publicatie

Tribune 4/99 Interview: Pieter Varekamp

Interview

Pieter Varekamp

Vijftien jaar geleden was Pieter Varekamp de motor achter de meest succesvolle hulpactie die Nederland ooit heeft gekend. Ruim honderd miljoen gulden bracht Eén voor Afrika bijeen voor het hongerende continent. Nu in Kosovo de ellende in alle hevigheid is losgebarsten, vraagt hij zich vertwijfeld af waarom niemand nog heeft geprobeerd de actie te herhalen. Pieter Varekamp over de dilemma's en verantwoordelijkheden van de boodschapper van het wereldnieuws.

Tekst Christine de Vos Foto Akke van Eck

"De regering houdt Kosovo ver van ons bed"

Jaap van Meekren zag het in eerste instantie niet zitten dat ik de verslaggeving in wilde. Hij zag me liever aanblijven als regisseur/producer. Dat deed ik goed en Jaap hield de dingen graag zoals ze waren. Maar ik wilde op pad, verslag doen van wat er in de wereld gebeurde. En ik kreeg mijn zin. Jaap is voor mij hét voorbeeld van de televisiejournalist. Hij had waarden waar niet aan te tornen viel. Dat bleek toen ik in 1980 met hem meeging naar Oeganda. Wij waren met een hulptransport meegevlogen naar Kampala en reden vandaar twee dagen naar het noorden. Idi Amin was verslagen, maar soldaten die deel hadden uitgemaakt van zijn leger waren nu voor zichzelf begonnen en overvielen onder meer voedseltransporten. Wij reden door dat dorre land en zagen langs de kant mensen sterven. Nog nooit had ik met eigen ogen iemand zien doodgaan van de honger. Het was verschrikkelijk. In the middle of nowhere hadden duizenden zich met hun laatste krachten naar een missiepost gesleept, in afwachting van een hulptransport. Velen van hen hebben het voedsel niet meer zien komen. Met die verschrikkelijke beelden kwamen wij terug in Nederland. Ik vroeg Jaap of dit niet té erg was, of we dit wel konden laten zien. Hij zei: "We moeten wel." Nu kijken we dagelijks naar zulke beelden, maar in die tijd waren ze nog behoorlijk shockerend. Jaap introduceerde die avond de reportage met de woorden: "Dames en heren, we laten u deze verschrikkelijke beelden zien opdat u later niet kunt zeggen: Wir haben es nicht gewusst." Dat maakte een diepe indruk op me. Jaap had zijn hart op de juiste plaats. Zo heb ik het zelf ook altijd geprobeerd te doen. Toch kwam het wel voor dat we dingen niet opnamen. Want het was bij tijd en wijle een behoorlijk genante vertoning: een paar weldoorvoede jongens uit het Westen, die met een camera rondlopen om vast te leggen hoe honderden hongerende mensen liggen dood te gaan. We pasten wel enige zelfcensuur toe. Niet omdat het beeld te verschrikkelijk zou zijn of – zoals het NOS-journaal jaren deed door principieel geen lijken te filmen – om de kijkers thuis te sparen. Beelden moeten niet zó vreselijk zijn dat mensen wegzappen en je boodschap missen, maar dat was niet onze eerste zorg. Het ging om de mensen die we filmden. Ze willen zó graag met je praten. Bij lotgenoten kunnen ze hun ei niet kwijt, die hebben precies hetzelfde meegemaakt. Dus lopen ze leeg tegen verslaggevers. Dat schept een verantwoordelijkheid. Hoeveel van dat verhaal mag je delen met de wereld? Ze hebben ook hun privacy. Maar je móét. Je bent de boodschapper. Je moet vertellen van de honger die ze lijden en over hun vermoorde mannen of verkrachte dochters. Bovendien heb je ook een verantwoordelijkheid naar de kijkers thuis. Omdat we vaak de eerste of zelfs de enige Nederlandse cameraploeg ter plaatse waren, realiseerde ik me terdege dat de beeldvorming van mensen, en hun mening die daaruit volgt, gebaseerd zijn op wat ík ze liet zien.

Nu het oorlog is in Kosovo, moet ik heel sterk terugdenken aan mijn tijd in Bosnië. Door bemiddeling van het Rode Kruis werden rond Kerstmis 1992 een paar honderd mannen vrijgelaten uit een concentratiekamp. Zij vertelden de meest vreselijke verhalen. Moord en doodslag waren aan de orde van de dag. Elders in Bosnië vertelden vluchtelingen met monotone stemmen tot in detail hoe hun mannen waren afgeslacht. Afschuwelijk! Toen ik de beelden en verhalen van die mensen van commentaar voorzag, was ik zo ontzettend kwaad. Ik heb gezegd: "Dit hebben we gezien, dit hebben we gehoord. Dit hebben we dit jaar al een paar keer gehoord en waarschijnlijk zullen we het volgend jaar wel weer horen, want de internationale gemeenschap vindt het blijkbaar niet belangrijk genoeg er ook maar iets aan te doen!" Nu is in Kosovo hetzelfde aan de gang. Weer doen journalisten dezelfde verhalen en nu zegt de internationale gemeenschap wél: "het is mooi geweest". Maar wat is het toch een rare wereld, dat wij anno 1999 niets beters kunnen bedenken dan maar een beetje te gaan bombarderen? Dát is niet wat ik destijds in mijn commentaar bij de reportage bedoelde. Met een enorm dubbel gevoel sla ik de ontwikkelingen gade. Ik zie weer dat meisje van elf jaar, dat met holle ogen en vlakke stem zegt: "Ik deed de deur open – Er waren soldaten – Ze duwden me opzij – Ze schoten mijn vader dood." En dat gebeurt op anderhalf uur vliegen van Nederland.

Ik heb de indruk dat – ondanks alle media-attentie – Kosovo niet echt leeft bij de mensen. Dat het voor het Nederlandse volk een ver-van-mijn-bed-show is. Ondanks de geografische nabijheid. Mede daardoor komen volgens mij de hulpacties zo traag op gang. Gironummer 555 staat open en er worden veel spotjes uitgezonden, maar ik geloof niet dat er enorm veel respons is. Er zou toch iets veel en veel massalers in gang moeten worden gezet! Het moet mogelijk zijn om een nationale actie te houden in de stijl van Eén voor Afrika. Dat hebben we eind 1984 met journalisten van de gezamenlijke omroepen binnen twee weken van de grond gekregen. Tien uur televisie, achttien uur radio. Zeveneneenhalf miljoen kijkers en meer dan honderd miljoen gulden opbrengst. Het was de meest succesvolle actie sinds tijden. Iedereen deed zonder morren mee. Novib, alle omroepen, de banken, de Nederlandse Spoorwegen, tientallen artiestenÉ Perez de Cuellar, toen secretaris-generaal van de Verenigde Naties, heeft de actie zelfs officieel geopend. En ik denk dat het wéér zou aanslaan. Waarom nog niemand op het idee is gekomen, is me een raadsel. Er moet wat gebeuren. De Nederlandse Staat moet flink in de buidel tasten. Er moeten luchtbruggen komen, voedseldroppings, weet ik veel! Al het mogelijke moet gewoon gedaan worden. Als dat betekent dat een snelweg een half jaar later afkomt, dan moet dat maar.

Dat de oorlog niet leeft onder de mensen, is voor een groot deel te wijten aan de houding van de Nederlandse overheid. In omringende landen betrekt de regering de bevolking bij de oorlog. Tony Blair verschijnt twee, drie keer per week op tv om persoonlijk te vertellen wat er de afgelopen dagen is gebeurd en waarom hij vond dat dat nodig was. In Engeland is wél een nationale hulpactie gestart op tv en daar is tien miljoen pond mee opgehaald. Blair, Schröder, Clinton... of je het met hen eens bent of niet, zij leggen wél verantwoording af. Nederland volstaat echter met te zeggen dat het vierkant achter de NAVO staat en betrekt het volk vervolgens nergens bij. Wim Kok vond het niet eens nodig aanwezig te zijn bij het Kamerdebat, dat op initiatief van de SP werd gehouden op de dag dat de eerste bommen vielen! We zien hem niet. Hij zou ons toch drie, vier keer per week om acht uur moeten vertellen waarom hij het nog steeds nodig vindt dat die bombardementen plaatsvinden? De regering houdt het ver van ons bed. Díe wil niet dat wij daar al te veel over nadenken."

Pieter Varekamp (56) was jarenlang verslaggever voor AVRO's Televizier. Hij filmde in het diepste geheim leden van Solidarnosc in Polen, smokkelde filmbanden uit Oost-Duitsland en werd bijna met kogels doorzeefd in Roemenië. Vorig jaar werden zijn ervaringen in de brandhaarden van de wereld gebundeld onder de titel "De Deadline". Binnenkort hoopt hij naar Beiroet te vertrekken voor een – dit keer – culturele reportage.

Inhoud

  • Nieuws: Het Binnenhof / Aktie / Bulletin Board

  • Column Jan Marijnissen: In oorlog

  • Aan instellingen die zich ermee bemoeien, ontbreekt het niet in de wereld van de banenplannen en scholingsinitiatieven. Wel aan deugdelijke controle en verstand van zaken. Een blik achter de schermen van de Eindhovense Evenementenpool.

  • "Af en toe was het behoorlijk genant: een paar weldoorvoede jongens uit het Westen, die vastleggen hoe hongerende mensen liggen dood te gaan" Televisiejournalist Pieter Varekamp filmde de meest verschrikkelijke taferelen. En hij was één van de drijvende krachten achter de massale hulpactie Eén voor Afrika.

  • "Als in het Europarlement niemand is die de tweedeling aanklaagt, de winsthonger en de uitholling van de democratie, dan kan men straffeloos doorgaan." Erik Meijer wordt na 10 juni de broodnodige waakhond van de SP in Europa.

  • Twee jaar lang was Bert Voskuil van tijd tot tijd één met de daklozen van Haarlem. In het boek Dakloos schreef hij zijn ervaringen tussen de "weggooimensen" op. In de Tribune geeft hij een samenvatting.

  • Theo de Buurtconciërge; strip van Wim Stevenhagen