publicatie

SP Tribune 11/2004 :: Nederlanders zijn lui (en nog meer sprookjes van Balkenende)

Tribune 19 november 2004

Nederlanders zijn lui

en nog meer sprookjes van Balkenende

Nederlanders zijn luie en verwende werknemers. Dat vinden in ieder geval Balkenende, Zalm en Co. We maken te weinig uren, produceren te weinig, verdienen te veel en gaan te vroeg met pensioen. Met zo een beroepsbevolking ben je natuurlijk hard op weg naar de afgrond. En onze concurrentiepositie dreigt dramatisch slecht te worden. En dan zal alles wat we in de laatste eeuwen hebben opgebouwd, voor niets zijn geweest. Nederland wordt een economisch achterstandsgebied.

Tekst: Barry Smit en Wim Herstel

Foto's: Gerhard van Roon/HH (Zalm), Martijn Beekman/HH (Balkenende)

Logisch dat Balkenende een einde wil maken aan deze rampzalige situatie. Om te beginnen moet de deelname van ouderen aan de arbeidsmarkt worden bevorderd, en daarom is het nodig om de VUT- en prepensioenregelingen duur te maken. We moeten niet alleen later met pensioen, maar ook meer uren per week maken en minder vakantie vieren. En dat allemaal voor hetzelfde geld en het liefst voor minder. Tja, als de werkelijkheid van Balkenende ook de werkelijkheid zou zijn, was daar misschien iets voor te zeggen. Maar is zijn werkelijkheid wel de werkelijkheid? Tribune nam een aantal stellingen onder de loep en legde deze voor aan Agnes Kant, Tweede-Kamerlid voor de SP en Ewout Irrgang, econoom en de financieel expert van de Tweede-Kamerfractie.

‘Nederlanders maken veel te weinig uren’

Ewout Irrgang: ‘Ja, het kabinet zegt dit met de cijfers in de hand. Nederlanders werken 1340 uur per jaar en bungelen daarmee onderaan in de lijst van EU-landen. Dit cijfer is afkomstig van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling). In de gebruiksaanwijzing staat uitdrukkelijk dat de gegevens niet geschikt zijn om landen onderling met elkaar te vergelijken. Waarom? Omdat ze op verschillende definities zijn gebaseerd.’ Volgens Irrgang werken in Nederland veel mensen in deeltijd waardoor het sowieso niet verassend kan zijn als het gemiddeld aantal uren per werknemer relatief laag uitkomt. Irrgang: ‘Aan de andere kant is het totale aantal mensen met een baan in Nederland weer relatief hoog. Dat komt juist door het hoge aantal mensen dat in deeltijd werkt. Het kabinet noemt die andere kant van de medaille niet en vertelt daardoor maar een deel van het verhaal. Als je dat stelselmatig doet, zoals het kabinet, dan doe je op een gegeven moment de waarheid geweld aan.’

Een vergelijking die je wel kunt maken om te kijken of Nederlanders inderdaad lui zijn is het totaal aantal uren dat een fulltime werknemer in een jaar maakt met andere landen vergelijken. Maar cijfers over de jaarlijkse arbeidsduur zijn moeilijk te vergelijken. Het European Industrial Relations Observatory (EIRO) heeft hiertoe gegevens van nationale statistische bureaus op een rijtje gezet. Nederland heeft in zijn CAO’s volgens die cijfers een gemiddelde jaarlijkse arbeidstijd van 1633 uur. Daarmee zit Nederland iets onder het Europees gemiddelde. Nederlanders hebben een normale werkweek, relatief meer vakantiedagen, en relatief weinig nationale feestdagen.

Ewout Irrgang nogmaals: ‘Een veertigurige werkweek om Europees bij te blijven zoals kabinet en werkgevers willen is helemaal niet nodig. De werkelijke werkweek ligt namelijk al rond het Europees gemiddelde.’ Deze stelling van de SP-econoom wordt bevestigd door een onderzoek van Eurostat, waaruit blijkt dat de werkelijke arbeidstijd per week in Nederland 39 uur is bij een fulltime dienstverband. Ook in België, Denemarken, Italië, en Finland werkt men 39 uur per week. In Frankrijk werkt men het minst, 38 uur. Het gemiddelde in westelijk Europa is veertig uur per week. ‘ Maar dit gemiddelde wordt vooral opgekrikt door het Verenigd Koninkrijk met een gemiddelde van 43 uur per week,’ zegt Irrgang.

Steeds meer CAO’s bieden werknemers de mogelijkheid zelf te beslissen hoerveel uren per jaar zij willen werken – uiteraard binnen bepaalde grenzen. Uit onderzoek naar de keuzes die werknemers met zo’n cao maken, blijkt dat de meeste werknemers liever wat minder gaan werken en een minderheid juist wat meer. De Nederlandse werknemer geeft de voorkeur aan meer vrije tijd boven meer inkomen. Heeft Balkenende dan toch gelijk? ‘Nee,’ zegt Agnes Kant ‘ Deze vrije tijd wordt gebruikt voor het gezin, voor vrijwilligerswerk en mantelzorg. Vrije tijd die dus ook vaak ten goede komt aan de samenleving. Als mensen op jaarbasis minder werken is er minder kans op uitval door ziekte of blessures en wordt de kans groter dat werknemers op hogere leeftijd nog werken. Over de gehele ‘levensloop’ wordt er mogelijk zelfs meer gewerkt. Vergeet ook niet dat per werknemer er minder gewerkt wordt, door het grote aantal deeltijdwerkers, maar dat daardoor relatief groot aantal mensen een baan hebben vergeleken met andere Europese landen.’

‘We moeten wel want anders verslechtert onze concurrentiepositie’

Met langer werken voor hetzelfde loon, winnen wij de internationale concurrentiestrijd. ‘Onzin’, volgens Irrgang. ‘ Nederland zal nooit zo goedkoop arbeid kunnen leveren als India en China. Daar moeten wij het ook niet van hebben. Wij kunnen beter slimmer en beter worden, dan goedkoper. Bijvoorbeeld door écht meer te investeren in onderwijs. Nederland heeft nu al na België en Noorwegen de hoogste arbeidsproductiviteit ter wereld. Hoger zelfs dan in de VS. Meer uren werken tegen hetzelfde loon betekent gewoon een verlaging van het uurloon. Achteruitgang dus. Waarom zouden werknemers hiermee akkoord gaan?’ Agnes Kant valt hem bij. ‘Lonen komen tot stand op een arbeidsmarkt, gestuurd door de economische situatie. CAO-afspraken en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bepalen het niveau en de politiek stuurt bij, dat is de feitelijke situatie. Daarbij is in Nederland al jaren gematigde loonkostenontwikkeling heilig, werkgevers en overheid hebben wat dat betreft echt niets te klagen over de houding van de vakbonden en werknemers,’ zegt het Tweede-Kamerlid

‘Nederlanders stoppen te vroeg met werken’

‘Werknemers in de EU landen stoppen eerder met werken dan Nederlandse, dus deze bewering van de regering en werkgevers klopt niet als je ons land vergelijkt met andere landen. In Nederland stopte men in 2002 gemiddeld met 62,2 jaar, dus ruim boven het gemiddelde van de EU (60,8). Wij werken langer door dan de meeste Europeanen,’ maakt Agnes Kant korte metten met deze bewering.

Dit neemt niet weg dat ook Nederland een vergrijzingsprobleem heeft. Agnes Kant: ‘Dat klopt en daar doen we hier ook wat aan. De deelname van ouderen in Nederland aan het arbeidsproces, groeit het sterkst van alle ‘oude’ EU landen, meer dan de helft sinds 1995.’

‘VUT-en prepensioenmaatregelen moeten

vanwege vergrijzing’

Agnes Kant: ‘Het duur maken van VUT-en prepensioenregelingen is een onnodig harde maatregel die helemaal niet doelmatig is. Het kabinet wil niet alleen de uiteindelijke prepensioenuitkering belasten, maar ook de premies. (Nu nog betaal je alleen belasting over het uitgekeerde bedrag. -red) Daardoor moet iedereen dus twee keer belasting betalen over hetzelfde geld. Je kunt dus rustig zeggen dat de regeling expres onbetaalbaar wordt gemaakt. Het Centraal Planbureau (CPB) heeft de gevolgen van de kabinetsplannen doorgerekend. Het doel om de arbeidsmarktparticipatie te verbeteren wordt alleen gehaald als prepensioen- en VUT-regelingen helemaal worden afgeschaft. En dat gebeurt niet.’

Dat blijkt ook uit het onlangs getekende sociaal akkoord. Het kabinet gaat weliswaar door met het onbetaalbaar maken van VUT en prepensioen maar er komen wel alternatieven. Werknemers kunnen in de CAO afspreken dat ze extra sparen voor hun pensioen na hun vijfenzestigste en het al op hun drieënzestigste laten ingaan. Kant: ‘Dat komt in feite neer op prepensioen op je drieënzestigste met behoud van de solidariteit in de regelingen.’ ‘Daarnaast kunnen werknemers via de vrijwillige ‘levensloopregeling’ sparen om op z’n vroegst op hun zestigste, na veertig jaar werken, te stoppen. In de levensloopregeling zit wel geen solidariteit meer. Bovendien is het duurder omdat het een individuele regeling is. Toch kunnen veel mensen hierdoor toch eerder stoppen met werken dan het kabinet wilde. Ook al is het niet ideaal, de vakbonden hebben op dit punt toch een behoorlijke overwinning behaald,’ aldus Irrgang.

Op de lange termijn zou het goed zijn om langer te werken om onze welvaart in de toekomst veilig te stellen. Maar dat moet wel geleidelijk gebeuren en er moet maatwerk worden geboden, vinden de beide SP’ers. ‘Een accountant is immers geen bouwvakker en een vertegenwoordiger is geen kassajuf. Dit kan door overal de VUT te vervangen door echt prepensioen. Dat dit werkt, blijkt uit het feit dat dankzij CAO-afspraken de participatiegraad van ouderen sinds 1995 met meer dan 50 procent is gestegen. Ook de leeftijd waarop met stopt is flink gestegen,’ aldus Kant. Irrgang voegt daaraan toe: “Het kabinet neemt deze maatregel helemaal niet vanwege de vergrijzing maar vanwege het begrotingstekort.’

‘De meeste WAO’ers zitten onterecht in de WAO’

Vooral de WAO was het mikpunt van een langdurige campagne in pers en politiek. Er zouden veel te veel mensen in zitten, zeker vergeleken met het buitenland, veel van hen zitten er ook nog eens onterecht in, de uit­kering is veel te hoog waardoor niemand wordt geprikkeld aan het werk te gaan en de regeling is een blok aan het been van de economie. Kant en Irrgang worden zichtbaar moe van zoveel onterechte stelligheid. Agnes Kant: ‘Laten we eerst eens bekijken hoeveel mensen er in de WAO zitten en wat dat betekent. Er wordt nog vaak gesteld dat er bijna een miljoen mensen in de WAO zitten. Dat is misschien een mooi spookbeeld, maar een totaal achterhaald verhaal. Van de in totaal 780.000 mensen met een WAO-status, werken er ruim 200.000 parttime of fulltime. Ruim een kwart van de WAO’ers heeft dus wel de status van WAO’er, maar ontvangt geen volledige uitkering, hooguit een aanvulling.’

‘Daarnaast is een grote groep in de jaren ’80 en ’90 ingestroomd. De WAO werd – aangemoedigd door CDA, PvdA en VVD – door werkgevers het in de praktijk gebruikten als dumpplaats voor werknemers die ze liever kwijt dan rijk waren, en het werd gezien als een beter alternatief dan WW en bijstand. Bovendien konden de toenmalig kabinetten dan mooi pronken met relatief lage werkeloosheidscijfers,’ vult Irrgang aan.

Kant opnieuw: ‘Er werd weinig ondernomen om deze mensen terug op de arbeidsmarkt te brengen. Mensen werden keer op keer afgekeurd en kregen te horen dat zij niet geschikt waren om te werken. Zodoende ontstond er een groep WAO’ers die wel in staat was om te werken, maar die stelselmatig werd vastgehouden in de WAO. Preventie en andere maatregelen hebben de instroom in de WAO de laatste jaren sterk teruggebracht. Ook afspraken in de CAO’s hebben ervoor gezorgd dat er minder een beroep wordt gedaan op de WAO. Het aantal WAO’ers daalt nu al jaren structureel. Het aantal aanvragen is in het eerste half jaar van 2004 met 24 procent gedaald ten opzichte van het vierde kwartaal van 2003. Deze trend is stabiel en niets wijst er op dat het in de toekomst weer de verkeerde kant op gaat. Het beeld dat het merendeel niet terecht in de WAO zit, is dus een waanbeeld.’

‘De WAO maakt ons te duur’

‘Ook niet waar,’ zegt Ewout Irrgang. ‘Als je de netto uitgaven bekijkt van de Sociale Nota 2003, en dan hebben we het over cijfers van de regering zelf, blijkt duidelijk dat Nederland verhoudingsgewijs een laag percentage van wat we met z’n allen verdienen, uitgeeft aan ons sociale zekerheids­stelsel. Alleen Groot-Brittannië en Amerika zitten ongeveer op hetzelfde niveau, namelijk 21,8 procent.’ De cijfers leren dat de kosten van de sociale zekerheid in Nederland gedurende de jaren negentig zelfs licht gedaald zijn, terwijl die in de meeste andere landen zijn gestegen. Irrgang: ‘Weliswaar is sindsdien door de recessie het aantal WW-uitkeringen gestegen, maar daar staat tegenover dat de WAO-uitkeringen gedaald zijn. De WAO maakt ons dus – ook in haar huidige vorm– niet duur in vergelijking met andere landen. Ingrepen in de WAO met verwijzing naar onze concurrentiepositie, zijn dus nergens voor nodig.’

‘De WAO is te aantrekkelijk'

‘Aantrekkelijk? De WAO is geen vetpot,’ zegt Agnes Kant ‘In het huidige stelsel val je met een WAO-uitkering bij volledige arbeidsongeschiktheid terug op 70 procent van het laatstverdiende loon. De vervolguitkering is 70 procent van het vervolgdagloon. De hoogte daarvan hangt af van de leeftijd waarop iemand in de WAO kwam. Er zijn veel mensen met een WAO-uitkering die heel graag willen werken, maar de toegang tot de arbeidsmarkt is moeilijk. Er zijn maar weinig werkgevers die zitten te wachten om een (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte in dienst te nemen. De mensen die de WAO misbruiken als basisuitkering om er lekker bij te klussen, moeten keihard worden aangepakt. Zij stelen van de samenleving en ondermijnen het draagvlak voor de WAO. Maar dat er een groep misbruik van maakt, is geen reden de echte WAO-gerechtigde te korten of te treiteren met steeds nieuwe herkeuringen.’

‘Uitkeringstrekkers zijn de grootste profiteurs’

De regering doet erg haar best om het beeld in stand te houden dat het sociale stelsel de zwaarste last is die de staat heeft te dragen. Dit idee wordt al jaren uitgedragen door de meeste politieke partijen, en dan vooral door CDA en VVD: uitkeringstrekkers zijn de grootste profiteurs in de samenleving en trekken de staatskas leeg. Van alles wat we met elkaar verdienen, gaat meer dan de helft naar de overheid en de sociale zekerheid, is de eeuwige jammerklacht van de grootste slachtoffers van deze misstanden: en dat zijn natuurlijk de werkgevers van dit land.

Volgens hen is het een ramp dat de ‘collectieve lastendruk’ in Nederland een van de hoogste van Europa is. ‘Vanaf 1 januari tot halverwege juli werken we voor de overheid, de rest van het jaar werken we voor onszelf,’ stelt een VNO-brochure. Desastreus voor de concurrentiepositie. Ewout Irrgang: ‘Ja, lekker rekenwerk: ten eerste komt dit door de manier waarop die lastendruk wordt gemeten. In Nederland is het bedrag aan uitkeringen relatief hoog, doordat uitkeringen bruto worden uitgekeerd. Er komen dus weer belastingen en premies van terug bij de overheid, terwijl in veel andere landen netto wordt uitgekeerd, waardoor hun uitgaven veel lager lijken. In werkelijkheid is de lastendruk in Nederland lager dan het West-Europees gemiddelde.’

Inhoud