Tribune 5/2008 :: Interview - Gerd Leers

Tribune, mei 2008

Interview

Gerd Leers

“Ik ben met Hirsch Ballin de coffeeshops in geweest”

Liever Jeanne d’Arc dan opportunist

Terwijl Gerd Leers tegenover de Tribune zijn standpunt over het drugsbeleid uiteenzette, deed de nieuwe Belgische premier bij Balkenende zijn beklag over het Maastrichtse beleid. Het zal Leers niet van zijn eigenzinnige standpunt afbrengen: “De oorlog tegen drugs kost meer slachtoffers dan de drugs zelf.”

Tekst Maja Haanskorf Foto’s Suzanne van de Kerk

Hij heeft het druk, zeker nu de rechter tijdelijk een stokje heeft gestoken voor zijn plan de coffeeshops uit het centrum van de stad te weren. Toch zit ik drie dagen later tegenover hem, aan de ronde tafel op zijn kamer in het fraaie stadhuis aan de Grote Markt. Gerd Leers (1951), burgemeester van Maastricht. Gedreven, welhaast gepassioneerd, vertelt hij waar hij met ‘zijn’ stad heen wil. Want als hij ermee stopt – hij heeft aangekondigd zijn tweede termijn niet vol te maken – dan wil hij graag herinnerd worden als de man “die deze stad een meter vooruit heeft geholpen”. Of het nu om het drugsbeleid gaat of om versterking van de economische en culturele positie van Maastricht. “Ik vind het een eer dat ik hier mag werken. Als ik dat met luiheid zou doen, zou ik dat een gemiste kans vinden.” Dus stort Gerd Leers zich met hart en ziel op zijn taak. Eigenzinnig, recht voor zijn raap, maar ook beminnelijk en charmant. Een gesprek met een van de bekendste burgemeesters van het land, die wat betreft drugsbeleid meer op de lijn van de SP zit dan van zijn eigen CDA.

Aan publiciteit ontbreekt het u bepaald niet. Hoe doet u dat?

“Voor mezelf verafschuw ik het om in de media te komen. Ik doe het om Maastricht op de kaart te zetten. En dat lukt. De stad wordt vaker genoemd, krijgt aandacht. Dat is van belang bij de verdeling van middelen. Ik krijg wel eens het verwijt dat ik publieksgeil zou zijn. Maar als ik niets te vertellen had, kwamen de media niet. Ik vertoon geen kunstjes, ik meen oprecht wat ik zeg.”

Is het niet ook ijdelheid?

“Nee! Ik denk regelmatig: had blijven zitten. Mijn drive is een gevoel van onrechtvaardigheid. Als er iets niet klopt, dan wil ik daar iets aan doen. Iemand noemde me eens een Jeanne d’Arc. Nou, dat ben ik liever dan een opportunist.”

En dus trekt u al zes jaar, vanaf de eerste dag dat u burgemeester werd, ten strijde tegen het hypocriete drugsbeleid?

“Laat ik vooropstellen dat ik tegen drugs ben. Ik heb ze ook nooit gebruikt. Maar moraliseren lost het probleem niet op. Je hebt een effectief beleid nodig. Een fatsoenlijke regulering van drugs houdt de verslavingsproblematiek beter in de hand dan keiharde repressie. Denk maar aan de drooglegging in de Verenigde Staten destijds: de markt kwam in handen van de maffia. Dat gebeurt ook met drugs. Je drijft gebruikers de illegaliteit in, met alle negatieve gevolgen van dien.”

Zoals?

“Neem Frankrijk. Daar bestaat harde repressie. Tegelijk heeft het land de meeste verslaafden van heel Europa. De war on drugs heeft op wereldschaal meer slachtoffers gekost dan de drugs zelf. Over alcohol doen we niet moeilijk. Ook al levert dat meer doden op, het is een geaccepteerde volksdrug.”

In Nederland lopen we toch voorop met het cannabisbeleid?

“Dat is zo. Maar ons gedoogbeleid is niet consistent. Als je de voordeur reguleert, moet je ook de achterdeur reguleren. Mensen mogen gebruiken in de coffeeshops, maar de inkoop is niet legaal. Dus krijg je illegale productie, vooral in wijken met lage inkomens. Dat is absoluut niet wenselijk, al neem ik het die mensen niet kwalijk. Je zou de productie via vergunningen aan bedrijven onder controle kunnen brengen.”

Bent u niet een roepende in de woestijn?

“Het is in deze tijd niet makkelijk om een principe als gedogen te verkopen. Ik wil evenmin gedogen, maar wel reguleren. Net als Ruud Vreeman en Job Cohen, de burgemeesters van Tilburg en Amsterdam. Die roeien ook tegen de stroom in. In de praktijk zijn er wel meer medestanders, maar die laten zich niet openlijk horen.”

Binnen uw partij, het CDA, bent u een afvallige?

“Ik wil me zeker niet afzetten tegen het CDA, de partij is me veel waard. Maar wat betreft het drugsbeleid ben ik het oneens. Samen met een partijprominent als Dries van Agt. Ik snap het wel, want het is makkelijker te verkopen dat je tegen drugs bent, dan om een genuanceerde houding aan te nemen. Ook de PvdA is trouwens van standpunt veranderd. Staatssecretaris Albayrak was destijds voorstander van regulering van de achterdeur, maar ze is door haar partij teruggefloten. Nu staan alleen D66, GroenLinks en de SP er nog achter.”

Wat maakt het drugsprobleem in Maastricht zo urgent?

“We hebben hier te maken met een massale stroom van drugstoeristen. Die zoeken een zo veilig mogelijke omgeving en die vinden ze in de coffeeshops. Dat veroorzaakt overlast en daar moet ik iets mee. Het afdempen van die stroom en tegelijk illegaliteit voorkomen is een onmogelijke opgave. Bovendien duw ik dan de ellende naar de buren. Dus zeg ik tegen Den Haag: draag je beleid in Europa met trots uit. Doe je dat niet, dan moet je ermee stoppen en je aanpassen aan het Europese beleid van repressie. Ook al weet je dat het niet helpt.”

Intussen bedenkt u allerlei maatregelen die door de rechter worden verworpen.

“We hebben meegedaan aan het experiment van de vorige minister van Justitie, Donner, het zogenaamde woonlandbeginsel. Dat hield in dat coffeeshops niet aan buitenlandse klanten mochten leveren. De rechter heeft deze maatregel buiten werking gesteld. Dat is recent ook gebeurd met het plan om coffeeshops uit het centrum naar de randen van de stad te verplaatsen. Buurgemeenten en ook België waren er niet van gediend. De Belgen stelden dat zij geen probleem hadden als wij geen coffeeshops hadden. ‘Uw aanbod creëert vraag’, zeiden ze. Dat is je kop in het zand steken. En feitelijk onjuist: in België wordt meer cannabis gerookt dan in Nederland, terwijl er geen legaal aanbod is. De Belgen zouden er beter aan doen om zelf coffeeshops toe te staan. In België mag je wel cannabis kweken en in bezit hebben, maar het mag niet worden verkocht.”

En nu?

“Als Den Haag niet helpt, doen we het zelf. Dat betekent vooral dat we drugsrunners hard aanpakken en over de grens jagen. De drugsmaffia werft ze onder kansarme jeugd in de Randstad en zet ze hier in. Op de A2 dwingen ze, vaak met geweld, automobilisten tot stoppen. Die lokken ze mee naar illegale drugsleveranciers, die goedkoper zijn. Vooral België is hier kwaad over, want die willen de runners niet binnen hun grenzen zien. Moet Maastricht dan alle ellende hebben? Wellicht keert het tij door onze harde opstelling en helpt de regering ons de Belgen te overtuigen.”

Dan wordt ons gesprek onderbroken.

Over vijf minuten moet Leers de gouden eremedaille van de stad Maastricht uitreiken aan André Rieu. Terwijl hij snel een kam door zijn haar haalt en de ambtsketting omhangt, vraag ik of hij fan is van Rieu. “Hij laat een groot publiek kennismaken met klassieke muziek. En hij is een ambassadeur voor Maastricht, die ondanks alle succes niet van zijn stad is vervreemd.” Dat vertelt hij Rieu ook in de grote hal van het stadhuis, waar hij met zijn voltallige Johann Straussorkest aanwezig is. “Dit is het bewijs dat Maastricht de kwaliteit heeft om culturele hoofdstad van Europa te worden”, zegt Leers.

Culturele hoofdstad?

“In 2018. We liggen in een euregionale omgeving en we hebben cultureel gezien wel wat meer te bieden dan vlaaien. Als je vanuit Maastricht een cirkel trekt van 40 kilometer doorsnede, dan wonen daar drieënhalf miljoen mensen. Maastricht is een internationale stad, we worden overlopen door stromen bezoekers. Dat werkt een ‘fastfoodstrategie’ in de hand. Ik wil minder mensen, die langer blijven. We moeten ze de stegen inlokken, de monumenten in. En nieuwe voorzieningen scheppen.”

Hoe ziet u economisch de toekomst van Maastricht?

“De regio heeft te kampen met vergrijzing en ontvolking. We hebben nieuwe mensen en nieuwe visies nodig. Dat staat haaks op de huidige tendens om de deur op slot te gooien en vooral te navelstaren. Dat is geen sterk beleid om deze regio gezond te maken. Van oudsher brachten migranten hier voorspoed: in de jaren zestig werkten allerlei nationaliteiten in de mijnen. Ze moesten elkaars rug wassen en waren onderling afhankelijk voor hun veiligheid. Ook nu hebben we immigranten nodig. Je mag eisen stellen, zoals inburgering en checken op criminaliteit. Maar assimilatie is onzin. Je moet juist gebruik maken van de potenties van nieuwkomers, die hebben iets in hun mars.”

Het politieke tij lijkt niet mee te zitten.

“Zo’n Rita Verdonk versimpelt problemen door vooral aan het gevoel te appelleren. Alle oplossingen die ze belooft, kan ze nooit waarmaken. Dus ze komt nog wel van een koude kermis thuis. Dat trots zijn op onszelf is een volstrekt verkeerde boodschap. Trots zijn op waarden is prima, die worden nu weleens te snel verkwanseld. Maar ik ben er tegen dat die aan een bepaalde groep mensen worden voorbehouden. Geert Wilders heeft maandenlang het land gegijzeld. Je moet hem wel serieus nemen en het gesprek aangaan, maar tegelijk moet je mensen een andere weg tonen. Wat ik ontluisterend vind is dat mensen Wilders geloven en niet minister Hirsch Ballin. Terwijl er geen oprechter mens te vinden is. Het toont de grote vertrouwenskloof tussen burger en politiek.”

Waar komt die kloof volgens u vandaan?

“Door het ontbreken van idealen, van dromen. Niemand die zegt: I have a dream. Partijen moeten een ideologische visie bieden. Bijvoorbeeld over hoe we meedoen in Europa, hoe we in de huidige tijd van globalisering de verzorgingsstaat overeind houden. De kiezer wil richting krijgen. Maar politici maken geen keuzes meer, ze conformeren zich aan de kiezer, ze lopen erachteraan. Om maar in de gunst van de kiezer te komen, gaan ze op de knieën.”

Drie jaar geleden hield u de jaarlijkse Thorbeckelezing. Daarin sprak u de zin: Mensch, durf te leiden. Is dat uw adagium?

“Als leider moet je wel luisteren, maar niet volgen. Wat je nu ziet is dat leiders niet leiden, maar volgen. Ze blijven hangen in de sentimenten van de kiezer. Kamerleden gaan er gekleurd in, maar komen er grijs gewassen uit. De partij- en fractiediscipline leidt ertoe dat parlement en kabinet elkaar in een machteloze omhelzing houden. Van dualisme komt weinig terecht. Het komt ook door de media. We leven in een mediacratie, dat zie je goed bij het Europabeleid. Omdat mensen een naar gevoel hebben bij ‘Europa’, komen er alleen negatieve verhalen boven. Den Haag doet dan allerlei beloftes, die ze niet kan nakomen. In plaats van dat ze de positieve kant van Europa laat zien.”

Wat zijn uw verdere ambities in Maastricht?

“Vooral de kwaliteit van de stad ontwikkelen. Jongeren moeten kansen hebben op wonen en werken. Maastricht moet geen slaapstad worden. En ik hoop de drugsoverlast af te kunnen remmen. Wat dat betreft vertrouw ik op minister Hirsch Ballin. Die is laatst met mij mee geweest, de coffeeshops in. Hij heeft gezien dat het om een commerciële sector gaat met gierend veel geld. Dat behoeft regulering. En binnenkort komt de regionale televisiezender L1 met een reportage over de runners op de A2. Dat zal de ernst van de situatie duidelijk maken. Hopelijk geeft Den Haag ons dan meer instrumenten om de runners aan te pakken.”

Heeft u nog fouten te betreuren?

“Mijn grootste fout is dat ik niet omfloerst kan praten. Ik ben niet echt een diplomaat, terwijl dat soms wel nodig is. Ik zeg dingen vrij hard, nogal recht voor zijn raap. Wat betreft analyses dan, want mensen behandel ik als koningen.”

Werd u daarom in 2005 gekozen als ‘beste burgemeester’?

“Dat is een momentopname. Er zijn veel ‘beste burgemeesters’, zoals Job Cohen, die ervaren de hitte van iedere dag. Al ben ik er heel blij mee. Want als burgemeester sta ik in een gemeenschap. Dat is voor mij de betekenis van solidariteit: dat je anderen in je leven betrekt. Dat kan niet anders. Het betekent ook dat je mensen met minder kansen wilt helpen. Als ik een boot had, zou ik die ook met anderen willen delen.”

Moet u dan niet eens lid worden van een linksere partij dan het CDA?

“Ik ben ooit een jaar lid geweest van de PvdA, rond 1975. Er zaten te veel drammers, zoals Marcel van Dam, dat paste niet bij me. Mijn inspiratie vind ik toch vooral in mijn geloof.”

Gerd Leers werd in 1951 geboren in Kerkrade en was van 1990 tot 2002 lid van de Tweede Kamer voor het CDA. In diezelfde periode maakte hij deel uit van de Raad van Europa. Als burgemeester van Maastricht (sinds 2002) haalde hij geregeld de landelijke voorpagina’s met opzienbarende maatregelen, zoals de inval in woonwagenkamp de Vinkenslag en het stopzetten van de subsidie aan voetbalclub MVV. In 2004 werd hij op basis van een enquête van Interview/NSS gekozen tot beste burgemeester van Nederland. Gerd Leers is getrouwd en heeft drie dochters.

Inhoud