publicatie

SP Tribune 09/2004: Interview met Bert Voskuil: 'Op zoek naar de waarheid heb ik zelfs ooit ingebroken'

Tribune 24 september 2004

Bert Voskuil

Drie jaar lang trekt onderzoeksjournalist Bert Voskuil op met maffiabaas Klaas Bruinsma. Hieraan komt een abrupt einde als Bruinsma in 1991 wordt geliquideerd voor het Hilton in Amsterdam. Bruinsma, leider van een grote criminele organisatie die zich bezighoudt met drugssmokkel en liquidaties, wordt na zijn dood, vooral na de Mabel-affaire, de legendarische persoon die hij altijd had willen zijn. Er verschijnen boeken over zijn syndicaat, waaronder ‘De Dominee’ van misdaadverslaggever Bart Middelburg. Gerard Verhage verfilmt de biografie en put daarbij ruimschoots uit publicaties van Voskuil. ‘De Dominee’ draait momenteel in de bioscopen.

Tekst Wim Herstel

Foto Martine Sprangers

‘Op zoek naar de waarheid heb ik zelfs ooit ingebroken’

Een straatje in Haarlem; typisch zo’n straat die je ook verwacht in de netste stad van Nederland ; leuke huizen, verzorgde tuintjes en niet één dubbel geparkeerde auto. De sluis tegen bus- en vrachtverkeer ligt er als tastbaar bewijs van een keurig bewonersprotest tegen ongewenste trillingen. Toch bekruipt me, voor het tuinhekje bij nummer 61, een vreemd gevoel. Ik zie het tafereel van de lange maffiabaas en de veel kleinere Voskuil die elkaar de hand schudden. ‘Het was de langste handdruk die ik ooit kreeg. Langzaam moest ik mijn hand uit die van hem bevrijden.’ Het is de laatste keer dat ze elkaar in leven zien.

27 juni 1991?

‘Ja, dat is de dag dat Klaas Bruinsma vermoord werd. Ik werd de ochtend daarna gebeld door iemand van de redactie van Nieuwe Revu, waar ik werkte. Het deed me niet veel, ik voelde het al een tijd aankomen. Mijn laatste ontmoeting met hem was bij Yab Yum en daar vertelde hij me van zijn plan om belasting te gaan heffen bij andere misdaad groeperingen. Ik heb ’m verteld dat dit zijn dood zou worden en ik weet nog, dat hij vreselijk kwaad op me werd. Met veel verbaal geweld heeft hij geprobeerd mij te overtuigen van zijn gelijk, maar toen hij merkte dat dit niet lukte heeft hij me naar huis gebracht. Een maand daarna was hij dood.’

Hoe is het contact tussen jullie ooit tot stand gekomen?

‘Dat gebeurde nadat er in drie verschillende kranten eenzelfde publicatie verscheen over een tot dan toe min of meer onbekende misdaadkoning. Dat was allemaal gestuurd door de politie, die een theorie had over de grootste misdaadbaas die er ooit in Nederland was geweest. Journalisten van de Haagsche Courant, NRC en Parool namen dat klakkeloos over, zonder enig commentaar te vragen. Bruinsma was razend, want er stonden enkele aantoonbare onjuistheden in en hij zocht een uitlaatklep voor zijn verhaal. Dat was zeer tegen de zin van zijn advocaten en de andere leden van zijn misdaadbende, maar hij hield voet bij stuk. Zelf was ik al een tijd bezig met een stuk over hem, maar ik stuitte in mijn contacten op zoveel tegenstrijdigheden dat een goed verhaal onmogelijk was. Ik ben toen gebeld door een persfotograaf, die wel eens meer bemiddeld had met een contact naar de onderwereld, en die vroeg of ik Bruinsma wilde spreken.’

Toen ben jij hard gaan nadenken of je dit wel zou moeten doen.

‘Nee, ik heb geen seconde getwijfeld. Mijn taak is verslaggeven en als ik de kans dan krijg om een dergelijk fenomeen te ontmoeten, dan doe ik dat onvoorwaardelijk.’

Hoe ging dat in z’n werk?

‘Ik ben naar het Hilton in Amsterdam gegaan. Achteraf ironisch omdat het slechts een paar passen verwijderd is van de plek waar hij later gestorven is. Daar werd ik opgewacht door de tussenpersoon. Hij nam me mee naar het hotel. Achter in de hal stond een man in een prachtig Italiaans kostuum. Hij stak zijn hand uit en zei: Klaas Bruinsma.’

Wat was je eerste indruk van hem?

‘Een erg charmante man, en dat klopte ook. Hij wilde graag charmant zijn, wilde mensen overtuigen en had daar het charisma voor. Hij had weinig verstand van politiek, maar hij had alles in zich om een goede lijstrekker te zijn van de LPF. Hij had zeker veel stemmen getrokken.’

En hij had het charisma om de journalist Voskuil te gebruiken om een beter podium voor hem te creëren.

‘Ja, Bruinsma had daar wel bepaalde ideeën over. Het is ook iets dat me later wel kwalijk genomen is. Hij had het eerst bij Vrij Nederland geprobeerd, maar daar wilden ze kunnen schrijven en publiceren zonder dat hij er iets over te zeggen had. Toen is hij bij mij terechtgekomen en we zijn het eens geworden over de zeer ongebruikelijke formule in de journalistiek dat hij alles mocht schrappen wat hij wilde. Dat lijkt op vloeken in de kerk, maar ik heb dat vele malen gedaan in mijn carrière. Ik ben nou eenmaal een etter, als er echt iets veranderd moet worden. Zo ging dat ook bij Bruinsma. Hij wilde vaak dingen veranderen, maar door het spel dat we dan speelden, werd het uiteindelijke artikel nog scherper.’

Toch heeft Bart Middelburg, de auteur van het boek over Bruinsma, jou verweten dat je gemanipuleerd werd door de onderwereld.

‘Dat heeft hij gezegd, maar dezelfde Middelburg heeft een boek geschreven over Thea Moear, medeoprichtster van de Bruinsma-groep en dat heeft hij rechtstreeks uit haar mond opgetekend. Geurt Roos, één van de lijfwachten van Bruinsma, was één van zijn grootste informanten voor zijn boekje De Dominee. Mede daardoor staan er erg veel fouten in dat boek. Kijk, je moet spreken met de mensen die het betreft, anders laat je altijd maar één kant van de medaille zien.’

Dat kan, maar dat zegt nog niks over de vraag of jij je wel of niet, bewust of onbewust, hebt laten manipuleren.

‘Natuurlijk ben ik voor een gedeelte ingepakt en ik snapte zijn belang daarbij ook wel. Maar voor de Nieuwe Revu was het een unieke gelegenheid om een portret te maken van, op dat moment, de grootste misdaadkoning van Nederland. Wanneer krijg je als journalist nou zo’n gelegenheid? Ik heb de man dagen kunnen volgen en kwam heel veel van hem te weten. Het verhaal ging daardoor een heel andere kant op dan hij aanvankelijk in zijn hoofd had. Ik ben nog steeds trots op wat dat ik toen geschreven heb.’

Je noemt ‘m charmant. Maar hij was toch een man met ook een duistere kant. Ben je ooit bang van hem geweest?

‘Nee… Nou, er is één moment dat ik dat wel even geweest ben. Dat was die laatste avond bij Yab Yum waar ik het over had. We stonden te wachten op de parkeerplaats op de auto. Hij was boos op zijn lijfwachten en hij sloeg die grote kerels ook. Op een gegeven moment pakt hij opeens zijn pistool uit z’n holster en toen merkte ik dat ik een stapje terug deed. Maar ik moest direct lachen om mezelf: een stapje terug bij een vuurwapen!’

Hoe ver mag je als journalist gaan? Je hebt Bruinsma zelfs thuis ontvangen.

‘Ja, hij is een keer wezen eten. Kwam hij aanzetten met een veel te grote bos bloemen, nog een lelijke bos ook. Toen hebben we hier met het hele gezin genoten van een heerlijke maaltijd en lekkere wijn!’

Dat gaat ver. Zoiets moet toch een enorme impact hebben op je gezin?

‘In zekere zin. Bruinsma wilde altijd en overal iedereen voor zich winnen en dat deed hij ook die avond. Onze zoon Koen, toen een jaar of dertien, was gek van auto’s en Klaas beloofde hem onmiddellijk een ritje in één van zijn Ferrari’s. Koen was direct verkocht. Maar wat mij het meest is bijgebleven is een politieke discussie. Bruinsma leed natuurlijk aan grootheidswaan en dacht dat hij overal verstand van had. Ik weet nog dat ik heerlijk achterover geleund heb zitten genieten hoe mijn vrouw en mijn dochter Martine hem politiek even de oren wasten. Geweldig!’

De manier waarop je met Bruinsma bent opgetrokken, is dat nou de ultieme manier van onderzoeksjournalistiek?

‘Nee, juist niet. Dat was niet meer en minder dan verslaggeving. Ik deed verslag van wat ik zag en meemaakte met hem. Onderzoeksjournalistiek gaat veel meer over graven en spitten. En in de meeste gevallen geldt dan het principe ‘zoek de bron van het geld.’

En met onderzoeksjournalistiek heb jij je jarenlang beziggehouden, bij Nieuwe Revu.

‘Klopt, ik verkeerde in de gelukkige omstandigheden dat ik in vaste dienst werkte en daarom alle gelegenheid kreeg om diepgravende onderzoeken te doen. Het is en blijft de opdracht aan de journalistiek om ook de controletaak goed uit te voeren. Kamerleden hebben deze taak ook binnen het parlement, maar je ziet het gebrek aan echte controle omdat er te weinig geld en mensen mee gemoeid zijn. Onbegrijpelijk, het is tenslotte de kern van onze democratie. Ik zou ook het liefst zien dat Kamerleden drie eigen medewerkers in dienst zouden hebben. Dan zouden ze hun controlerende taak veel beter kunnen uitoefenen. Te vaak blijft het nu steken in oppervlakkige kritiek. Kamerleden reageren vaak op berichten uit de media, omdat er geen tijd, geld en mensen worden vrijgemaakt om dingen goed uit te zoeken. Ik ben een groot voorstander van subsidies om onderzoeksjournalistieke projecten te kunnen uitvoeren in ons te kleine taalgebied. Voor uitgeverijen is het veel te kostbaar geworden om echte onderzoeksjournalistiek te betalen. Voor freelancers is het al helemaal niet haalbaar meer. Ik kan me een publicatie herinneren bij Revu die ongeveer twee ton in guldens heeft gekost. Dat hebben ze er met hun oplage echt niet uitgehaald. Maar het gebeurde gewoon. Men zag het belang.’

Zijn er wat jou betreft grenzen waar een (onderzoeks)journalist zich aan moet houden?

‘Het doel van de journalistiek is de waarheid boven water halen en dan zijn er wat mij betreft best grenzen. Maar daar stap ik overheen, om vervolgens weer een stapje terug te doen. Ik heb in de periode dat Nederland in de ban was van de OGEM-affaire, samen met enkele collega’s ingebroken in een Rotterdams kantoor waar de administratie van het ter ziele gegane bedrijf zich bevond. Via de klusjesman werden we getipt hoe we binnen moesten komen en daar troffen in een kelder de complete boekhouding aan. We hebben die nacht via een koerier een kopieerapparaat laten komen en alles kunnen kopiëren. Dat kan als journalist. Ik heb er in ieder geval geen seconde spijt van gehad.’

Maar het wordt ook moeilijker omdat bedrijven een nieuwe tactiek hanteren. Ze procederen hun slachtoffers kapot, ongeacht de kans op winst. De Tribune publiceerde ooit een verhaal over Henk Koop. De man is overal in het ongelijk gesteld, maar het heeft de SP handenvol geld gekost aan advocatenrekeningen.

‘Zeker, dat maakt het er niet makkelijker op. Ik ken het dossier. Het was natuurlijk moedig en heel goed van de SP om Koop, die later dubieuze bekendheid kreeg voor zijn aandeel in de bouwfraude, als eerste hard aan te pakken. Maar ik moet ook eerlijk zijn en zeggen dat het allemaal ook niet even handig was opgeschreven. Dan loop je wel risico’s. Als onderzoeksjournalist moet je echt graven en spitten. Elke vorm van suggestie kan je op een proces komen te staan. Dat moet je natuurlijk zien te vermijden.’

Zoals bij de jou veel gestelde vraag of je in je Bruinsma-periode ook Mabel Wisse Smit ontmoet hebt?

‘Ja precies. Klaas had, naast de Neeltje Jacoba, nog een ander jacht, de Amsterdamned. Daarmee deed hij vaak mee aan zeilwedstrijden, die hij ook altijd won. Behalve die ene keer toen ik aan boord was en Bruinsma zelf aan het roer stond. Wat ik me van die dag kan herinneren, was dat er twee blonde meisjes aan boord waren. Ze hielden zich een beetje bezig met het rondbrengen van, overigens heerlijke, broodjes paling en zalm. Als ik nou heel goed nadenk en terugga naar die dag zou ik kunnen antwoorden: het zou goed kunnen zijn dat één van die meisjes Mabel is geweest en dat ik haar in de aanwezigheid van topcrimineel Klaas Bruinsma heb gezien. Het zou kunnen, meer niet. Maar het blijft suggestie.’

Over de SP. Je bent al jarenlang adviseur. Hoe is dat gekomen?

‘Ik was bezig met een aantal milieuartikelen en had al veel contact met Remi Poppe. Daarom kwam ik ook regelmatig op het hoofdkantoor in Rotterdam. Op een dag kwam er een mij onbekende kalende meneer op mij af. Hij zei: Dag, ik ben Jan Marijnissen, ik ben de voorzitter. Heb jij heel even tijd? We zijn de kroeg ingedoken en hebben meer dan twee uur zitten kletsen. Tijdens dat gesprek vroeg Jan mij wat ik van de partij vond. Ik zei ’m dat ik het een goeie club vond die veel goede dingen deed. Maar dat het probleem was dat niemand dat wist. Tijdens die sessie hebben we bijvoorbeeld het begrip Milieualarmlijn verzonnen. Die is later nog geopend door Freek de Jonge. Later ben ik veel met Tiny Kox, Jan en Remi gaan nadenken over een nieuwe stijl. Ik vond dat de SP wel wat vaker zichzelf op de borst mocht kloppen over alles wat ze deed.’

De harde onderzoeksjournalist Bert Voskuil heeft ook een heel andere kant. Je bent vrijwilliger bij de Zonnebloem en de opbrengst van je boek ‘Dakloos’ is geheel ten goede gekomen aan het Leger des Heils in Haarlem.

‘Soms duik je te erg in een verhaal. Er was hier in Haarlem ooit een moordpartij op een weduwe door een aantal daklozen. Daar heb ik een artikel over geschreven. Ik heb er ongelooflijk veel tijd aan besteed. Ik ben bij ze gaan slapen om vertrouwen te winnen. Het werd ook wel een goed artikel maar ik heb er veel te veel tijd in gestoken. Het resultaat was wel dat ik erg doordrongen raakte van de wereld van daklozen. Ik vind het ook echt een grote schande dat we hier in Nederland zo gewend zijn geraakt aan daklozen dat we er met z’n allen soepel over heen stappen. Het enige dat we doen is de krijtstrepen broek of de hoge hak iets hoger optillen, of een straatkrantje kopen als zo’n dakloze echt in de weg staat. Het is toch een godsschande dat in een beschaafd land als Nederland deze groep nog steeds groeit. Ik ga direct mee met de voorspelling van Agnes Kant dat we nog in deze regeringsperiode van Balkenende de fatale grens van honderdduizend daklozen gaan overschrijden.’

Zie jij de oplossing?

‘Met het comité Onderdak, waar Agnes en ik deel van uitmaken, hebben we een prachtig rapport ingediend. Het is gemaakt op basis van een enquête onder elke instantie in Nederland die iets met daklozen te maken heeft. De uitkomst was, dat we met een bedrag van ruim tweehonderd miljoen geen daklozenprobleem meer zouden hebben. Het plan kreeg veel bijval en sympathie, maar sneuvelde vervolgens onder de bezuinigingswoede van dit kabinet. Ik vind ook echt dat het christendom van Jan Peter Balkenende op dit punt in ieder geval weinig voorstelt.’

Bert Voskuil (60) werkte als journalist bij het weekblad Nieuwe Revu. Ook is hij al jaren adviseur van de SP. Naast zijn werk als journalist schreef hij diverse boeken, waaronder Dakloos, Criminele vrouwen, Tien Moordenaars en Marco van Basten. Zijn voetballeven.

Inhoud