestanden, maar zonder georganiseerde tegenmacht van de werkende klasse zal het kapitalisme volledig vrij spel hebben.

We hebben de afgelopen decennia al kunnen zien wat de gevolgen zijn van de deregulering van het kapitalisme. De financiële sector is geëxplodeerd, de loonkloof in bedrijven tussen de top en de rest is enorm gegroeid, werk is een stuk onzekerder geworden en de winsten zijn steeds meer ten goede gekomen van aandeelhouders in plaats van werkende mensen. Al deze factoren hebben bijgedragen aan de verzwakking van de vakbeweging. Niet alleen in Nederland, maar ook in de meeste andere westerse landen is sprake van forse ledenverliezen en een dalende organisatiegraad. In ons land is nog slechts zo’n 20 procent van de medewerkers lid van een vakbond.

Door zich te verenigen in vakbonden zijn werkers het beste in staat gebleken om een vuist te maken richting werkgevers en de politiek. Dat was in het verleden zo en dat geldt nog steeds. Een sterke vakbond kan een betere cao voor zijn leden afdwingen dan een zwakke bond; een sterke vakbond kan in Den Haag betere afspraken maken voor werkende mensen en uitkeringsgerechtigden dan een zwakke bond.

Niet alleen

Maar om de positie van de vakbond te versterken, zijn er meer (actieve) leden nodig. Vakbonden zullen daarom nieuwe groepen werkenden aan zich moeten binden, zoals jongeren, flexwerkers en arbeidsmigranten. Juist deze groepen zijn de grootste slachtoffers van de flexibilisering en precarisering van arbeid. Door hen te organiseren, zoals de FNV nu doet met studenten en arbeidsmigranten, laat de bond zien dat hij er ook voor hen is.

De FNV en andere vakbonden zullen daarom moeten (blijven) investeren in organizing. Deze uit de VS overgewaaide methode om medewerkers op de werkvloer te organiseren en via strategische campagnes druk uit te oefenen op werkgevers, heeft zich de afgelopen jaren al ruimschoots bewezen. Denk aan de schoonmakersstakingen, de grote acties in de zorg en de campagne tegen het jeugdloon. En denk ook aan de huidige campagnes voor een hoger minimumloon (Voor14) en tegen het leenstelsel (#NietMijnSchuld).

Dit soort strategische campagnes mag de vakbond in de toekomst nog wel vaker gaan voeren. Bijvoorbeeld campagnes gericht op het verkleinen van de sociaaleconomische ongelijkheid en het terugdringen van de flexibilisering. Natuurlijk kunnen vakbonden dit niet alleen. Daarom zullen zij coalities aan moeten gaan met andere maatschappelijke organisaties, politieke partijen, wetenschappers en een ieder die wil strijden voor een andere, eerlijke economie en samenleving.

Martin Luther King zei ooit: ‘De vakbeweging was de belangrijkste kracht die ellende en wanhoop veranderde in hoop en vooruitgang.’ Deze uitspraak vat kernachtig samen wat de georganiseerde arbeidsbeweging voor veel gewone mensen betekend heeft. En hoewel de vak-beweging er momenteel niet goed voorstaat, kan dat in de toekomst
weer veranderen. Het is dan wel zaak dat meer linkse mensen (dus ook SP’ers) zich aansluiten bij de bond en daarin actief worden. Want als we willen bouwen aan een samenleving waarin menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit voorop staan, dan is een sterke vakbeweging noodzakelijk.