publicatie

Spanning, juni 2005 :: het rijke rooie leven, deel 6: Eenheid

Spanning • juni 2005

Het rijke rooie leven - deel 6

Eenheid

In ‘Een Ander Nederland’ (www.eenandernederland.nl) probeert een aantal Kamerleden van SP, GroenLinks en PvdA hun partijen voor te bereiden op een mogelijke samenwerking bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 en de landelijke verkiezingen van 2007. Het doel van dit initiatief is uiterst bescheiden: we willen voorkomen dat, als deze partijen lokaal of nationaal een meerderheid halen, een links college of kabinet bij voorbaat onmogelijk is. Het socialisme in Nederland kent een lange traditie van scheiden en scheuren. Hoe komt het toch dat linkse mensen elkaar zo de politieke maat nemen?

Vorige maand bleek hoe Troelstra, de leider van de Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP), na de invoering van het algemeen kiesrecht hoopte op een sociaal-democratische meerderheid, maar moest toezien hoe veel arbeiders op christelijke partijen stemden. Ook onder linkse kiezers bleek de SDAP niet het alleenrecht te hebben: bij de eerste algemene verkiezingen in 1918 waren er ook zetels voor de Bond van Christen-Socialisten, de Socialistische Partij (!) en de Communistische Partij Holland (CPH). Bovendien kregen linkse partijen te maken met afsplitsingen, zoals in 1926 de CPH, toen de Groep Wijnkoop uittrad, en in 1932 de SDAP, toen de Onafhankelijke Socialistische Partij werd opgericht. Tussen al deze partijenstrijd door bewogen zich nog individuele socialisten, zoals Henk Sneevliet, die in 1933 met zijn eigen Revolutionair-Socialistische Partij in de Kamer kwam.

‘Ik beschuldig’

Begin februari 1933 brak een muiterij uit op het pantserschip De Zeven Provinciën, een marineschip in Nederlands-Indië. De bemanning kwam in opstand tegen loonverlagingen. Tevens klaagde men het onderscheid aan dat werd gemaakt tussen Nederlandse en inlandse mariniers. De muiterij werd op 8 februari met een vliegtuigbombardement bloedig beëindigd, waarna de overlevenden zwaar werden gestraft. Sneevliet vergeleek in een manifest de muiterij met de opstand op het tsaristische marineschip Potemkin in 1905, die werd gezien als een begin van de Russische Revolutie, waarna hij werd gearresteerd en in de gevangenis belandde.

In 1928 was Sneevliet uit de CPH getreden en had hij zijn eigen Revolutionair-Socialistische Partij (RSP) opgericht, die bij de verkiezingen van 1929 onder de kiesdrempel bleef. In 1933 echter wist de partij met de leus ‘Kies Sneevliet van de cel in de Kamer’ de aandacht op zich te vestigen. Tijdens protestbijeenkomsten werden vergelijkingen gemaakt met Domela Nieuwenhuis, die vijfenveertig jaar eerder eveneens via de gevangenis in de Kamerbankjes was gekomen. Op de verkiezingsposter riep Sneevliet een ‘Ik beschuldig’ uit over het bloedige neerslaan van de muiterij op De Zeven Provinciën. Op 23 april werd deze beroepsrevolutionair daadwerkelijk in de Tweede Kamer gekozen.

Henk Sneevliet (1883-1942) was geboren in Rotterdam, als zoon van een Brabantse sigarenmaker. Toen hij nog jong was stierf zijn moeder aan tbc, waarna hij bij familie werd ondergebracht. Sneevliet ging werken als spoorbeambte in Zwolle, waar hij gemeenteraadslid werd voor de SDAP en voorzitter van een aan de NVV verbonden spoorvakbond. Toen de partij en de vakbond in 1911 echter weigerden om een spontane zeeliedenstaking te steunen, trad hij af. Daarmee koos Sneevliet voor een leven als activist, boven dat van bestuurder. Biograaf Fritjof Tichelman roemt in Henk Sneevliet. Een politieke biografie (1974) zijn ‘buitengewone vermogen om anderen te enthousiasmeren en op de been te houden’. Sneevliet kreeg uit drie huwelijken twee stiefdochters en twee zonen, Pim en Pam, die respectievelijk in 1932 en 1937 zelfmoord pleegden.

Internationaal activisme

Niet alleen omdat ook hij vanuit de cel in de Kamer werd gekozen lijkt Sneevliet op Domela Nieuwenhuis, maar ook omdat hij een rol heeft gespeeld in de internationale ontwikkeling van het socialisme. Na zijn teleurstelling over de sociaal-democratische SDAP en de gematigde vakbond NVV vertrok Sneevliet naar Nederlands-Indië, waar hij zich ging inzetten voor de politieke emancipatie van de Indische bevolking. Hij ging onder meer stukken schrijven voor Het Vrije Woord en was in 1914 één van de oprichters en eerste leider van de Indische Sociaal-Democratische Vereeniging, vanaf 1920 de Partai Komunis Indonesia genoemd (op de afbeelding zit Sneevliet te midden van leden van de Vereeniging, met Het Vrije Woord in zijn handen). Toen in 1918 de Russische Revolutie uitbrak, en Troelstra ook in Nederland een revolutie aankondigde, probeerde het koloniaal bestuur de gemoederen te sussen. Een van de maatregelen was om Sneevliet naar Nederland terug te sturen. Deze gedwongen terugkeer maakte echter geen einde aan Sneevliet’s internationale ambities. Zijn antikoloniaal activisme had de aandacht getrokken van de Russische communisten, die hem in 1920 op missie stuurden naar Oost-Azië. Hij moest de mogelijkheden gaan onderzoeken van een communistische beweging in China. Hier trof hij kleine groepjes geïsoleerde intellectuelen aan, die weinig politieke invloed hadden. In Nederlands-Indië had Sneevliet geprobeerd de invloed van de socialisten te vergroten door contacten te leggen met moslimorganisaties, die ook meer onafhankelijkheid wilden van Nederland. In China probeerde hij de communisten te laten samenwerken met de veel grotere Kuo min tang, een nationalistische beweging die ook streed tegen de invloed van westerse landen. De samenwerking die Sneevliet internationaal predikte, bleek in Nederland echter onuitvoerbaar.

Nationale onmacht

Toen Sneevliet in 1924 opnieuw in Nederland kwam, stond de CPH op het punt van ontploffen. Een deel zag zichzelf als een verlengstuk van de Russische communisten, die een wereldrevolutie wilden ontketenen en daartoe de grote vakverenigingen voor zich wilde winnen, zoals in Nederland de NVV. Daarnaast waren er leden die vooral een antwoord wilden vinden op problemen van de arbeiders in Nederland, die op dat moment hard werden getroffen door een economische crisis, en die vooral heil verwachtten van kleine en radicale vakbonden als de NAS (zie Spanning van april). Sneevliet wist veel socialisten in Nederland te boeien met romantische verhalen over zijn koloniale strijd in Nederlands-Indië en zijn ontmoetingen met Russische communisten, maar kreeg weinig gehoor bij de communistische partijleiders. Daarop besloot hij in 1928 de verdeelde CPH te verlaten en een nieuwe socialistische beweging te beginnen. Na zijn teleurstellende ervaringen met sociaal-democraten en communisten probeerde Sneevliet buiten deze partijen om alsnog socialistische eenheid te creëren. In de praktijk leidden zijn bemoeienissen echter tot nog meer sektarisme. De NAS, waarvan hij voorzitter werd, was met gemiddeld zo’n 15.000 leden een weliswaar actieve, maar kleine vakbond. De zetel die hij met de RSP veroverde in 1933, het jaar dat in Duitsland Hitler aan de macht kwam, ging in 1937 alweer verloren. De enige eenheid die Sneevliet wist te bewerkstelligen was in 1935 een fusie met de nóg kleinere Onafhankelijke Socialistische Partij, tot een nieuwe Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij, maar na teleurstellende verkiezingen dat jaar voor provincies en gemeenten viel ook deze club weer uiteen. Voor de zelfverklaarde wereldrevolutionair Sneevliet moet dit politiek provincialisme onuitstaanbaar zijn geweest. Een heldenrol was voor hem pas weggelegd toen met de Duitse inval in 1940 de internationale politiek ons land binnendrong en Sneevliet een illegale Marx-Lenin-Luxemburg-Front oprichtte. In maart 1942 werd hij door de Duitsers opgepakt en met zes kameraden op de Leusdenerheide gefusilleerd.

Wat revolutionairen als Sneevliet vooral opbrak, was – denk ik – een gebrek aan praktisch succes. Doordat de weerklank in de samenleving voor hun inspanningen gering bleef, richtte het verzet zich naar binnen, waar altijd wel persoonlijke vetes waren uit te vechten. Ook voor de veel grotere SDAP bleef nationaal succes uit. Wel konden haar succesvolle wethouders lokaal iets van de hooggespannen verwachtingen waarmaken. Volgende keer zullen we zien hoe het wethouderssocialisme van Drees en De Miranda de weg vrijmaakte voor landelijke bestuurlijke verantwoordelijkheid voor sociaal-democraten na de Tweede Wereldoorlog.

Inhoud