publicatie

SP Tribune 11/2005: Interview met Yash Tandon

Tribune 11 november 2005

Yash Tandon

Als directeur van het South Centre adviseert hij ontwikkelingslanden in hun onderhandelingen met de Wereldhandels-organisatie (WTO). Dat is bijzonder, want zelden kom je iemand op zo’n hoge post tegen met radicale linkse ideeën. ‘Protectionisme is geen vies woord en de Derde Wereld moet gewoon stoppen met het afbetalen van oneerlijke schulden,’ zegt Yash Tandon. Achter de schermen legt hij de boodschap van de anti-globalisten rechtstreeks op de onderhandelingstafels in Seattle, Cancún en volgende maand Hong Kong. Tandon: niet alleen een luis in de pels, maar doorgedrongen tot in het hart van de vijand.

Tekst Johan van den Hout

Foto's Suzanne van de Kerk

‘Goed bestuur? Zolang Afrikaanse landen hun markten maar vrijgeven voor Westerse multinationals, zijn Amerika en Europa al tevreden.’

Hoe wordt iemand met radicale ideeën directeur van een intergouvernementele organisatie waarvan 49 landen lid zijn?

‘Dat is een lang verhaal. Ik ben geboren in Uganda en was daar al snel betrokken bij de onafhankelijkheidsstrijd. De eerste tien jaar van Uganda als zelfstandige staat waren moeilijk maar spannend. In 1972 pleegde Idi Amin een militaire coup en werd ik gedwongen uit te wijken naar het buitenland, naar Tanzania. Daar heb ik les gegeven op de universiteit van Dar es Salaam, een bolwerk van verzet tegen de dictatuur in Uganda. Vandaar dat ik in 1979, toen Amin het veld moest ruimen, terug kon naar mijn land en voor korte tijd zelfs onderminister voor informatie was. Maar het jaar daarop werden wij afgezet na weer een militaire staatsgreep. Ik vluchtte naar Kenia en vervolgens naar Zimbabwe. Daar heb ik vooral gewerkt met vakbonden en boerenorganisaties. Maar de situatie in Zimbabwe werd steeds slechter, vooral nadat het land door het IMF gedwongen werd om een Structureel Aanpassingsprogramma uit te voeren. Zogenaamd om de economie te saneren. In 1994 werd ik directeur van het nieuwe International South Group Network, waardoor ik dezelfde strijd die ik in Zimbabwe voerde op internationaal niveau kon voortzetten. En vooral door dát werk kwam voor mij het inzicht dat het wereldwijde handelssysteem oorzaak was van de meeste ellende in Afrika en de rest van de Derde Wereld. Drie jaar later vond ik het dan ook nodig om een speciale groep op te richten om Afrikaanse ministers en onderhandelaars bij elkaar te brengen en hun agenda’s en strategieën in de WTO-bespreking op elkaar af te stemmen. Dus door vervolging, vlucht, werken met vakbonden en het analyseren van internationale handel werd ik enerzijds radicaal en anderzijds ‘bekend’ bij regeringen van ontwikkelingslanden. Dat leidde in 2004 tot de vraag of ik directeur van het South Centre wilde worden.’

En dat wilde u wel…

‘Ja allicht! Want dat bracht me precies waar ik wilde zijn: in het hart van de onderhandelingen over wereldhandel en met een missie om de belangen van de Derde Wereld te verdedigen. En het is een hele eer. Het Centre werd namelijk in 1994 opgericht door Julius Nyerere, de voormalige president van Tanzania. Zeg maar de eerste Afrikaanse socialist. Maar het is ook lastig. Ik bedoel; ik ben Afrikaan in hart en nieren, en nu woon ik dus in Genève…’

En wat doet u daar zoal, in dat South Centre?

‘Het Centre is een intergouvernementele organisatie waar staten lid van zijn. Maar Nyerere had het inzicht om de regering niet in het bestuur te zetten, want dat zou slechts leiden tot eeuwige discussie en verdeeldheid. De ‘board’ wordt bevolkt door mensen die op hun eigen professionele merites gekozen worden. Voormalig VN-chef Boutros Boutros Gali bijvoorbeeld is momenteel voorzitter. Wat wij doen is analyseren, expertise ontwikkelen en adviseren.’

Dat klinkt allemaal nogal theoretisch. Bent u misschien een papieren tijger…?

‘Nee. Ik sta niet letterlijk met een vlag op de barricades, maar ik geloof zeker dat ons werk echt iets verandert. Onze analyses gaan over globalisering en liberalisering van wereldhandel. Wij proberen die thema’s te plaatsen in de context waarin het Zuiden moet opereren. Wat levert het ons op ? lijkt een voor de hand liggende vraag, maar die moet wel gesteld en beantwoord worden. Vervolgens bestuderen we de onderhandelingen binnen de WTO. Dat samen leidt tot het innemen van standpunten en uiteindelijk tot een advies aan de regeringen van de lidstaten over hoe zij die onderhandeling in zouden moeten gaan. En in 2003 heb je in Cancún kunnen zien wat er gebeurt als ontwikkelingslanden samen een vuist maken tegen het westen.’

Ú heeft die WTO-top laten mislukken?

‘Onze rol was indirect, maar ik denk dat wij behoorlijk wat invloed op het proces hebben gehad. Uiteindelijk was het natuurlijk de zogenaamde G20, een club van de wat grotere ontwikkelingslanden. Die hield haar poot stijf hield en eiste meer macht voor het Zuiden op. Die onderhandelingspositie was gebaseerd op analyses van South Centre. Hetzelfde geldt voor de G33, de wat kleinere en vooral agrarische ontwikkelingslanden.’

In Europa wordt de WTO-top in Cancún als een mislukking gezien waarvan vooral de Derde Wereld de dupe zou worden…

‘Dat weet ik, maar dat is een grote leugen. In de WTO hebben de Westerse landen altijd alleen hun eigen belangen gediend. Dat deze onderhandelingsronde een ‘ontwikkelingsagenda’ werd genoemd was slechts een dekmantel. Met name de Europese Unie heeft tot aan Cancún ontwikkelingslanden met chantage gedwongen handelsvoorwaarden te accepteren die niet in het belang van Afrika of de Derde Wereld waren. Omdat die landen wel aanwezig waren, zei het Westen dat daarmee ook ontwikkelingsdoelen gediend werden. En daarom was die ‘mislukking’ van Cancún juist een overwinning voor het Zuiden en de ontwikkelingslanden. Het Zuiden heeft de druk van het Westen weerstaan om nóg meer slechte voorwaarden te accepteren. Succes en mislukking hangen af van belangen. Het Westen kreeg in Cancún niet zijn zin, dus in de ogen van dié landen, hun politici én hun media was het een mislukking. De rest van de wereld vierde feest. Dat Westerse politici zeggen dat Cancún slecht was voor ontwikkelingslanden is niet meer dan een gemene leugen.’

Volgende maand komt de WTO in Hong Kong bij elkaar. Wat verwacht u daar van?

‘Ik hoop vooral dat de landen uit het Zuiden nader tot elkaar kunnen komen, omdat ze elkaars belangen kunnen dienen. Maar ik ben niet alleen maar optimistisch. De grote G20-landen zijn al bijeen geweest ter voorbereiding op Hong Kong en zij zullen misschien zelf met de VS en de EU gaan onderhandelen. Dan zit er het risico in dat zij daarmee de belangen van de kleinere ontwikkelingslanden uit het oog verliezen. Maar een goede uitkomst van ‘Hong Kong’ is vooral afhankelijk van welke landen je in het oog hebt. De EU wil meer vrije markt op het gebied van diensten en niet-agrarische producten. Als ze dat voor elkaar krijgen heet het voor hen een succes, maar voor het Zuiden zou dat een groot probleem zijn. Voor ons zou het goed zijn als we de industrialisatie in onze landen konden beschermen en wat meer toegang zouden krijgen tot markten in het Westen. Maar als ontwikkelingslanden in ruil voor toegang tot Europa ook hun eigen markten moeten opengooien is dat een ramp. Dan kan het beter gewoon blijven zoals het nu is. Beter geen deal dan een slechte deal. Dat geldt ook voor de grotere ontwikkelingslanden als India en Brazilië. Ook voor die landen gelden dat ze graag meer exporteren naar het Westen, maar niet tegen elke prijs. Niet als zij hun markt in w ater, telecommunicatie, afval, onderwijs, gezondheidszorg, ICT, toerisme en dergelijke helemaal open zouden moeten gooien.’

Is de toegang tot de Europese markt van levensbelang voor Afrika?

‘Afrikaanse landen willen best meer exporteren naar Europa. Maar wat ze vooral willen, is k unnen produceren voor hun eigen markt! Het openen van de Europese landbouwmarkten hoeft voor Afrika helemaal niet goed te zijn. Als zij hun voedsel naar het Westen éxporteren, zullen ze voor hun eigen volk voedsel moeten ímporteren. Het openen van de Europese markt moet geen eerste prioriteit zijn. Het belangrijkste voor ontwikkelingslanden is het ontwikkelen van hun eigen economie, hun eigen interne markt. Daarvoor moeten zij hun opkomende industrie kunnen beschermen tegen Westerse concurrentie, anders krijgen ze gewoonweg geen kans. Er is niks mis met protectie; bescherming is geen vies woord! Je moet jezelf verdedigen, als je dat niet doet verlies je je ontwikkeling en uiteindelijk zelfs je leven. Ook met subsidies is niet per se iets mis. Het ligt er maar net aan wat voor subsidies, voor wie en voor wat. In Europa gaat het meeste landbouwgeld naar grote bedrijven. Dat is wel slecht. Als Europa zijn eigen kleine boeren zou willen ondersteunen, kan niemand daar echt bezwaar tegen maken, daar is niks mis mee. Alle landen in de wereld moeten hun eigen kleine producenten kunnen beschermen en helpen.’

Bijna alle ontwikkelingsorganisaties, maar ook het IMF en de Wereldbank, eisen tegenwoordig ‘goed bestuur’ voordat ze hulp verlenen aan Afrika. Wat moeten we met die eis?

‘Goed bestuur is belangrijk voor Afrika, zeker. Afrikanen willen zelf ook geen slecht bestuur. Sterker nog, ik streed tegen het corrupte regime in Uganda, dat destijds werd ondersteund door het Westen. Democratisering is een strijd die in ontwikkelingslanden al lang gevoerd wordt. Maar het Westen heeft dat begrip gekaapt en het in haar eigen termen vertaald. Met goed bestuur bedoelen ze vooral bestuur dat goed is voor het Westen, gebaseerd op de westerse historie, ervaring en situatie. Dat willen ze exporteren, zoals ze dat nu in Irak proberen, en dat mislukt. Je legt een systeem op dat niet past bij het land. En dat maken ze tot voorwaarde voor hulp of handel. Dat is dus dubbel fout: niet alleen dwingen ze ons om hún systeem over te nemen, maar ze straffen ons ook nog met een boycot als we dat niet doen. Het is een soort morele rekolonisatie. Wij willen zelf geen corruptie. Corruptie is verkeerd en we hebben het Westen niet nodig om ons dat te vertellen. Maar juist corrupte regimes werden steeds door het Westen gesteund. De eis van ‘goed bestuur’ pakt meestal gewoon verkeerd uit voor ontwikkelingslanden, want zolang een regering haar markt maar helemaal vrij geeft voor Westerse multinationals is het Westen al tevreden. En juist de investering van die grote bedrijven leidt tot een verdere verarming van Afrika en níet tot ontwikkeling. Dan moeten weer nieuwe leningen worden aangegaan en zo raakt Afrika nog dieper in de schulden .’

Maar de G8 heeft afgelopen zomer toch veel schulden kwijtgescholden?

‘De maatregelen die tot nu toe zijn genomen in het kader van de schuldverlichting hebben vooralsnog nergens toe geleid. We zijn nu aan het analyseren hoe sommige ontwikkelingslanden dat anders aangepakt hebben, zoals Nigeria en Argentinië. Die zeiden gewoon tegen hun schuldeisers: We hebben geen geld meer voor aflossing, pech gehad . Dat gaf hun een sterke onderhandelingspositie tegenover het IMF en daar zijn ze goed uitgekomen. De druk moet dus vanuit de ontwikkelingslanden zélf komen, niet vanuit de schuldeiser. Niet het Westen maar het Zuiden moet zeggen hoe om te gaan met het schuldenvraagstuk. Op korte termijn kan het G8-besluit over schuldenkwijtschelding even werken, het kán een verlichting betekenen. Maar zolang de structuur die de schulden veroorzaakt blijft bestaan, is het dweilen met de kraan open. Zolang de prijs van grondstoffen niet omhoog gaat en zolang de industrialisatie in het Zuiden geen kans krijgt, hou je het systeem in stand. En juist het IMF stelt de voorwaarden die het onmogelijk maken tot een dergelijke ontwikkeling te komen. Erger nog: juist de schuldenkwijtschelding zélf gaat gepaard met voorwaarden die er precies voor zorgen dat deze landen straks opnieuw dezelfde schulden zullen hebben. We zitten gevangen in een systeem dat in ruil voor een kleine schuldenverlichting op korte termijn de onderontwikkeling van de Zuidelijke economieën in stand houdt. Er zou eerst eens een onderzoek moeten komen naar de schulden.’

Hoezo?

‘Nou, er is namelijk nogal een verschil tussen de ene en de andere schuld. Als landen het geld hebben gebruikt voor echte investeringen, bijvoorbeeld voor het aanleggen van wegen of het bouwen van bruggen, en de lening daarvoor was onder eerlijke voorwaarden, dan moeten we díe schuld gewoon afbetalen. Maar ik wed dat 70 tot 80 procent van de schulden in feite frauduleus zijn. Frauduleuze leningen in de zin dat ze onder oneerlijke voorwaarden zijn afgesloten. Dus dat er geld is betaald voor projecten die in werkelijkheid nooit zijn uitgevoerd. Of dat er leningen zijn aangegaan voor het afbetalen van eerdere oneerlijke schulden met té hoge rentes en dergelijke. Deze schulden moeten worden kwijtgescholden. Niet door de G8-landen in Gleneagles, maar door onszelf. Zoals Nigeria en Argentinië deden, gewoon niet meer betalen.’

Professor Yash Tandon werd geboren in 1939 in Uganda, maar werkte een groot deel van zijn leven in Tanzania, Kenia, Zimbabwe en sinds vorig jaar in Zwitserland. Hij studeerde en promoveerde aan de London School of Economics en gaf les aan universiteiten in Kampala, Dar es Salaam, Nairobi en New York. Na de val van Idi Amin in 1979 maakte hij korte tijd deel uit van de nieuwe Ugandese burgerregering, maar moest al snel weer vluchten voor een nieuwe staatsgreep. In Zimbabwe richtte hij in 1994 International South Group Network op en ging zich vooral concentreren op wereldhandel. Drie jaar later stichtte Tandon, SEATINI, een expertisecentrum over handelsvraagstukken voor zuid- en oost-Afrika. Hij vertegenwoordigde Uganda op diverse WTO-topbijeenkomsten en sinds begin van dit jaar is hij directeur van het in Genève gevestigde South Centre. Tandon is een van de meest uitgesproken critici van het vrije-marktdenken en de door het Westen geleidde globalisering.

Inhoud

  • Het nieuwe zorgstelsel is te ingewikkeld, te bureaucratisch en niet sociaal. Toch dendert de kabinetstrein van het nieuwe zorgstelsel gewoon door. En dus is de kreet gerechtvaardigd: Trek aan de noodrem! Agnes Kant: "Wij leggen ons nergens bij neer."
  • Hij is de directeur van het South Centre en zijn analyses zijn invloedrijk. Yash Tandon is naar eigen zeggen radicaal en ‘bekend’ bij de regeringen van ontwikkelingslanden. ‘Ik wed dat zeventig tot tachtig procent van de schulden van arme landen frauduleus zijn.’
  • ‘Vincent van Gogh is vermoord’, weet een van de leerlingen te melden. Het laat zijn klasgenoten koud. Twee jaar lang volgde schrijfster Margalith Kleijwegt een klas op een zwarte VMBO-school. Het resultaat is haar boek ‘Onzichtbare ouders, de buurt van Mohammed B.’
  • Blufpoker met de Europese landbouwsubsidies
  • Alle seinen op groen voor de gemeenteraadsverkiezingen
  • Jong in de SP: Arnout Hoekstra
  • Column Jan Marijnissen: Trots en vertrouwen