publicatie

Spanning, maart 2007 :: Rapport: De WMO in uitvoering belooft niet veel goeds

Spanning, maart 2007

Toch verschraling zorg door WMO?

Rapport ‘De Wmo in uitvoering’ belooft niet veel goeds

Uit het rapport ‘De Wmo in uitvoering’ blijkt dat de bedenkingen die de SP had bij de Wmo terecht waren. Uit het eerste verslag van het landelijke meldpunt van de SP blijkt dat gebruikers en professionals zich grote zorgen maken over een verschraling van de zorg. Dat terwijl de regering beloofde dat de Wmo niet tot een achteruitgang van de zorg mag leiden. In de Tweede Kamer en de gemeenteraden kunnen de SP’ers weer aan de slag.

Tekst: Ineke Palm

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) die op 1 januari 2007 is ingevoerd, brengt een aantal zorgvoorzieningen op lokaal niveau bij elkaar. Het gaat hierbij om de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), de openbare geestelijke gezondheidszorg voor mensen met psychische en met verslavingsproblemen, en de Welzijnswet. Het gaat ook om de maatschappelijke opvang (dak- en thuislozenopvang en vrouwenopvang) en om een aantal subsidieregelingen zoals ‘Diensten bij wonen met zorg’ en ‘Zorgvernieuwingsprojecten GGZ’. En tenslotte is de huishoudelijke verzorging overgeheveld van Rijk naar gemeente, van de AWBZ naar de Wmo. Persoonlijke verzorging, ondersteunende en activerende begeleiding en verpleging blijven in de AWBZ.

Nieuwe kansen

Het is op zich geen slecht idee om meer samenhang te brengen in maatschappelijke ondersteuning. De gemeente kan zo wijkgericht maatwerk leveren en zorgen voor samenhang met andere voorzieningen op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Denk aan aangepaste woningen, toegankelijkheid van gebouwen en voorzieningen, en meer sociale samenhang. De SP heeft altijd gepleit voor meer samenhang en uitvoering dicht bij de mensen, maar dan wél met behoud van alle rechten. Dit is echter niet gebeurd.

Betrek de gebruikers erbij!

Hoewel de Wmo een unieke kans is voor de gemeenten om de ervaringsdeskundigen – de gebruikers en gebruikersorganisaties – in te schakelen bij de invoering ervan, laten veel gemeenten deze kans vooralsnog liggen. Uit de enquête blijkt dat in de helft van de gemeenten de gebruikers(organisaties) slechts matig zijn betrokken bij de Wmo, bij één op de vijf gemeenten is zelfs niets over cliëntenparticipatie in de verordeningen opgenomen.

Zoek (voor zover je dat nog niet hebt gedaan) de organisaties op: patiëntenverenigingen, ouderenbonden, gehandicaptenorganisaties, verenigingen van jongeren, daklozen, verslaafden, vrouwen, mantelzorgers, vrijwilligers en cliëntenraden. Je kunt met deze organisaties regelmatig overleggen, bijvoorbeeld om samen een verordening cliëntenparticipatie op te stellen (als die er nog niet is), meldingen te verzamelen, of bijeenkomsten voor gebruikers te beleggen over de gevolgen van de Wmo.

Verlies verworvenheden

Deze wet is gewoon een bezuiniging. Immers, met de Wmo wordt getracht de stijgende kosten van de AWBZ tot staan te brengen. De gemeenten hebben bovendien grote beleidsvrijheid, de gelden zijn niet geoormerkt en gemeenten mogen extra bijdragen vragen voor de zorg.

De bezuinigingen moeten deels gehaald worden uit een beroep op de eigen verantwoordelijkheid. Oude rechten zijn verloren. Zo is het ‘recht op zorg’ van de AWBZ niet in de Wmo terechtgekomen. Hiervoor in plaats is wel een ‘compensatieplicht’ gekomen. Dat betekent een achteruitgang. Wanneer voor een bepaalde voorziening een zorgplicht geldt, dan is deze afdwingbaar. Onder compensatie wordt verstaan dat mensen recht hebben op een oplossing. De gemeente heeft dus niet de plicht om voorgeschreven voorzieningen te leveren. Zij heeft de plicht te compenseren, maar in de manier waarop zij dat wenst te doen, is zij geheel vrij. ‘Compensatieplicht’ blijft een vage term die voer zal worden voor juristen en die cliënten met veel vragen laat zitten. Hoe bepaalt een gemeente precies wat goed genoeg is voor iemand en welke voorziening iemand kan krijgen?

Een derde belangrijk bezwaar is de marktwerking. De huishoudelijke verzorging moet worden aanbesteed zodat de zorg efficiënter ingekocht kan worden. Iedereen kan inschrijven, ook particuliere schoonmaakbedrijfjes. Dit is een enorme miskenning van wat er nu in de huishoudelijke verzorging wordt gedaan aan ondersteuning en signalering. Aanbesteding kan leiden tot afbraak van deze belangrijke basiszorg.

Om al deze redenen heeft de SP tegen de Wmo gestemd. “Voorkomen moet worden dat beleidsvrijheid verwordt tot vrijblijvendheid. Een mogelijk gevolg hiervan is namelijk het ontstaan van rechteloosheid van mensen die maatschappelijke ondersteuning nodig hebben. De noodzakelijke waarborgen ontbreken in dit wetsvoorstel,” aldus de Agnes Kant in een stemverklaring.

Meldpunt

Om snel inzicht te krijgen in de gevolgen van de Wmo, is de SP op 23 oktober 2006 een landelijk meldpunt gestart. Daarnaast is in januari 2007 onder SP-afdelingen een enquête verspreid. Binnen enkele weken hadden 58 afdelingen de enquête ingevuld en teruggestuurd. Op het meldpunt waren half februari 240 meldingen binnen. Uit de uitkomsten van deze meldingen en de enquête blijkt dat de zorgen van de SP terecht waren.

Aanbesteding en krappe budgettering zorgen voor een prijsslag

Afgesproken was dat de middelen ‘schoon aan de haak’ zouden overgaan. Echter, veel gemeenten verwachten een tekort in 2007, zo bleek uit de enquête. Deze uitkomsten komen overeen met cijfers van het CAK (Centraal Administratie Kantoor) waaruit bleek dat de zorgvraag in 2006 is gestegen ten opzichte van 2005 en dat deze naar verwachting in 2007 weer zal stijgen. Het budget is echter op het niveau van 2005 gebleven.

Met als gevolg dat de gemeenten de aanbestedingen gingen gebruiken om de prijzen te drukken. De gemiddelde vastgestelde tarieven liggen dan ook 12 procent lager dan de eerdere AWBZ-tarieven. Soms worden schoonmaakbedrijven ingezet.

De gevolgen van de prijsslag

Aanvankelijk dreigden tienduizenden werknemers te worden ontslagen omdat de thuiszorginstellingen waar zij werken het verloren in deze prijsslag. Bijvoorbeeld in Zwolle, Haarlem en Rotterdam. Door gewonnen rechtszaken en overname van personeel lijkt dit vooralsnog mee te vallen. Het risico blijft echter bestaan. Door de afgesproken lage tarieven zullen instellingen niet altijd in staat zijn het personeel onder de bestaande arbeidsvoorwaarden over te nemen.

Ondertussen zien we thuiszorginstellingen flink bezuinigen op personeel om een goede concurrentiepositie te verwerven. De werkdruk gaat omhoog, er zijn geen koffiepauzes meer, en scholing en cliëntbesprekingen doe je maar in je eigen tijd. Als je ziek wordt, bel je zelf maar naar collega’s om vervanging te zoeken en ook als je vakantie-uren wilt opnemen, regel je eerst maar vervanging. In sommige instellingen wordt ook al gesnoeid in het personeel. Hierbij gaat het meestal om indirect personeel zoals teamleiders en intakers. Terwijl een goede intake van groot belang is om mensen de juiste zorg aan te bieden.

Scherpere indicaties

Ook dreigen duizenden ontslagen onder Thuiszorg A en B omdat gemeenten massaal lijken te kiezen voor goedkopere hulp en de indicaties hierop afstemmen. Zij kiezen voor ‘alphahulp’: mensen die niet in dienst zijn van thuiszorginstellingen en van wie de cliënt de werkgever is, mensen met liefde voor het vak maar zonder opleiding en zonder directe lijnen met de instellingen. Veel cliënten echter hebben deskundiger zorg nodig en zijn ook niet in staat de werkgeversrol te vervullen. Toch wordt in 2007 veel vaker de indicatie alphahulp gegeven. Waar eerst 4 op de 10 mensen alphahulp kregen, lijkt dit nu op veel plaatsen te verschuiven naar 9 op de 10 mensen. Het lijkt er ook op dat de indicatieorganen de regels strakker hanteren. Waar men eerst huishoudelijke verzorging (HV) en bijvoorbeeld zorgklasse 2-4 uur aangaf, is het nu HV1 (alphahulp) en 3 uur zorg. Voorheen hadden de zorginstellingen zelf meer ruimte om de juiste deskundigheid en aantal uren zorg in te zetten. Nu bepaalt het indicatieorgaan (van de gemeente of het CIZ) alles op afstand. Dat gebeurt vaak per telefoon, met een beslisboom die er geen rekening mee lijkt te houden of iemand in staat is zelf werkgever te zijn.

Mensen krijgen niet alleen minder kwaliteit maar ook minder uren zorg. Dat terwijl de rek er al lang uit was. Immers, de afgelopen jaren is de indicatiestelling al scherper geworden omdat een steeds groter beroep werd gedaan op de mantelzorg. Nu, onder de Wmo nóg scherper geïndiceerd lijkt te worden, slaat de onrust bij veel ouderen toe. Zo meldt een leidinggevende uit de thuiszorg: ‘Ik word zo boos wanneer ik van mijn cliënten hoor dat ze met angst en beven wachten op het telefoontje van de gemeente over hun herindicatie. Enkele cliënten hebben al aangegeven dat ze zo bang zijn dat ze de hoorn er op gooien wanneer de gemeente belt.’

Versnippering en uitholling van zorg

Waar vroeger één persoon zowel persoonlijke als huishoudelijke verzorging deed, zijn deze taken nu per definitie gescheiden: één persoon voor de persoonlijke verzorging (AWBZ) en één persoon voor de huishoudelijke verzorging (Wmo). De verschillende vormen van zorg worden vaak niet meer door één instelling geleverd, zodat er niemand meer is die let op de samenhang. Die integrale zorg was nu juist een sterk punt van de oude thuiszorg. Nu komt de een voor de schoonmaak, de ander voor de steunkous en een derde voor de medicijnen. In plaats van de beloofde betere samenhang is de zorg versnipperd.

Vooral mensen die in de gespecialiseerde thuiszorg werken, maken zich ongerust over de versnippering van de zorg. Juist hier is het belangrijk dat de zorg persoonlijk is en dat cliënt en verzorger op elkaar zijn ingespeeld. Het vertrouwen is hier moeizaam opgebouwd; verlies je dat, dan sta je zo weer buiten de deur.

Veel melders vrezen dat het vak van huishoudelijk verzorgende wordt uitgehold. De huishoudelijk verzorgende heeft ook een sociale taak. Of zoals een melder het stelt: ‘Ouderen met lichamelijke en psychische problemen zitten niet te wachten op een dweil maar op een stukje empathie en compassie.’ Het feit dat soms schoonmaakbedrijven worden ingezet, is helemaal een miskenning van de belangrijke taak van huishoudelijke verzorging.

Uit de meldingen

“Donderdagochtend was ik bij een mevrouw van 93 jaar. Diagnose waan en paranoïde en begin dementie. Donderdag trof ik haar om 9 uur nog aan in bed, volledig overstuur, de verpleging was nog niet langs geweest. Ik help haar uit bed komen, aankleden, en maak een ontbijtje voor haar, en luister naar haar verhaal, waarom ze overstuur is. Ze zegt dat ze blij is me te zien en dat ze zich eindelijk rustig gaat voelen. Ik kan wel huilen omdat ik weet dat ik er binnenkort niet meer ben. Ik kan het niet over mijn hart krijgen haar dat te vertellen. Ik heb contact gezocht met de GGZ-ouderenzorg voor hulp hierbij, mijn hart breekt en om 12 uur als ik wegga, vecht ik tegen mijn tranen. Weer een beslissing van dit kabinet, allemachtig.”

(medewerker gespecialiseerde thuiszorg)

Rol mantelzorg

De Wmo is de eerste wet waarin de rechten van mantelzorgers zijn opgenomen. Dat is een vooruitgang. Tegelijkertijd leunt deze wet meer op de mantelzorg omdat ze een groter beroep doet op de eigen verantwoordelijkheid. Helaas is de rek eruit en heeft de mantelzorger de professionele zorg hard nodig om het zelf vol te houden. Om deze reden heeft de Kamer aangedrongen op een betere verankering van de ondersteuning voor mantelzorgers in deze wet. Maar ondanks dat de mantelzorgers onder de compensatieplicht vallen – zodat als de mantelzorger uitvalt, er direct professionele hulp ingeschakeld kan worden – is dat in veel gemeenten niet geregeld, zo blijkt uit de enquête.

Om mantelzorgers te ondersteunen zijn maatregelen nodig, zoals uitbreiding van de respijtzorg (tijdelijke overname zorg), uitbreiding van zorgverlof, ontheffing sollicitatieplicht en een mantelzorgtoeslag.

Miskenning professionele zorg

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) moet mensen in staat stellen zelfstandig en volwaardig deel te nemen aan de samenleving. Het uitgangspunt zou dan ook moeten zijn: optimale zorg zodat mensen zo goed mogelijk zelfstandig kunnen functioneren. Voorkomen moet worden dat mensen weer afhankelijk worden.

Het lijkt erop dat het tegendeel gebeurt. Onder de Wmo lijkt de professionaliteit van de huishoudelijke verzorging razendsnel te worden uitgehold, ten koste van mensen die zo lang mogelijk thuis willen blijven wonen. Dat heeft behalve mensonterende ook negatieve financiële gevolgen. De kosten zullen op termijn hoger uitvallen, omdat er mensen dreigen te vereenzamen, te vervuilen en zichzelf te verwaarlozen en ten slotte eerder zullen moeten worden opgenomen.

Bovendien, dat er niet langer naar gestreefd wordt om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen, is ook strijdig met het regeerakkoord waarin juist meer kleinschaligheid en inbedding van de ouderenzorg in de wijk wordt bepleit.

Uit de meldingen

“Schandalig! Met het schaamrood op mijn kaken moest ik vandaag weer een oude, doodzieke man van ruim 75 jaar vertellen dat zijn hulp, die hij al geruime tijd heeft, moet stoppen en hij er een zogenaamde HH1-hulp voor terugkrijgt. Vol emoties vertelde hij dat hij volgende week weer voor een chemokuur moest en zijn oude hulp kende alle ins en outs. Hij had echt geen energie om de nieuwe hulp weer van alles te moeten uitleggen.”

(medewerker thuiszorg)

‘Zweedse toestanden’

De eerste signalen uit het meldpunt doen sterk denken aan Zweden waar net een parlementair onderzoek is begonnen naar wat er fout is gegaan bij de Zweedse ‘Wmo’. Er was hier te weinig aandacht voor deskundige zorg. Er werd uitgegaan van een grote draagkracht van de samenleving. Dit leidde tot een verschraling van de zorg en veel rechtszaken. Sommige mensen raakten in een enorm sociaal isolement.

Het verweer vanuit het ministerie van VWS dat het in Nederland alleen maar gaat om de huishoudelijke verzorging en niet ook om de persoonlijke verzorging en verpleging zoals in Zweden, snijdt geen hout. Immers, de hele zorg thuis was opgebouwd vanuit een goed functionerende huishoudelijke verzorging, met signalering en ondersteuning, vertrouwen, integrale zorg en korte lijnen binnen de organisatie, zodat zonodig meer en zwaardere zorg ingezet kon worden. Verschraling van de huishoudelijke verzorging leidt dan ook tot versnippering van de hele zorg in huis.

Hoe moet het dan wel?

We moeten stoppen met de marktwerking in de Wmo. De zorg is geen markt en de mens is geen product. De zorg is mensenwerk, zeker als het gaat om verpleging en verzorging. Hier moet kwaliteit voorop staan en niet de prijs. Aanbesteden hoort niet thuis in de Wmo en moet er zo snel mogelijk weer uit via een wetswijziging. Een andere mogelijkheid is de huishoudelijke zorg terug in de AWBZ.

Gemeenten kunnen tot die tijd het beste werken volgens het zogenaamde Zeeuwse model, waarin de gemeente de prijs – die dan niet te laag moet worden vastgesteld – én de kwaliteit vaststelt. Instellingen die aan de kwaliteitseisen voldoen en het voor die prijs kunnen doen, worden gecontracteerd. Mensen mogen zelf kiezen van welke organisatie zij de huishoudelijke hulp willen ontvangen. De concurrentie vindt dan voornamelijk op kwaliteit plaats.

De indicatiestelling moet op de schop. Het CIZ (Centraal Indicatiestelling Zorg) werkt veel te bureaucratisch en op veel te grote afstand. De indicatie kan veel beter worden gedaan door lokale deskundigen zoals wijkverpleegkundigen; in dat geval kan het CIZ afgeschaft worden. Het zou goed zijn daarbij te werken met landelijke richtlijnen die de mantelzorg ondersteunen en er rekening mee gehouden of iemand zelf werkgever kan zijn. Ook zouden indicaties pas afgegeven mogen worden na een huisbezoek en niet – zoals nu in veel plaatsen gebeurt – na exercities per post, telefoon en pc. In de Zeeuwse gemeenten is dit inmiddels al terecht bijgesteld.

Het budget moet afgestemd zijn op de behoefte. Het landelijke budget moet daarom verhoogd worden met minimaal de groei in de huishoudelijke verzorging tussen 2005 en 2006. In dat geval kunnen gemeenten, in plaats van te verzinnen hoe ze nog meer kunnen snoeien in de zorg, zich echt inzetten voor optimale zorg thuis. Zodat kleinschaligheid en inbedding van de ouderenzorg in de wijk geen loze kreet blijft.

Het rapport ‘De WMO in uitvoering’ is te hier bestellen. Hierin staan de eerste resultaten van het meldpunt en de enquête.

Het persoonsgebonden budget

Gemeenten zijn wettelijk verplicht naast zorg in natura ook het persoonsgebonden budget (pgb) aan te bieden voor individuele voorzieningen. Vrijwel alle gemeenten doen dat ook. Op het meldpunt kwamen echter ook over het pgb klachten binnen, zoals slechte voorlichting, lagere tarieven en minder uren. Ook waren er meldingen van mensen met een pgb die zowel de administratie voor de AWBZ als voor de Wmo moeten bijhouden.

Indien een thuiszorginstelling de gunning niet heeft gekregen, wordt soms geprobeerd via pgb’s de vertrouwde hulp te handhaven. De thuiszorginstellingen – zoals Internos in Ridderkerk en Thuiszorg Rotterdam – doen dan de administratie. De verzorgenden blijven gewoon in dienst van de instelling.