publicatie

Spanning september 2009 :: Helpt ‘Brussel’ om onze pensioenen te beschermen?

Spanning, september 2009

Helpt ‘Brussel’ om onze pensioenen te beschermen?

Tekst: Dennis de Jong, Fractievoorzitter SP-Europees Parlement Foto: Diederik Olders (Tekst kader: redactie)

Tijdens de campagne voor de Europese verkiezingen hebben we ons als SP kritisch tegenover Brussel opgesteld. Liever minder Brussel, zolang de neoliberale wind daar nog volop waait en er sprake is van bemoeizucht, bureaucratie en verspilling. Maar zou op het gebied van de bescherming van onze pensioenen Brussel misschien toch een beetje aan onze kant staan?

Om de geluiden uit Brussel goed te begrijpen, moeten we een onderscheid maken tussen particuliere pensioenvoorzieningen en publieke voorzieningen. Bij dat laatste gaat het bijvoorbeeld om de AOW: iedereen heeft hier recht op, ongeacht je arbeidsverleden. Naast de AOW kun je ook nog een aanvullend pensioen opbouwen, bijvoorbeeld als het bedrijf waar je werkt een eigen pensioenregeling kent, of aangesloten is bij een pensioenfonds dat binnen die bedrijfstak werkzaam is. Daarnaast kun je eventueel zelf ook nog voor je pensioen sparen, los van je werkgever. Brussel heeft officieel alleen wat te zeggen over de aanvullende pensioenen, dus de bedrijfspensioenen en de particuliere spaarvormen.

De markt versus overheidsvoorzieningen

De pensioenfondsenrichtlijn uit 20031 bevat een aantal waarborgen over de transparantie en het functioneren van dergelijke fondsen. De achterliggende bedoeling is om een vrije markt voor financiële diensten te krijgen, zodat uiteindelijk werkgevers en werknemers hun pensioen kunnen onderbrengen bij pensioenfondsen in alle Europese lidstaten. De markt staat hier dus weer centraal. In beginsel gelden de regels van het land waar het fonds is gevestigd. Net zoals met het toezicht op banken is gebeurd, dreigt er dan altijd een gevaar dat landen weinig toezicht uitoefenen, om zo een zo sterk mogelijke concurrentiepositie te krijgen op de Europese financiële markt. Dat dreigt ook bij pensioenfondsen. Lidstaten hebben er belang bij zoveel mogelijk fondsen die binnen heel Europa opereren, binnen hun grondgebied te krijgen. De pensioenfondsenrichtlijn voorkomt nu dat er helemaal geen toezicht is en geeft bepaalde garanties dat alle fondsen in Europa aan bepaalde minimumstandaarden voldoen.

Op zich staat dit alles los van de discussie over de AOW-gerechtigde leeftijd. Maar in de praktijk zijn er wel degelijk dwarsverbanden. Onlangs bracht de Europese Commissie een rapport uit over de vergrijzing van de bevolking in de Europese lidstaten2. Daarin staat onder andere dat de rol van de bedrijfspensioenen en andere particuliere pensioenen groter moet worden, omdat het door de vergrijzende bevolking onhoudbaar is de publieke pensioenen, zoals bij ons de AOW, in hun huidige vorm overeind te houden. In andere woorden: de Commissie gaat ervan uit dat de zorg die de overheid altijd had voor de ouderen, nu voor een deel naar de markt wordt verlegd. Een voorziening als de AOW zal dan ofwel pas op veel hogere leeftijd dan 65 jaar worden uitgekeerd, of veel lager worden dan nu het geval is en dus zijn mensen aangewezen op eigen, particuliere voorzieningen. Het gaat dan om, officieel ‘aanvullend’, bedrijfspensioen, of andere spaarvormen. Zo wordt de markt voor financiële diensten weer versterkt maar wel ten koste van bestaande overheidsvoorzieningen.

Brussel geen bondgenoot

De lijn van de Europese Commissie is dezelfde als die van minister Donner: ‘de AOW dreigt onbetaalbaar te worden’. De EC heeft er zelfs belang bij om de zaken erger voor te stellen dan ze zijn. Als er namelijk goede publieke voorzieningen zijn, dan is er minder belangstelling voor allerlei aanvullende voorzieningen en wordt de markt voor financiële dienstverlening die de Commissie zo graag in Europa wil bevorderen, kleiner.

Brussel bij monde van de Europese Commissie is dus weer geen bondgenoot, ook niet in onze strijd voor 65 blijft 65. De Commissie gaat er bij voorbaat van uit dat mensen langer moeten blijven werken dan ze nu doen. Zij maakt geen enkel onderscheid tussen zware beroepen en ander werk. Op geen enkele manier wordt gerept over de mogelijkheid de solidariteit tussen rijke en minder welgestelde ouderen te bevorderen door gerichte belastingheffing. De Commissie zoekt niet naar andere oplossingen en misbruikt de vergrijzing om ongetwijfeld onder druk van de lobby van financiële dienstverleners de financiële markt uit te breiden. Wie het kan betalen, de rijken dus, die neemt er gewoon een particuliere voorziening bij, voor de gewone mensen is het een kwestie van doorwerken tot je erbij neervalt.

Flexibel

Is er dan helemaal geen lichtpuntje in wat de Commissie schrijft? Ja, hoewel het eigenlijk alleen in een paar bijzinnen wordt genoemd: ook de Commissie is er voorstander van dat leeftijdsdiscriminatie wordt aangepakt en dat mensen kunnen kiezen wanneer ze met pensioen gaan. Een dergelijk flexibel pensioen is iets waar ook de SP mee kan instemmen, maar dan wel op volstrekt vrijwillige basis en niet omdat je anders geen of veel te weinig AOW krijgt!

Mocht het kabinet zich achter Brussel willen verschuilen, dan is het goed te weten dat de Commissie op dit gebied de lidstaten alleen maar wil ‘helpen’. Er is geen bevoegdheid om dingen dwingend op te leggen. Nederland kan dus gewoon doen wat voor Nederland het beste is en dat is een betrouwbare AOW-voorziening houden voor iedereen die

65 is geworden!


De AOW-leeftijd in andere landen

In de omringende landen zoals Duitsland wordt de pensioenleeftijd verhoogd naar 67. Dit feit wordt regelmatig door voorstanders van verhoging genoemd, blijkbaar als argument dat wij dat in Nederland dat dan ook moeten willen. Wat ze niet vertellen, is dat Denemarken de pensioenleeftijd, na die eerst verhoogd te hebben, nu weer verlaagt van 67 naar 65 jaar – vanaf 2028.

En wat te denken van Frankrijk, waar je al op je 60e met pensioen mag! Een Fransoos krijgt een volledig pensioen als hij 40 jaar premie heeft betaald. Begin je op je 20e, dan ben je op je 60e klaar. Als je die 40 jaar niet haalt, krijg je op je 65e toch sowieso een vol pensioen.

* Onder AOW in het buitenland wordt hier verstaan: de pensioenvoorziening uit de eerste pijler – het staatspensioen.

** De genoemde AOW-leeftijd is de leeftijd die geldt in de toekomst. Veel landen met een AOW-leeftijd boven de 65 hebben een overgangsregeling, waardoor mensen nu nog op hun 65e of eerder kunnen stoppen.

Het móét niet…

De discussie over de pensioenleeftijd leeft in heel Europa. Op Cyprus bijvoorbeeld is net als in Nederland gedoe hierover, al gaat het hier om een verhoging van van 61 naar 63 jaar. Deze discussie is aangezwengeld door een aantal invloedrijke organisaties. In ‘Pensioenen in de 21e eeuw’ stelt hoogleraar Erik de Gier dat Internationale organisaties als de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Europese Unie een aanzienlijke invloed uitoefenen op de hervormingen van pensioenstelsels in Europa. Zo pleit de Wereldbank in 1994 in het rapport ‘Averting the Old Age Crisis’ voor een sterke twee pijler, en een beperkte eerste pijler.

De Lissabonstrategie is ook een bron van hervormingen. In 2000 sloten regeringsleiders van de EU tijdens een top in de Portugese hoofdstad Lissabon een akkoord met als hoofddoel dat de EU tegen 2010 de meest competitieve en dynamische kenniseconomie van de wereld zou moeten zijn. Afgesproken werd dat de sociale zekerheidsstelsels ‘hervormd’ moesten worden – dat is neoliberaals voor ‘uitgekleed’. In de beleidsvoornemens van het kabinet ‘in het kader van de Lissabonstrategie’ wordt ook duidelijk dat het stimuleren van doorwerken van oudere werknemers in dat ‘kader’ past. De AOW uitkleden: het móét niet van de EU, maar het is wel afgesproken…


  1. Richtlijn 2003/41/EG van 3 juni 2003, Publicatieblad van de Europese Unie, L 235/10.
  2. Mededeling Dealing with the impact of an ageing population in the EU (2009 Ageing Report), van 29 april 2009, COM(2009)180/4