publicatie

Spanning januari 2012 :: Interview met Paul Ulenbelt

Spanning, januari 2012

Gesprek met Paul Ulenbelt naar aanleiding van het akkoord van Dalfsen

De institutie van polderaars moet weer een instituut van levende mensen worden

FNV-ers demonstreren op Het Plein in Den Haag in november 2008 voor tijdelijke werktijdverkorting.

Na maanden van strijd binnen de FNV leek er op 3 december een eind aan de onderlinge twist te zijn gekomen. In Dalfsen kwamen de voorzitters van de 19 bonden bijeen om te vergaderen over de voorstellen die de ‘verkenners’ Wijffels en Noten deden om uit de impasse te geraken. Aan het eind van de dag was men er uit: de FNV zal verdwijnen en plaats maken voor een nieuwe organisatie, waarvan de voorlopige werktitel De Nieuwe Vakbeweging is. De inkt van het besluit was nog niet droog, of SP-Tweede Kamerlid Paul Ulenbelt twitterde: ‘Uitkomst Dalfsen is positief. Organiseer bij de mensen. Herkenbaar rond beroep. Zegt Wijffels. Nadruk ligt op nieuwe FNV. Komt Congres.’ Reden om hem te spreken over de nieuwe ontwikkelingen in vakbondsland.

Tekst: Sjaak van der Velden Foto’s: Bas Stoffelsen

Je leek nogal optimistisch. Ben je dat echt, of is het meer een soort opluchting dat er nu misschien eindelijk rust in de tent komt?

‘De discussie over de pensioendeal van Jongerius, Wientjes en Kamp heeft een aantal fundamentele problemen binnen de FNV blootgelegd. Er is een leiderschapsprobleem. De FNV-leiding bleef hardnekkig de pensioendeal verdedigen, terwijl een meerderheid van de leden er op goede gronden tegen is. Het tweede probleem is dat er door het ‘organizen’ binnen FNV Bondgenoten (denk aan de schoonmakers) en Abvakabo nieuwe krachten zijn ontplooid, die grote successen boekten en lieten zien dat strijd loont. Dat is een moderne aanpak, die werkt en navolging verdient. En het derde probleem is dat van de dalende organisatiegraad. Het ledental stijgt nog wel, maar minder dan de groei van het aantal werknemers. Ledenwinst onder jongeren blijft achter, waardoor tegenstanders de vakbonden als een vergrijsde organisatie proberen weg te zetten.’

Ja, en hoe gaat ‘Dalfsen’ deze problemendan oplossen?

‘Dalfsen biedt vooral mogelijkheden voor vernieuwing. Wat ik vooral belangrijk vind is de toegenomen aandacht voor het vak. Bij Bondgenoten was er altijd een probleem hoe mensen aan te spreken. Bondgenoten als vak bestaat niet en het gaat toch om de vakbeweging. Toen ik zelf nog bij de vakbond werkte, hadden we dat probleem ook. Als we een vergadering belegden, dan stond je vaak voor een halflege zaal, maar toen we eens een bijeenkomst organiseerden over de veiligheid in de installatiesector, toen was de laatste stoel ook bezet. Kijk, dat ging over het werk van die mensen. Met je loon en andere arbeidsvoorwaarden ben je niet dagelijks bezig, maar met het werk zoals je dat moet uitvoeren, ja, daar zijn mensen de hele dag mee bezig. Dat gaat om hun vak.

Dalfsen biedt de mogelijkheid dat de vakbeweging terugkeert naar haar ‘roots’, naar de oorsprong.’

Wat bedoel je daarmee? We leven nu toch in een heel andere tijd dan 150 jaar geleden?

‘Dat is wel zo, maar het basisidee van de oorspronkelijke vakbeweging is nog steeds waardevol. We moeten af van de institutie van de polderaars en toe naar een instituut van levende mensen. Bij de Industriebond hadden we vroeger een penningmeester, Wout Tuinenburg, die weleens zei dat het grootste probleem voor de bond was dat ze leden had. Er was heel veel geld. Zoveel dat bestuurders konden doen wat ze wilden, maar de leden konden roet in het eten gooien. De beste man is later bij SNS Reaal terecht gekomen, ja, daar hebben ze geen leden.

De vakbonden zijn ooit ontstaan door groepjes mensen die bij elkaar gingen zitten om de belangen van de arbeiders te vertegenwoordigen. Dat was een riskante bezigheid, want je kon zomaar op straat komen te staan. Henri Polak bedacht toen dat het veiliger was om vrijgestelden in dienst van de bond te nemen; die hoefden dan niet bang te zijn voor ontslag. De vakbonden werden later een soort bedrijven en van daar was de stap naar het polderen niet groot meer. Dat polderen is bij het akkoord van Wassenaar tot een hoogtepunt gekomen en daarna stelde de vakbeweging als strijdorganisatie eigenlijk niets meer voor. Er gingen zelfs stemmen op er een soort sociale ANWB van te maken. Alleen individuele belangenbehartiging, geen gezamenlijke actie. En vergis je niet: er zijn nog steeds krachten binnen de FNV die het liefst die kant uit zouden gaan. Pas rond de acties van 2004, de grootste vakbondsdemonstratie, maar vooral ook de stakingen tegen de afschaffing van het prepensioen, bleek de FNV op grote schaal te kunnen mobiliseren. Maar daarna verstopte de leiding zich weer in de polderorganen. Gebruik makend van de macht die je van je tegenstander krijgt, niet van de macht die je zelf kunt opbouwen.’

‘Het belangrijkste is dat er weer een sterke, levendige, vakbeweging komt.’

Je noemde net ‘organizen’ als belangrijke factor in het huidige veranderingsproces. Toch lijkt het dat organizen niet overal mogelijk is. Zelfs in Amerika, waar het vandaan komt, is het alleen een succes bij de schoonmakers.

‘Organizen, en de schoonmaakstaking van vorig jaar, heeft aan het licht gebracht dat het wel degelijk mogelijk is om het oude vakbondsidee ook in de huidige tijd toe te passen. Vroeger in de industrie had je heel grote bedrijven, waar de werknemers door de baas als het ware bij elkaar werden gebracht. In de schoonmaaksector werken mensen door de aard van hun werk tamelijk versnipperd, daar moet de bond ze samen brengen. Dat is gelukt door een aanpak waarbij op de inzet van de mensen een beroep is gedaan, maar ook door een goede analyse van de machtsverhoudingen in de sector. Met een goed draaiboek de zwakke plekken zoeken en ook de opdrachtgevers in de strijd betrekken; dat waren de voorwaarden voor het succes.

Iedere sector heeft zijn eigen aanpak, maar organizen heeft wel laten zien dat de vakbeweging niet ouderwets hoeft te zijn. Dat is wat ik het ouwe-lullenframe noem; dat de vakbeweging er alleen nog is voor oude mannen.’

Iets anders, hoe vind je het dat de PvdA wel een zwaar stempel drukt op het vernieuwingsproces?

‘Ja, wat moet je daarvan vinden. Het is wel eigenaardig te zien dat de verkenners Wijffels en Noten, PvdA-Tweede Kamerlid Jette Klijnsma naar voren schuiven om een oprichtingscongres voor te bereiden. Vreemd als een PvdA-senator dit een uitgelezen kans voor de PvdA vindt om de vakbeweging ‘in te richten’. Niet de PvdA, maar de mensen in de bond moeten de nieuwe moderne bond inrichten, naar het voorbeeld van de schoonmakers en andere sectoren waar ze dagelijks bewijzen dat een bond van levensbelang is voor werkenden. We zien wel hoe het verder loopt, maar ik merk dat steeds meer FNV’ers, maar ook CNV’ers, de weg naar de SP weten te vinden. Blijkbaar staan onze standpunten en manier van werken hen toch meer aan dan de oude vormen en gedachten.’

Wat verwacht en hoop je nu? Dat de FNV opgaat in DNV?

‘Hoe het precies gaat is niet zo belangrijk; het belangrijkste is dat er weer een sterke, levendige, vakbeweging komt. Het was de afgelopen tientallen jaren nog maar een armzalig vuistje. Eigenlijk ben ik voorstander van een ongedeelde vakbeweging, iets waar Andre Kloos al in de jaren zestig voorstander van was. De oprichting van FNV Bondgenoten door een fusie van een aantal bonden was bedoeld als een opstapje naar zo’n ongedeelde FNV, maar dat is eigenlijk niet goed uit de verf gekomen. Binnen Bondgenoten, FNV Bouw en Abvakabo ontwikkelde men onlangs ook plannen voor een verdergaande samenwerking, maar De Nieuwe Vakbeweging doorkruist die plannen enigszins. Als er maar een sterke en strijdbare organisatie komt, waarin de centrale leiding democratisch wordt gecontroleerd door een soort parlement. Dan kan werkend Nederland nog mooie dingen verwachten van de nieuwe vakbeweging die nu in de steigers staat.’

De Nieuwe Vakbeweging en de FNV

De huidige FNV is een organisatie met 19 leden; de aangesloten bonden. Individuen kunnen geen lid worden van de FNV, maar slechts van een van de bonden. Tussen de bonden bestaan grote verschillen in grootte; de grootste bond is FNV Bondgenoten met 476.000 leden en er is een aantal kleinere bonden, zoals die voor beroepsvoetballers die slechts enkele honderden leden heeft. Niet alle bonden hebben trouwens met werkende mensen van doen, zo is er de Algemene Nederlandse Ouderen Bond (ANBO), met 178.000 leden.

Volgens het besluit van Dalfsen van 3 december 2011 komt er een nieuwe organisatie aan, die als werktitel heeft De Nieuwe Vakbeweging (DNV). Van deze organisatie kunnen mensen rechtstreeks lid worden, maar het belangrijkste principe is de beroepsgerichte vakorganisatie. Zoals het in punt 10 van ‘Dalfsen’ is verwoord: ‘Het organisatieprincipe is ‘bouwen van onderop’. De beroepsgerichte vakorganisaties zijn autonoom én opereren binnen de verbindende structuur van De Nieuwe Vakbeweging.

Binnen De Nieuwe Vakbeweging verbinden de vakorganisaties zich met als doelstellingen het behartigen van beroeps- en/of sectoroverstijgende belangen van werkende mensen op

landelijk niveau en het aanbieden diensten van de vakorganisaties op de manier die hen past. De bevoegdheden van De Nieuwe Vakbeweging worden door de aangesloten vakorganisaties gemandateerd.’ In de nieuwe organisatie zullen tussen de 40 en 50 sectororganisaties bestaan, die in de plaats komen van de huidige 19 vakbonden. Ook organisaties die nu geen onderdeel uitmaken van de FNV, zoals het CNV en de MHP, worden nadrukkelijk uitgenodigd deel te nemen aan het ontstaansproces van DNV.

FNV Bonden