publicatie

Spanning april 2009 :: Muggen lobbyen niet

Spanning, april 2009

Muggen lobbyen niet

Tekst: Erik Wesselius (mede-oprichter van lobby-waakhond Corporate Europe Observatory (CEO))

Muggen lobbyen niet, tabaksfabrikanten wel. Longkanker is dan ook veel moeilijker uit te bannen dan malaria, zo concludeerde een expertgroep van de Wereldgezondheidsorganisatie ongeveer tien jaar geleden.

In Brussel zwermen ruim 15.000 lobbyisten als muggen door de achterkamertjes en wandelgangen van de Europese instellingen. Meer dan tweederde van die lobbyisten werkt voor het bedrijfsleven, en maar tien procent voor maatschappelijke organisaties en vakbonden. Deze overmacht van bedrijfslobbyisten leidt tot een onacceptabel grote invloed van het bedrijfsleven op de Europese besluitvorming.

Zo lukte het de chemische industrie een paar jaar terug een voorstel om gevaarlijke chemicaliën zoveel mogelijk te weren van de Europese markt op belangrijke punten af te zwakken. Volgens Brusselse insiders was dit de grootste lobbycampagne in de geschiedenis van de Europese Unie. De chemielobby beweerde dat de chemicaliënrichtlijn miljoenen banen op de tocht zou zetten. Politici in landen met een grote chemische industrie bleken erg gevoelig voor dit ‘argument’, zelfs toen onafhankelijk onderzoek aantoonde dat er niets van die cijfers klopte. Natuurlijk hebben milieuorganisaties ook hard gelobbyd en actie gevoerd. Maar uiteindelijk was de overmacht van de chemielobby te groot en werd de chemicaliënrichtlijn op allerlei punten afgezwakt en uitgekleed. Ook nu nog, in de uitvoeringsfase van de richtlijn, is de chemische industrie bezig om de richtlijn verder uit te hollen. Zulke uitputtingsslagen (deze lobbycampagne begon al in 2000!) zijn voor maatschappelijke organisaties bijna niet vol te houden. Voor bedrijven staan er vaak grote economische belangen op het spel en zij kunnen het zich permitteren om over een periode van tien jaar of langer lobbyisten fulltime aan zo’n klus te zetten.

Autolobby

Een ander voorbeeld is de lobby van de autoindustrie tegen Europese maatregelen om de efficiëntie van automotoren te verhogen en daarmee de uitstoot van broeikasgassen door personenauto’s terug te dringen. De autoindustrie had voor de campagne meer dan honderd lobbyisten achter de hand, tegen minder dan tien aan de kant van de milieubeweging. Het lukte de autolobby om de norm voor CO2-uitstoot met 25 procent af te zwakken en de invoeringsdatum twee jaar uit te stellen. In 2007 kregen Daimler, Mercedes Benz en Porsche hiervoor de Worst EU Lobbying Award – de prijs voor de meest foute Europese lobbycampagne van het jaar 2007. En op dit moment bedelen diezelfde autofabrikanten bij de regeringen van de Europese lidstaten om overheidssteun vanwege de economische crisis.

Ook de financiële dienstensector – banken, verzekeraars, hedgefondsen, enzovoorts – heeft de afgelopen jaren grote invloed kunnen uitoefenen op de financiële regelgeving op Europees niveau. In de Verenigde Staten, waar lobbyisten ieder kwartaal gegevens over hun activiteiten openbaar moeten maken, is berekend dat de financiële sector tussen 1998 en 2008 3,3 miljard dollar heeft uitgegeven aan lobbyen. In 2007 waren er in Washington DC voor deze bedrijfstak ruim 3000 lobbyisten geregistreerd! Het belangrijkste doel van dit lobbylegioen: zo min mogelijk regulering van de financiële sector.

Financiële lobby

In de VS is de omvang van de financiële lobby veel beter in kaart te brengen dan in de Europese Unie. Maar er is geen twijfel mogelijk over de omvang en de invloed van de financiële lobby in de EU. Zelfs de ultraliberale opvolger van Bolkestein, de Ierse eurocommissaris Charlie McCreevy, zei in februari dit jaar: “We moeten ons niet in de tang laten nemen door de lobbyist met het meeste geld of het mooiste verhaal. We moeten ons ervan bewust zijn dat veel van die lobbyisten nog maar kort geleden Europese beleidsmakers hebben weten over te halen om allerlei ontsnappingsclausules en uitzonderingen in wetgeving in te bouwen. Dit heeft geleid tot de economische crisis waar we nu middenin zitten, en de belastingbetaler moet nu de rekening betalen.”

Dat is een stevige uitspraak, maar McCreevy heeft boter op zijn hoofd en het lijkt erop dat hij zich hiermee vrij probeert te pleiten. Een jaar geleden tapte hij voor een groep Ierse bankiers namelijk uit een heel ander vaatje: “Anderhalf jaar geleden moest ik bijna naar een keel-, neus- en oorspecialist omdat ik bang was dat mijn trommelvliezen beschadigd waren door het legertje pro-reguleringslobbyisten die me alsmaar probeerden over te halen om investeringsmaatschappijen, hedgefondsen en staatsfondsen ‘aan te pakken’ om vermeende schade aan de Europese economie te voorkomen. Ik heb me tegen die druk verzet – zoals ik me op allerlei terreinen tegen de druk voor meer regulering heb verzet. En wat ben ik blij dat ik dat heb gedaan!”

Dit voorbeeld laat zien dat lobbyisten alleen succes kunnen hebben als ze bij beleidsmakers een gewillig oor vinden. Bij Eurocommissaris McCreevy zat dat tot voor kort wel goed. In het Europees Parlement moest de financiële lobby iets meer inspanningen leveren. In mei 2000 werd het informele European Parliament Financial Services Forum (EPFSF) opgericht “om een dialoog op gang te brengen tussen het Europees Parlement en de financiële dienstenindustrie”. Volgens de website van het EPFSF wordt het Forum bestuurd door een ‘stuurgroep’ van dertien europarlementariërs – waaronder Ieke van der Burg (PvdA) en Sophie in’t Veld (D66) – en een vier keer zo groot (!) ‘industriecomité’ met vertegenwoordigers van alle ter zake doende bedrijven en sectororganisaties uit de financiële dienstensector.

Volgens de website van het EPFSF “lobbyt het Forum niet”. Dat mag formeel misschien waar zijn, maar de vijftig leden van ‘industriecomité’ van het forum lobbyen natuurlijk wel degelijk. Het secretariaat van het EPFSF wordt gevoerd vanuit het kantoor van de European Banking Federation. De leden van het industrie-comité dragen de volledige kosten voor het EPFSF en schrijven ‘EPFSF position papers’ die worden besproken tijdens de door het Forum in Straatsburg georganiseerde lunches. Op die manier kan de financiële lobby haar voorstellen bij de europarlementariërs in de week zetten zodat de ‘hoofdwas’ in de parlementscommissie voor economische zaken een beter resultaat geeft.

Ongezonde invloed

Deze voorbeelden laten zien dat het bedrijfsleven in de huidige Brusselse lobbypraktijk vaak een ongezond grote invloed heeft op de Europese besluitvorming. Op zich is het nuttig dat volksvertegenwoordigers en beleidsmakers regelmatig contact hebben met verschillende belangengroepen, zowel uit het bedrijfsleven als uit de non-profithoek. Maar de politiek moet erop letten dat alle belangen gelijkwaardig aan bod komen en zij moet ervoor waken niet volledig afhankelijk te worden van de gekleurde informatie die zij van lobbyisten krijgt.

Er wordt al jaren gepraat over de grote invloed van lobbyisten in Brussel. Vorig jaar heeft de Europese Commissie een lobbyregister ingevoerd. Jammer genoeg is dit register volstrekt ontoereikend: registratie is op vrijwillige basis, er staan geen namen van lobbyisten in het register, en goede financiële informatie ontbreekt.

Het Europees Parlement heeft vorig jaar in een resolutie aangegeven dat er nog vóór de Europese verkiezingen van dit jaar een gezamenlijk lobbyregister voor alle Europese instellingen moet komen. Dat register zou een verplicht karakter moeten hebben en het zou de namen van individuele lobbyisten en relevante financiële informatie moeten bevatten.

Helaas is de uitvoering van deze resolutie uitbesteed aan een kleine werkgroep, met vanuit het Europees Parlement alleen een vertegenwoordiging van de drie grootste groepen – de christen-democraten, de sociaal-democraten en de liberalen. In de werkgroep ontbreekt de politieke wil om het Brusselse lobbycircuit serieus aan te pakken. Ik verwacht dat de werkgroep in april met een paar voorstellen komt die zullen worden gepresenteerd als een vooruitgang, maar die de rust in het lobbyparadijs niet zullen verstoren.

Yes we can!

Dit is het verkeerde signaal naar de lobbyisten van het bedrijfsleven, die voorlopig op de oude voet door kunnen blijven gaan om vanuit de schaduw de Europese politiek te beïnvloeden. Het is ook een verkeerd signaal naar de kiezers, die niet zullen begrijpen dat de chemielobby, de autolobby en de bankenlobby ongecontroleerd hun gang mogen blijven gaan.

Progressieve Europese politiek is onmogelijk zolang lobbyisten vrijwel ongecontroleerd bedrijfsbelangen mogen blijven behartigen en europarlementariërs en Commissie-ambtenaren beter naar de lobbyisten luisteren dan naar de Europese burgers. Voor progressieve krachten is er dus werk aan de winkel. Stel bij de grote partijen de politieke onwil aan de kaak om lobbyisten aan regels te onderwerpen en zorg ervoor dat die regels er in de komende zittingsperiode van het Europees Parlement ook echt komen en worden uitgevoerd. Want waarom niet ook hier: Yes we can!

Meer informatie? www.corporateeurope.org