publicatie

SP Tribune 01-2005 :: Geen enkel volk verdient zo'n lot

Tribune, 21 januari 2005

Beetje gerechtigheid voor slachtoffers Halabja

’Geen enkel volk verdient zo’n lot’

Tekst: Wim Herstel

Frans van Anraat, de Nederlandse zakenman die in de jaren tachtig grondstoffen voor chemische wapens verkocht aan het Irak van Saddam Hoessein, werd op 6 december 2004 aangehouden door de Nationale Recherche. De verdenking: medeplichtigheid aan oorlogsmisdrijven en volkerenmoord. De naam Van Anraat is nauw verbonden met Halabja, het stadje in Noord Irak waar het regime van Saddam Hoessein op 16 maart 1988 een luchtaanval uitvoerde met mosterdgas en zenuwgas. Vijfduizend Koerden werden vermoord en tienduizenden raakten gewond. De toen 15-jarige Rebar Tahir ontsprong de dans. Nu, zeventien jaar later woont hij in Nederland. ‘Frans van Anraat is niet de personificatie van het grote kwaad.’ Een monoloog van een Koerd met een droom.

In 2003 werden de gruwelbeelden van Halabja gebruikt om weer een oorlog tegen Irak te rechtvaardigen, niet vanwege de brute daad tegen jou, maar vanwege de vermeende betrokkenheid van het Iraakse regime met Al Qaida en terrorisme. Zelfs na de dood van jouw zonen en dochters wordt je naam nog steeds misbruikt. En wat doen jouw veertig miljoen nabestaanden? We staan er bij en kijken machteloos toe! Maar wij hebben een droom! Dat de uitvoerders van de Halabja-operatie berecht worden in het nieuwe democratische Irak.

‘Ja, dat zei ik op de zestiende herdenkingsdag van Halabja tegen alle aanwezige Koerden daar. Met het besef dat iedereen z’n eigen verleden bij zich heeft op zo’n moment. Ook ik. Zelf moest ik het in 1980 in één keer zonder vader doen. Hij werd opgepakt als represaille voor het feit dat ooms van mij vrijheidsstrijders waren. Mijn vader was aannemer en met zijn aanhouding verdwenen ook alle inkomsten voor het gezin. We zijn toen naar het platteland verhuisd, naar het dorp van mijn opa en oma. Mijn opa had een boerderijtje en daar hebben we vier jaar gewoond. Toen is mijn vader weer vrijgekomen.’

‘Uit de periode van de aanvallen met mosterdgas staat mij vooral het gevoel nog bij van de angst dat ook wij een keer aan de beurt konden zijn. De naam Halabja heeft internationale bekendheid gekregen door de gruwelijke omvang, maar het regime heeft ook aanvallen op andere dorpen uitgevoerd en het hing van de ligging af hoe groot de gevolgen dan waren. In dezelfde periode is een poging gedaan om alle mannelijke verzetsstrijders en mensen op het platteland te selecteren en te vermoorden. Hierbij zijn meer dan honderdtachtigduizend mannen omgebracht.’

Naast de aanvallen met gifgas zijn duizenden dorpen volkomen met de grond gelijk gemaakt, ook het dorp van mijn opa en oma waar wij vier jaar gewoond hadden. Anderhalf jaar daarna is mijn opa overleden, hij kon niet leven in de stad. Als kind miste ik de schaduwen van de bomen bij de boerderij, waar we verkoeling zochten tegen de warmte. Een gevoel dat in het niets verdwijnt bij dat van mijn opa. Voor hem betekende de verhuizing zijn dood.’

‘De macht van Saddam Hoessein was dankzij de chemische wapens oneindig groot. De aanval op Halabja stond voorgoed gegrift op het netvlies van alle Koerden, ook van de verzetsstrijders. Lange tijd waren ze vrijwel onverslaanbaar in de bergen en het is mijn persoonlijke overtuiging dat ze nooit zo’n makkelijke prooi waren geweest zonder deze gruwelijke ­wapens. Nu restte niks anders dan overgave of vluchten naar het buitenland.’

‘In 1991 ben ik via Turkije naar Nederland gevlucht. Dat Van Anraat ook een Nederlander is, doet me in principe niet zoveel, hij had overal vandaan kunnen komen. Elk land herbergt criminelen en als de rechter uiteindelijk besluit dat Van Anraat een crimineel is, wordt hij daarvoor veroordeeld. Het gaat ook niet zo heel erg om de persoon Van Anraat. De man heeft zijn geld eraan verdiend, was een handelaar of een bemiddelaar tussen het regime en de fabrikanten. Maar daarmee is hij nog niet de personificatie van het kwaad. Veel interessanter is het om de fabrieken die hier achter zitten in kaart te brengen en daarop aan te spreken. De hele wereldgemeenschap moet weten wie deze fabrikanten zijn’

‘Ik heb bij de zestiende herdenking ook hier iets over gezegd: De leveranciers van chemische, biologische en nucleaire wapens, waaronder mosterdgas, moeten worden aangeklaagd bij het Europese Hof voor de rechten van de mens. Deze leveranciers zijn bedrijven uit het Westen. Het mag niet zo zijn in de wereld, dat derdewereldlanden zich niet bezig mogen houden met chemische­wapens, terwijl bedrijven in het Westen, met medeweten van regeringen, dat wel mogen en grondstoffen leveren aan landen als Irak.’

‘Ik maak me zorgen over een mogelijke verjaring van deze gruweldaden en over de politiek van fabrieken om zich schuil te blijven houden achter het argument, dat ze van niks wisten, net zoals Van Anraat nu doet. Ik ben Koerd en het is mij en mijn volk aan­gedaan, maar toch is het verstandiger om deze zaken in een breed internationaal perspectief te blijven bekijken. Niemand verdient een dergelijk lot, ook andere volkeren niet.’

‘Met de gruweldood van duizenden in Halabja is het leed daar niet gestopt. Nog steeds is er in die omgeving een groot probleem. Vele vrouwen krijgen miskramen en kanker komt daar ook relatief veel meer voor. Dat mogen we met elkaar niet vergeten.’

De SP heeft al een paar jaar geleden, als enige partij, de kwestie Van Anraat aan de kaak gesteld. Ik kan het niet hard maken maar word wel eens overvallen door het vermoeden dat verjaring en het feit dat men er jarenlang niets mee gedaan heeft, wel eens wat met elkaar te maken zouden kunnen hebben.’

‘Toch het is van groot belang geweest, dat de SP de boel op gang heeft ­gebracht. Onder mijn landgenoten in Nederland is de SP ook de partij van menselijkheid, een partij die werkt aan de verbetering van het lot van alle minderheden. Ze hebben ook het lef dat andere partijen niet hebben; recht door zee en vastberaden.’

Inhoud